De donkere kamer van Damokles
Willem Frederik Hermans
Willem Frederik Hermans (Auteur), Rudy Kousbroek (Auteur), Ethel Portnoy (Auteur), Willem Otterspeer (Samensteller)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2009 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 4252 |
31/12/2009
Van 1955 tot 1971 voerden Willem Frederik Hermans en Rudy Kousbroek een levendige correspondentie die leest als een logboek van hun vriendschap, doorspekt met interventies van Kousbroeks echtgenote Ethel Portnoy. De correspondentie en vriendschap kwam eerder bij toeval tot stand, naar aanleiding van een artikel van Kousbroek over Hermans, dat ongewild voor enige opschudding zorgde omdat Hermans er bedoelingen in las die Kousbroek niet voor ogen stonden. Jaren later zou bovendien blijken dat de briefwisseling voor een stuk op gang kwam door een brief van Hermans die in feite een vervalsing was, iets waar beide schrijvers jaren later nog het fijne van proberen te achterhalen. Eind jaren '60 verwatert de vriendschap dan zeer snel. Een eerste, plotse inzinking komt er naar aanleiding van een interventie van Hermans bij het 'Algemeen Handelsblad' rond een niet gepubliceerde bijdrage van Kousbroek. De finale breuk komt er naar aanleiding van de zaak Weinreb, een Joods collaborateur.
In de tussenliggende jaren ontwikkelde zich een briefwisseling die bol staat van miniaturistische inkijkjes in het leven van beide auteurs. Een belangrijk deel van de brieven gaat over het gezamenlijke boekproject Machines in bikini, waarvoor beide heren maandenlang afbeeldingen van opmerkelijke machines en curieuze apparaten heen en weer sturen. Als kleine jongetjes verlustigen ze zich aan deze plaatjes, net zoals ze als bezeten vlooienmarkten afschuimen op zoek naar oude fotografische apparatuur en schrijfmachines. De amicale toon verandert bruusk wanneer de vriendschap in 1967 zijn eerste serieuze barst vertoont. De volgende jaren worden de brieven schaarser en krijgen ze een bittere ondertoon. Kousbroek wijst Hermans terecht op de "maniakale inslag" en overdreven argwaan waarmee hij vrienden behandelt. "Zoals aangekondigd zou ik je nog eens schrijven," stelt Kousbroek op een bepaald moment. "Ik hoop dat het niet voor niets is." Het is echter Hermans die in repliek daarop het feitelijke kruis over de vriendschap maakt. "Blijf mij bewonderen," schrijft hij, "maar op een afstand. Dat verplicht je zo veel of zo weinig als je zelf verkiest en mij ontneemt het de kans me teleurgesteld te voelen." De moordende kracht van zo'n formulering geeft aan hoe diep de rancune (en bijgevolg ook de voorafgaande vriendschap) ging.
Voor het zover is, krijg je echter inzicht in een uiterst opgewekte dialoog, vol spitsvondigheden, narratieve schetsen, hilarische invallen of trefzekere observaties. Ook Wittgenstein is uiteraard een terugkerend onderwerp van gesprek. Op een bepaald moment raadt Hermans zijn vriend zelfs aan om zich maar niet verder in de filosofie te verdiepen. "Het eind van die dingen is zoek, behalve voor wie erin slaagt zichzelf tot het eind ervan uit te roepen. Filosofische problemen zijn nutteloos, verwarrend, neerdrukkend en bloeduitzuigend voor wie niet van plan is zelf een filosoof te zijn, door zijn voorgangers te verkrachten of te vermoorden." Sommige passages zijn ronduit hilarisch, zoals wanneer Hermans een brief beëindigt met de observatie dat het zeer waar is "dat het meeste werk gedaan wordt door mensen die zich niet lekker voelen, maar werk is het enige waardoor... hè bah nee, deze zin maak ik niet af."
De tekst is verzorgd uitgegeven door Willem Otterspeer, die eerder ook Hermans' briefwisseling met Gerard Reve bezorgde en momenteel aan het werk is aan een biografie van Hermans. De noten zijn beperkt tot feitelijke toelichtingen (bij een van de brieven ontbreken wel de aangegeven noten). De twee beeldkaternen zijn bovendien opmerkelijk omdat ze weinig plaatjes bevatten van de schrijvers en hun familie zelf: doorgaans worden de prentkaarten afgebeeld die beide schrijvers elkaar stuurden. Als dat bij het doorbladeren van het boek een teleurstellende indruk maakt, dan wordt dat meer dan goedgemaakt door de manier waarop de afbeeldingen op de kaarten extra perspectief geven aan wat in de brieven zelf aan bod komt. Aangezien de briefwisseling nogal bruusk afbreekt, heeft Otterspeer aan het einde een interview toegevoegd met Kousbroek, die een aantal zaken mag toelichten en wat eindjes aan elkaar knoopt. Verrukkelijk materiaal. [Christophe Van Eecke]
Hans Renders
Halverwege de jaren vijftig schreef de in Parijs woonachtige Rudy Kousbroek (1929) een brief aan Willem Frederik Hermans (1921-1995), beroemd schrijver en wetenschapper aan de Rijksuniversiteit Groningen. Er ontstond een levendige correspondentie, vooral over techniek en de schoonheid van machines die hun 'innerlijk tonen', zoals fototoestellen, oude auto's, klokken en typemachines. De twee hadden beiden een beta-opleiding en keken een beetje neer op de zogenaamde denkers die dat niet hadden. En passant krijg je uit deze brieven een mooi beeld van de perikelen op de redactie van De Haagse Post en Het Handelsblad. Als Kousbroek zich twintig jaar later niet duidelijk genoeg tot het Hermanskamp bekent in de zogenaamde Weinreb-affaire, is het over met de vriendschap. Juist die laatste fase van deze briefwisseling is werkelijk prachtig. Achterin het boek zegt Kousbroek in een interview met samensteller (en Hermans-biograaf) Willem Otterspeer dat hij altijd gehoopt heeft dat de band hersteld zou worden. Tevergeefs.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.