Pizzicato Boogie
Gerald Martin
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Meulenhoff, cop. 2008 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : OVER LITERATUUR-SCHRIJVERS : SPAA 851.6 GARC |
31/12/2009
Wanneer ooit Gabriel García Márquez (geb. 1927), de nu 82-jarige coryfee van de Latijns-Amerikaanse literatuur, onze tijdelijke wereld de rug toekeert, zullen er bitter weinig vragen over zijn leven en inzichten, en over de ontstaansgeschiedenis van zijn literair oeuvre zonder antwoord blijven. Nadat Dasso Saldívar al een tiental jaren geleden in Gabriel García Márquez: terug naar de oorspong (Meulenhoff, 1998) een eerste, zij het partiële biografie aan de auteur had gewijd en García Márquez zelf in Leven om te vertellen (Meulenhoff, 2003) zijn eigen verhaal uit de doeken deed, brengt de Amerikaanse literatuurprofessor Gérald Martin het nu voor mekaar om een zogeheten 'definitieve biografie' te schrijven van de man die hij zonder aarzelen "de nieuwe Cervantes" noemt. En toegegeven, het valt niet te verwachten dat na Martin iemand nóg definitiever in 's mans verleden zal kunnen duiken.
Gérald Martin heeft twaalf jaar aan zijn biografie gewerkt en in die periode meer dan 2000 bladzijden tekst neergepend, 6000 voetnoten verzameld, en niet minder dan 300 interviews afgenomen, waaronder een met Fidel Castro, die een boon had voor García Márquez en omgekeerd. Tot Martin uiteindelijk tot het besef kwam dat zijn magnum opus wellicht nooit af zou geraken. Dus besloot hij om voorlopig een compacte versie (687 blz.!) te publiceren van zijn allesomvattend werkstuk, dat ? u bent gewaarschuwd ? nog veel langer moet worden. Hij hoopt dat over enkele jaren uit te geven, zodat de gevierde schrijver het zelf nog tijdig onder ogen krijgt.
García Márquez heeft altijd volgehouden dat zijn boeken geen enkele regel bevatten die niet geïnspireerd is door een waar gebeurd feit, of door een anekdote die hem verteld was of die hij zelf had meegemaakt. Voor hem bestaat de essentie van schrijven uit het omvormen van die realiteit. Om de relatie, of de spanning, tussen realiteit en fictie, was het Dasso Saldívar te doen in zijn biografische studie, die al werd afgesloten in het jaar 1967, na de publicatie van García Márquez' eerste grote kaskraker Honderd jaar eenzaamheid. Bij Gerald Martin gaat het eerder om de schrijversloopbaan, de genese van de opeenvolgende romans en verhalen, de politieke en familiale omkadering, en al wat daar ook maar enigszins verband mee houdt. Zijn biografie begint drie decennia voor de schrijver geboren werd en omspant het hele leven van de auteur, om, als het ware gisteren, te eindigen in 2007. Geen detail uit 's mans leven, relevant of niet, laat hij onbesproken. Overdadigheid is troef. Maar omdat Martin een goede pen heeft en zich behalve op zijn literaire scholing ook kan beroemen op enige vertrouwdheid met de verhaalkunst, krijgt zijn biografie de allure van een exquise monografie (ik zei bijna hagiografie) met uitgesproken romantrekjes. Want het dient gezegd: ook al is deze ingekorte versie uitermate volumineus, toch heb je weinig moeite om het werk uit te lezen, zij het niet in één ruk.
Martin deelt zijn boek op in drie enigszins willekeurig gekozen delen: García Márquez' leven in Colombia, zijn omzwervingen in het buitenland, en zijn politiek geïnspireerd wereldburgerschap. In het eerste deel komen de kleurrijke jeugdjaren en de hachelijke opgang naar zijn schrijversdroom aan bod. Dat verhaal begint ? na de aanloop over zijn afkomst ? in Aracataca, het dorp waar de schrijver geboren was en waar hij de eerste acht jaren van zijn leven had gewoond. Martin poogt deze periode weer samen te stellen door de weetjes opgestoken in zijn talloze gesprekken met familieleden aan elkaar te knopen. Zo worden de huiselijke maar ook prangende maatschappelijke gebeurtenissen opgerakeld waarmee García Márquez zijn latere romans zou opfleuren. Over de tantes en ooms gaat het, zijn hachelijke schooljaren, zijn frivole escapades, zijn studiejaren in de hoofdstad. Heel wat personalia vernemen we ook uit de mond van García Márquez zelf, die zijn biograaf daaromtrent gul informeerde. Maar evenzeer komen de politieke moorden, de massaslachtingen en de corruptie aan bod die toen Colombia overspoelden; niet het minst de bogotazo (1948), het volksoproer in de hoofdstad waarbij duizenden doden vielen en waar de auteur omzeggens op de eerste rij stond.
Ingevolge de gebeurtenissen in Bogotá keert García Márquez terug naar de Caribische kust, waar zijn roots liggen. In Cartagena zet hij zijn bohémienleven verder, bloedt zijn al bescheiden studie-ijver helemaal dood, maar groeit zijn literaire bezetenheid. Die periode wordt afgeschilderd als een voortdurende strijd om zijn pennenvruchten in deze of gene krant geplaatst te krijgen, zich in het lokale literaire wereldje binnen te wurmen, en een antwoord te vinden op zijn steeds acute geldgebrek. Daaraan komt een eind in 1955, als een krant hem naar Genève stuurt om de bijeenkomst van de Grote Vier te verslaan. Wat brengt dit de lezer op? Behalve een inkijk op de kinderjaren van de schrijver worden zijn journalistieke bezigheden uit de doeken gedaan, zijn aarzelende stappen in het filmbedrijf en zijn obsessioneel geschrijf aan dé roman waarin Latijns-Amerika zichzelf herkende. In de marge daarvan laat het verloop van Martins levensverhaal eveneens toe de Latijns-Amerikaanse keuken van binnenuit te ervaren.
