Een merkwaardige tentoonstelling van negerkunst te Antwerpen : Frans M. Olbrechts 1899-1958 en de studie van de Afrikaanse kunst in Vlaanderen
Constantijn Petridis
Constantijn Petridis (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Mercatorfonds, 2008 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 722.3 PETR XXL |
31/12/2009
Naar aanleiding van haar 25e verjaardag herdrukt uitgeverij Taschen een aantal klassiekers uit haar fonds in een jubileumeditie. Daaronder kon Leni Riefenstahls Africa niet ontbreken. Deze viertalige (Engels, Duits, Frans en Japans) uitgave brengt een overzicht van haar Afrikaanse fotografie uit de jaren '60 en '70. Die fascinatie met Afrika begon na de lectuur van Ernest Hemingway's The green hills of Africa. Riefenstahl sluit zich in 1962 aan bij een Duitse expeditie naar Zuid-Sudan om de Nuba's te fotograferen. Later reist ze zonder de expeditie verder naar de Anuak, Murle, Nuer, Dinka en de Masai aan de Kilimanjaro. Ze zal nog verschillende keren naar Afrika terugkeren, vooral naar de Nuba's, waarmee ze een hartelijke relatie ontwikkelt, hun taal leert en een tijd met hen samenleeft. De fotoboeken Die Nuba (1974) en Die Nuba von Kau (1976) kennen in hun Engelstalige versie een wereldwijd succes. Het zijn de foto's van deze boeken die centraal staan in de hoofdstukken 'The Mesakin Quissayr' en 'The Nuba of Kau' die het gros van dit jubileumboek uitmaken. De tussenliggende hoofdstukken over de 'Masai, Samburu and Nomads', 'The Shilluk' en de 'Dinka, Murle, Nuer and Latuka' beslaan samen slechts een 100-tal bladzijden van deze omvangrijke uitgave. Dat heeft niet enkel met Riefenstahls uitgesproken fascinatie met de imposante naakte lichamen van de Nuba te maken ? ze was enorm teleurgesteld bij haar terugkeer in 1975 dat velen onder druk van de islamitische overheid lendendoeken begonnen te dragen ?, maar ook met de aftakelende filmkwaliteit van de honderden filmrolletjes die ze bij andere stammen verschoot. Riefenstahl legde een aantal riten en taferelen vast die niet alleen waarde hebben voor de moderne antropologie, maar ook in grote mate de internationale beeldvorming van de Sudanese Nuba bepaalden.
De Grote Riftvallei
Het Zuid-Oosten van Sudan valt net buiten de Grote Riftvallei, die het Oosten van Afrika doorkruist vanaf de Rode Zee via Ethiopië en Kenia tot Tanzania. Daar loopt de vallei via het Tanganykameer uit in een T-stuk dat van Mozambique en Malawi langs de grens tussen de Democratische Republiek Congo met de buurlanden Tanzania, Burundi en Rwanda tot Uganda loopt. De Grote Riftvallei vormt de belangrijkste migratieroute in Afrika en bevat dan ook heel wat fossielen die bijdragen tot de kennis van de menselijke evolutie. In haar fotoboek Tribes of the Great Rift Valley traceert Elizabeth L. Gilbert een gedeelte van de grote verscheidenheid aan stammen die we in deze vallei terugvinden. Zo ontmoeten we de Harari, Rashaida, Saho en Somali, die de kust van de Rode Zee delen met de Arabieren aan de overkant. Via de woestijnnomaden (Afar) belanden we bij de Abessijnen (Amhara, Oromo, Tigray) om langs de over de stieren springende Hamar in de woelige grensstreek tussen Ethiopië en Kenia, bij de Bacha, Dassanech, Mursi en Turkana te belanden. Na de krijgers van de Keniaanse vlakte (Masai en Samburu) verkennen we de uitersten van het T-stuk bij de jagers-verzamelaars van Uganda en Tanzania (resp. Batwa Pygmy en Hadzabe) enerzijds en de wereld van de voorvaderen van de Chewa en Yao (Malawi en Mozambique) anderzijds. Gilbert werkt al 15 jaar als fotojournalist in Afrika. De laatste jaren concentreert ze zich vooral op het vastleggen van de verdwijnende culturen in de Riftvallei. Ze hanteert een sobere zwart-witfotografie, die sterk contrasteert met het passionele en sensuele kleurenpalet waarmee Riefenstahl haar Afrika in de verf zet. Gilbert tracht ook een minimum aan context mee te geven waar bij Riefenstahl de informatie vooral uit de korte commentaren bij de foto-index achteraan gesprokkeld moet worden.
