Dit boek, een bundeling van op zichzelf staande verhalen, beschrijft de corruptie, de oude dictator, de inflatie, alles waar Zimbabwe om bekend staat, vanuit een ander perspectief. Met groot gevoel voor humor, soms een galgenhumor, schetst de auteur het dagelijkse leven in het land. De figuren in het boek proberen de schijn van een gewoon leven op te houden, of zich beter voor te doen dan zij zijn. AIDS (de ziekte met de 'korte naam', de 'dunne ziekte') is een thema in het boek, zonder dat de ziekte genoemd wordt; ouders klagen over hun ondankbare kinderen die in Amerika of Engeland studeren; de nieuwe rijken klagen over hun dienstmeisjes; vrouwen over hun mannen die alsmaar vreemd gaan. De schrijfster, zelf advocaat en woonachtig in Genève, is een meester van het korte verhaal, weet corruptie te beschrijven als een 'way of life', heeft een scherp oog voor saillante details en een ongemeen boeiende verteltrant, zodat de lezer geneigd is de schrijnende werkelijkheid er achter te vergeten. Het boek is haar debuutroman en verdient een grote lezerskring. Kleine druk.