De gevelreiniger en anderen : gedichten
Arjen Duinker
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Querido, 2009 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : DUIN |
31/12/2009
Buurtkinderen, zo heet de nieuwe poëziebundel van de Nederlandse dichter Arjen Duinker. De titel staat in vier kleuren (wit, oranje, rood en blauw) op het omslag van de bundel en de letters lijken wel te dansen. Buurtkinderen is een erg omvangrijke bundel van meer dan tweehonderd pagina's en bevat een aantal lange gedichten. Voor wie vertrouwd is met het werk van Duinker vertellen deze ogenschijnlijke details ? lengte van de gedichten, dikte van de bundel, fascinatie voor kleur ? reeds veel, zo niet alles over zijn poëzie en zijn poëtica. Veelheid en kleur zijn geen bijkomstigheden in de poëzie van Duinker. Ze zijn er misschien wel de 'essentie' van, al is dat een woord dat hijzelf niet zo op prijs zou stellen. Laat mij het daarom vervangen door 'dynamiek'. De titel van de bundel roept het beeld op van spelende en joelende kinderen, en in de talrijke multiculturele buurten die onze steden kennen, van kleur en diversiteit. Geen toeval dat er in de gedichten van Duinker veel namen opduiken: "Moui Lalla, Fattah, Touria, M'hammed, Azzedine..." in 'Paardenkracht' en Shane, Luis, Johannes, Gerda, Fluitje, Eltjo in 'Leve God, zei Luis nog net'. Het zijn wellicht mensen uit de buurt. Maar in sommige gedichten lijkt de hele geschiedenis tot de 'buurt' van de dichter te behoren. Hij komt dan ook tot de logische conclusie: "Delft is het centrum van de wereld / En toevallig wonen wij daar." In het gedicht 'Karine Martel schrijft (verkorte versie)' duiken even onverwacht en toch probleemloos de dichter Walt Whitman, de componist Claudio Monteverdi, de schilder Johannes Vermeer, de acteur Lee Marvin, de F1-piloot Ayrton Senna en de Arabische zangeres Oum Kalthoum op. Karine Martel is dan weer de naam van de Franse dichteres waarmee Duinker in 2006 de bundel En dat? Oneindig schreef. Die poëtische samenwerkingen zijn evenmin toevalligheden in het oeuvre van Duinker. Ze zijn een uitdrukking van de veelstemmigheid van zijn poëzie.
Die toont zich daarnaast vaak in de letterlijke aanwezigheid van twee stemmen in een gedicht, verdeeld over twee kolommen. Ook de gedichten die Duinker in andere talen (Engels, Spaans) schrijft, zijn voorbeelden van die 'meerstemmigheid'. Het is druk in de gedichten van Duinker en de dichter laat alles gebeuren.
Veelheid, meerstemmigheid, diversiteit: dat is het materiaal waaruit de werkelijkheid is opgebouwd. Over die veelheid gaat de poëzie van Duinker, en over de onwil van de dichter om daar iets aan te veranderen. De dichter weigert die veelheid te reduceren of te abstraheren, laat staan dat hij in een platonische gestus de transcendente wereld van de ideeën en de begrippen zou verkiezen: "Ik denk dat we sommen moeten maken / En de uitkomst vergeten." De poëzie van Duinker maakt sommen, maar telt niet op. Geen uitkomst, geen conclusie, geen definitief resultaat, geen sluitende betekenis. De gedichten zijn open verzamelingen, het zijn affirmaties van al wat is. Daarom zijn Duinkers belangrijkste retorische middelen de opsomming, de nevenschikking en de herhaling van syntactische structuren. De waarheid zit in de opsomming en de nevenschikking, niet in de conclusie die eruit getrokken zou kunnen worden. De blik van Duinker is geen blik achter de dingen, geen blik die de dingen dwingt hun geheim prijs te geven. Deze dichter wordt niet aangesproken door het onzichtbare achter de dingen: "Het mysterie spreekt niet tegen me, / De mystiek spreekt niet tegen me / En de metafysica ook niet." Het gaat in Duinkers poëzie om de "cadeautjes van het oppervlak". What you see is what you get: "De ogen willen geen geheimen / En zijn niet op zoek naar geheimen. / Omdat ze volstrekt geen geheimen nodig hebben / Zoeken ze verborgen geheimen al helemaal niet!" Zoals God naar Zijn Schepping keek ? het licht, het water, het uitspansel, de dieren... ? en alles goed vond, zo ook kijkt de dichter om zich heen en vindt goed wat er gebeurt:
Het is goed
Je hebt je werk gedaan, tuinman.
En jij ook, honderdjarige kapitein,
Ook jij, verzorger van zieken, deed je werk.
Wees er tevreden over, wees er blij om,
Rust uit en begin opnieuw.