De laatste paar jaar staat vooral de Omovallei in Ethiopië aan de grens met Sudan en Kenia in de belangstelling. Een onderdeel van de Riftvallei die op relatief kleine oppervlakte een zeer grote diversiteit aan stammen herbergt. De plaats bij uitstek om het laatste bastion van het authentieke Afrika te exploren. In 2007 brachten we een bijdrage over het gebied in De Leeswolf (p. 462-463). Nu is er ook een tentoonstelling (en een gelijknamige catalogus) over het gebied, Omo: herders & design, die nog tot 31 augustus loopt in het Afrikamuseum van Tervuren. Fotograaf Hans Silvester, die onze vorige bijdrage kleurde met kunstzinnige foto's van beschilderde en versierde mensen uit de Omovallei, zorgt voor de sfeerschepping met een aantal niet eerder gepubliceerde foto's. Antropoloog Gustaaf Verswijver beschrijft stammen als de Murle, Kwegu, Muun (Mursi en Suri), Nyangatom, Daasanetch, Kara, Banna, Hamar en Bashada. Hun typische leefwijze in relatie tot hun vee, en de lichaamsbeschilderingen komen aan bod, maar het grootste deel van de catalogus is gericht op de voorwerpen uit het dagelijkse leven, met hun specifieke toepassing en esthetiek. Deze uitgave en de tentoonstelling zijn daarmee een aanvulling op de publicaties die tot nu toe verschenen over de Omo-volkeren. Omo: herders & design is een onmisbaar instrument om de foto's uit andere Omo-publicaties in een genuanceerde en betekenisvolle context te plaatsen. De kalasjnikovs, die in de eerste plaats bedoeld zijn om eigen have en goed te beschermen, komen hier amper in beeld. Verswijver relativeert dan ook het gevaar voor toeristen die deze afgelegen regio steeds vaker frequenteren. Het zijn enkel de Mursi die bedreigende raids ensceneren om toeristen wat geld af te troggelen.
Centraal-Afrika
Ubangi heet de rivier die langs de grens van de Democratische Republiek Congo met de Centraal Afrikaanse Republiek en de Republiek Congo loopt. In de rivierbekkens van de Ubangi en de Uele (die strikt genomen deel uitmaakt van de Ubangi) wonen stammen die tot de Ubangitaalgroep gerekend worden. Een van oost naar west lopende strook Centraal-Afrika die zich duidelijk onderscheidt van de meer zuidelijk gelegen Bantu-regio. Ubangi is echter niet enkel een uitgestrekte geografische en linguïstische eenheid, ook op vlak van kunst en cultuur zijn er overeenkomsten. Vandaar dat in Ubangi: art and cultures from the African heartland een groot aantal stammen onder de noemer Ubangi samengebracht worden: Aka Pygmies; Monzombo, Ngabaka-ma'bo en Gbanziri; Gbaya, Manza en Ngbaka-minagende; Banda; Mbanza; Ngbandi; Zande en Nzakara; Bongo, Nyamusa, en Belanda; Furu en Ngombe. Al deze stammen worden in het eerste hoofdstuk van samensteller Jan-Lodewijk Grootaers gesitueerd. Na een hoofdstuk over de Ubangi-taalgroep, worden twee hoofdstukken gewijd aan de Ubangi-beeldkunst die het zwaartepunt van het boek vormen. Herman Burssens, die als pionier sinds 1954 over Ubangi-sculpturen publiceert, beperkt zich tot het administratieve Ubangi-district van Noord-West Congo, terwijl Georges Meurant de landsgrenzen opentrekt om de bredere verspreiding van de beeldhouwwerken te duiden. De sculpturen worden gekenmerkt door een beperkte productie en een abstracte stijl die uniek is voor Centraal-Afrika. De hanenkamlittekens op het voorhoofd van de beelden en de hartvormige gezichten van beelden en maskers zijn een paar voor de hand liggende kenmerken, maar de overeenkomsten gaan veel verder. In het tweede, kleinste deel staat de koloniale confrontatie centraal. Daarbij gaat niet enkel aandacht naar de expedities in het gebied, maar ook de Ubangi-kapsels aan het eind van de 19e eeuw, en het geloof en de riten van de Ngbaka. Dit is de eerste studie die volledig gewijd is aan de kunst en cultuur van het Ubangi-gebied. Het boek verscheen naar aanleiding van een tentoonstelling vorig jaar in het Afrika Museum van het Nederlandse Berg-en-Dal.
Het boek Art and power in the central African savanna begeleidt een gelijknamige tentoonstelling die later dit jaar loopt in The Cleveland Museum of Art (Ohio) en daarna in de Young Museum in San Francisco. Auteur Constantine Petridis promoveerde aan de Universiteit Gent, maar schopte het intussen tot curator Afrikaanse kunst bij The Cleveland Museum of Art. Centraal staat de relatie tussen kunst en macht bij de Luba, Songye, Chokwe en Luluwa; vier Bantu-stammen met historische relaties die zich hoofdzakelijk in de Democratische Republiek Congo en Angola situeren. Hun sculpturen zijn veel gestileerder dan die van de Ubangi en spelen een belangrijke rol in de uitoefening van religieuze en politieke macht. De these van deze studie is dat de traditionele tweedeling tussen 'volkskunst' (religie) en 'hofkunst' (politiek) bij deze stammen niet opgaat. Hun beelden gelden als 'krachtobjecten' of 'fetishen' in de vorm van een mens of een dier die ingrediënten van plantaardige, dierlijke of menselijke oorsprong bevatten. "Ze fungeren als bemiddelaar tussen de wereld van de mensen en die van de geesten en hebben geneeskrachtige en beschermende krachten of dienen om gerechtigheid te doen geschieden of omgekeerd om iemand te schaden. [...] Bij de fusie tussen het heilige en het profane in de artistieke productie van deze vier volkeren, ontwikkelden gewone krachtobjecten [...] zich tot meer uitgewerkte krachtfiguren die refereren aan de ideeën van leiderschap en prestige. Deze evolutie ging hand in hand met politieke en sociale hervormingen die tot een hogere graad aan centralisatie en de opkomst van een elite van hoogwaardigheidsbekleders leidde". [Kris van Zeghbroeck]
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.