De bidsprinkhaan : een waar verhaal
André Brink
André Brink (Auteur), Rob van der Veer (Vertaler)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Meulenhoff, cop. 2009 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 1384 |
31/12/2010
Tweesprong ? waarin André Brink volgens de ondertitel zijn 'Zuid-Afrikaanse memoires' bijeenbrengt ? eindigt met 'een brief aan [zijn vrouw] Karina'. Brink wijst er, met een buiging naar René Magritte, nadrukkelijk op dat dit boek geen autobiografie is, 'nog steeds heb ik een onbehaaglijk gevoel over het gekunstelde en egocentrische van zo'n onderneming.' Wat hem dan wel inspireerde bij het opschrijven van zijn memoires, is het inzicht 'dat ik behoefte heb nader te kijken naar sommige gebeurtenissen in mijn leven die ik nog nooit genoegzaam onder de loep heb genomen; een groot aantal zaken die ik nog niet begrijp.' Ook hier zet hij als auteur echter een stap terug: 'Deze aantekeningen zijn geen antwoorden. Hooguit pogingen. Om een aantal zaken te verklaren, maar niet om domweg met iets of iemand af te rekenen.'
Op het eerste gezicht zou je het omgekeerde verwachten, rekening houdend met de soms onaangename ervaringen met het apartheidsbewind en de censuurcommissie, die onder meer zijn roman Kennis van de avond verbood. Brink laat zich in zijn memoires echter niet leiden door rancune of verbittering. Hij slaagt erin om op een relatief objectieve manier, zonder daarbij zijn eigen betrokkenheid over het hoofd te zien, een aantal feiten op een rij te zetten die in hun onderlinge relatie een netwerk vormen van strategieën die werden gehanteerd door de apartheidswetten. Juist doordat Brink de feiten op elkaar betrekt, worden ze met de grond gelijk gemaakt. Bovendien zorgt de feitelijkheid ervoor dat de bedenkingen over het 'nieuwe' Zuid-Afrika de lezer ook echt raken. De problemen en uitdagingen waarvoor het land staat, zijn bekend: aids, een slabakkende economie, mede ten gevolge van de positieve discriminatie van de zwarte bevolking, de toenemende criminaliteit, de taalkwestie rond het Afrikaans. Te midden van al deze gebeurtenissen ? die zich in de recente geschiedenis van het land met duizelingwekkende snelheid voltrekken, en waarbij elke nieuwe wending de verhoudingen tussen zwart en blank blijft beïnvloeden ? gaat Brink voor zichzelf op zoek naar een antwoord op de vraag hoeveel een schrijver eigenlijk kan uitrichten tegen alle ellende en kwaad op de wereld. Brink: 'Op zich is het woord een onbeduidend iets, een vleugje adem, en niets meer. Toch worden we ons juist in en door het woord voor het eerst van onze menselijkheid bewust. En zolang we over het woord beschikken, kunnen we als schakel fungeren in een keten van stemmen die zich nooit laat verbreken.'
Waarom en hoe André Brink tot deze slotsom kan komen, wordt uitvoerig beargumenteerd in en door de memoires die eraan voorafgaan. We lezen over zijn kindertijd in het onooglijke dorpje Jagersfontein, zijn studiejaren aan de universiteit, zijn eerste verblijf in Parijs (eind van de jaren vijftig, begin van de jaren zestig), waar hij het werk van Albert Camus leert kennen ('de blauwdruk voor de rest van mijn leven'), en zijn terugkeer naar Zuid-Afrika. Verder vertelt de auteur over de beweging van de Sestigers die de literatuur in Zuid-Afrika op een nieuw spoor zette, de manier waarop hij de meidagen van '68 beleeft in Parijs, en zijn niet aflatende gevecht met woorden in zijn betrachting het als schrijver waar te maken ('Waar 1968 me had van doordrongen, meer dan alles, was de overtuiging dat de schrijver als mens onherroepelijk met anderen verbonden blijft, met een hele samenleving, ongeacht hoe eenzaam zijn werk ook is'). Dat alles biedt bijzonder verhelderende informatie over de genese en de ontwikkeling van het schrijverschap van Brink. Daarnaast blijft ook hier de persoonlijke noot niet achterwege: op een open en eerlijke manier, maar ook wetende dat 'er veel is dat uit liefde en piëteit altijd alleen van ons zal blijven', schrijft Brink onder meer over zijn stormachtig verlopen relatie met Ingrid Jonker, de dichteres die op 32-jarige leeftijd in zee stapte, en door haar zelfgekozen dood de mythe rond haar persoon en oeuvre mee hielp creëren. Daarnaast lezen we over de andere vrouwen die zijn levenspad hebben gekruist, zijn ouders, zijn kinderen, zijn persoonlijke opvattingen in verband met geloof en religie. Zonder opdringerigheid reikt Brink je een aantal bouwstenen aan die je naar een beter inzicht leiden in zijn romans en toneelstukken. [Jooris Van Hulle]
Drs. Cees van der Pluijm
De Zuid-Afrikaanse romancier en wetenschapper André Brink (1935) heeft een groot, belangrijk, veelzijdig en breed vertaald oeuvre op zijn naam staan. Door de aard van zijn werk speelde Brink een grote rol in het culturele en politieke leven in Zuid-Afrika, ook vóór en tijdens de afschaffing van de apartheid. Brink heeft veel last gehad van de censuur en van zijn politieke tegenstanders. In deze memoires wordt een beeld geschetst van het persoonlijke, het artistieke en het politieke leven van de schrijver. Brink mengt daarin belangrijke en triviale feiten op een soms hinderlijke manier. In zijn ijdelheid schetst hij zichzelf niet altijd even subtiel en sympathiek. Toch slaagt hij erin veel belangwekkends te zeggen over zijn collega's, zijn eigen ontwikkeling en het ontstaan van zijn oeuvre. Voor geïnteresseerden in Brink en in de Zuid-Afrikaanse cultuur is dit een interessante uitgave, waarbij de bezwaren tegen het boek niet opwegen tegen de verdiensten van deze uitgave en van de auteur. Paperback met twee fotokaternen; kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.