Met dit gedicht, dat de titel 'Een gedicht' meekreeg, opent de bundel. Het kan dus gelezen worden als een ars poetica. Verwoordt Duinkers hier zijn poëtische gestus? De soevereine dichterlijke affirmatie dat het bestaande is wat het is en dat het zo goed is? Die vraag brengt ons bij de crux van Duinkers poëzie. Duinker kijkt niet naar binnen, maar naar buiten. Zijn poëzie is niet alleen een weigering van de veralgemening en de gedachte, maar ook van de lyrische ontboezeming, van de expressie van de persoonlijke emotie: "Struikelen over de schillen van je ziel kan altijd nog / Ga liever achter de bedenksels van je oren aan / En luister naar het gezoem in de bergen / En luister naar het geschreeuw op de vlakte" De poëzie van Duinker roept wel vaker op om te luisteren. De versregels "Luister / Luister goed" structureren als een muzikaal motief het lange gedicht 'Kooltjes'. Geen toeval dat de bundel sluit met 'Gedicht met trompet'. Trompetgeschal voor het bestaande, lofzang op de dingen!
"Het is druk in de gedichten van Duinker en de dichter laat alles gebeuren", schreef ik hoger. Maar klopt dat wel? Duinker observeert niet en registreert niet zonder meer. Hij loopt niet met een notaboekje door de werkelijkheid om de dingen op te schrijven die hij ziet, ruikt en hoort. De 'dingen' mogen dan wel een centrale plaats in zijn werk innemen, ze ontstaan pas in het gedicht als het resultaat van een opmerkelijke retorische machinerie. Om de dingen terug te geven aan hun "oppervlak" moet de dichter ze uit hun dagelijkse geschiedenis losmaken, zelfs uit hun zintuiglijke perceptie: "Het is goed om dit te voelen, / Het is verrukkelijk om dit te voelen / Maar met welke zintuigen?" In het gedicht zelf, in de act van het schrijven, worden nieuwe zintuigen gecreëerd die vreemde, fascinerende, soms onbegrijpelijke en gratuite verbanden leggen tussen de dingen, zoals in het gedicht 'Geel naar de bekende weg':
Zware mist, is er misschien
Een kans dat je de temperaturen
Omtovert tot een stoel
Of een stel verbluffende roeispanen?
Ook al ben ik niet van plan
Ze te gaan gebruiken, tenminste
Niet om me te verdedigen?
In een interview verwoordt de dichter het zo: "Het heeft met ritme te maken, met klank, elk woord op zich, met verzamelingen en tegenstellingen, met grootheden en details, met hoeveelheden klinkers en medeklinkers, met nadruk en onnadrukkelijkheid, met het gebruikelijke en het ongebruikelijke. Dit alles met het oog op goede en heldere regels, voor mijn part merkwaardige regels." En toch gaat het in de poëzie van Duinker ook om iets wat deze ogenschijnlijk formele categorieën overstijgt. In het laatste gedicht van de bundel staan er drie grote woorden in één enkele strofe die bij nader toezien zelfs een existentiële definitie van het menselijke bestaan lijkt te zijn: "Wat ons spannend maakt is verlangen / Dat een droom is / En nieuwsgierigheid". Het lijkt in de verte wat op Jean-Paul Sartres bekende omschrijving van de mens als une passion inutile. Zoals de bundel opende met een schouderklop ("Het is goed"), zo eindigt hij met een opdracht "verzamel de sentimenten". Het zal niet verwonderen dat de sentimenten die Duinker hier bedoelt, niet die van het hart zijn, maar die van de 'dingen':
Verzamel de sentimenten
Die in de holte en in de hoek
Die in de lijn en in de verf
Die in het voegwoord en in de lijst
Die in de vrucht en in het riet
Die in het koper en in de groet
Die in het papier en in de lip
Die in de snaar en in de tijd
Ik herinner me dat het zo zou kunnen zijn
Ja ik woon hier in de buurt
De voorlaatste versregel maakt duidelijk dat de wereld die Duinker in zijn gedichten oproept niet zonder meer een representatie en affirmatie van de werkelijkheid is, maar ook een object van verlangen, droom en nieuwsgierigheid. En daarmee ontwikkelt er zich toch een zekere 'negativiteit' en 'afwezigheid' in zijn gedichten: "Een ander aankijken is gevaarlijk / Omdat niemand weet hoe dat moet." Met Buurtkinderen bevestigt Duinker ? zo dat nog moest ? zijn singuliere en eigenzinnige retorische kwaliteiten in de Nederlandstalige poëzie. [Erwin Jans]
Hans Groenewegen
Arjen Duinker (1956) schrijft de meest open poëzie van Nederland. Geen detail van het gewone leven is voor hem onbelangrijk. Hij put daarvoor uit alles wat hij tegenkomt met een vrolijk stemmend gemak, ook als hij pijn benoemt. Zijn muzikale op vanzelfsprekende, lichte herhalingen gebaseerde taal is van de geheimzinnigheid die de ware eenvoud kenmerkt. Het lijkt erop of hij de verhalen van de doden en levenden wil verbinden, door het verlangen dat hen dreef en drijft te benoemen. De werelden die hij zo maakt in zowel ultrakorte als paginalange gedichten, lijken zingend uit kleuren te zijn opgebouwd. Duinker bezit het wonderbaarlijke vermogen het ongebreidelde meeslepend en noodzakelijk te maken. Deze 200 pagina's pure poëzie leest men, heel ongebruikelijk voor dit genre, in een adem uit. Dit hoogtepunt in het oeuvre van Duinker en in de Nederlandse poëzie nodigt tot onmiddellijk, genietend herlezen: ''Ga zo door en hou niet op met vertellen / Ga zo door en hou niet op met luisteren / Ga zo door en hou niet op met dromen''.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.