De eerste roem wenkt wanneer in 1955, na een hortende beginfase, García Márquez' debuutroman, Afval en dorre bladeren, eindelijk zijn weg vindt naar een Madrileense uitgever. Maar dan zitten we al in het tweede deel van deze biografie. In het daaropvolgende decennium verschijnen o.m. De kolonel krijgt nooit post, Het kwade uur, De uitvaart van Mama Grande en uiteindelijk Honderd jaar eenzaamheid (1967), stuk voor stuk romans of verhalen die de naam van de Colombiaanse schrijver vestigden, eerst op het continent en dan in de wereld. De biograaf sluit dit deel af met een hoofdstukje dat de titel 'Eindelijk beroemd' meekreeg, daarmee de indruk wekkend dat het verwerven van roem en rijkdom García Márquez' finale betrachting was. Dat is niet eens zeker, maar in hoofde van de Amerikaanse biograaf was het wel een wezenlijke bekommernis, gegeven de genoeglijke klemtoon die dit thema in het hele boek krijgt.
In het derde deel van zijn boek, dat hij laat aanvangen in 1967, gaat uiteraard de meeste aandacht uit naar de magistrale roman De herfst van de patriarch, waarvan de complexiteit de biograaf de kans biedt om te grasduinen in de al even complexe politieke realiteit van de dag. Meer en meer spitst de biografie zich toe op het verdere levensverhaal van de man García Márquez, en minder op de literator. Nochtans is dit de periode waarin ook de Kroniek van een aangekondigde dood, Liefde in tijden van cholera en De generaal in zijn labyrint het licht zien. Niet dat de genese en de context van deze romans tussen de plooien vallen, maar toch verschuift de aandacht meer naar de maatschappelijke en politieke problematiek van die dagen waarin de schrijver, vooral na 1982 toen hij voor zijn gezamenlijk oeuvre de Nobelprijs Literatuur in de wacht sleepte, zich had genesteld. Het is de periode waarin zijn vriendschap met Fidel Castro na enkele incidenten zwaar op de proef wordt gesteld. Over zijn relatie met de Cubaanse leider wordt breedvoerig gerapporteerd; weinigen zullen trouwens meer informatie daaromtrent bijeengegaard hebben dan professor Martin, die hier zoals elders in zijn boek zorgvuldig naaldje en draadje bij elkaar sprokkelt, tot het laatste telefoongesprek met, en de laatste quote van intimi toe.
Al hebben we, om inzicht te krijgen in García Márquez' flamboyante leven en loopbaan, (althans in het Nederlands) de beschikking over Saldívars biografie en de autobiografie van García Márquez' eigen hand, toch zetten we dankzij Martins monnikenarbeid weer een flinke stap verder. Want terwijl Saldívar het jaar 1967 als eindpunt koos, en de schrijver in zijn eigen verhaal de laatste regel schreef in 2002, gooit Martin daar andermaal vijf jaar bovenop. Niet dat in de periode tot 2007 zoveel wereldschokkende zaken opdoken, maar de kwalificatie 'definitief' die dit levensverhaal ambieert, snijdt hout.
Daarenboven worden we binnengevoerd in de min of meer geheime kamers van het Latijns-Amerikaans politiek en literair bestel. We leren de onderlinge relaties kennen met García Márquez' beroemde collega-schrijvers: Alvaro Mutis, met wie hij jarenlang bevriend is geweest en die hem door dik en dun steunde, de befaamde Mexicaanse auteur Carlos Fuentes, Plinio Mendoza, zijn Peruaanse collega (rivaal?) Mario Vargas Llosa. Allen droegen ze bij tot de ontbolstering van de auteur en het beslechten van zijn jarenlange gevecht met de verwarrende dimensies van werkelijkheid en tijd.
Als je een dertigtal romans op je naam hebt staan die de wereld rond zijn gegaan en de Latijns-Amerikaanse literatuur een nieuw gezicht hebben gegeven, dan is een officiële biografie zoals deze ("geen geautoriseerde, maar een getolereerde", zegt García Márquez) zeker niet onverdiend. De boeiende mens achter deze literatuur is trouwens al evenzeer de moeite waard. Of het relevant is voor de wereld om daar elk detail van te kennen, blijft uiteraard een open vraag. Ergens houdt relevantie natuurlijk op. Hoe dan ook, dat dankzij de inspanningen van vijf vertalers dit magistrale werk amper zes maanden na de oorspronkelijke Engelse uitgave ? en een half jaar voor de Spaanse ? in het Nederlands gepubliceerd kon worden, is zonder meer een prestatie op zich. [Hugo Van Hoecke]
Redactie
Deze verzorgde uitgave bevat de tot op heden meest volledige biografie van de wereldberoemde Colombiaanse schrijver Gabriel García Márquez (1927) van de hand van een gerenommeerde Engelse hispanist. Diens uitgebreide kennis van Latijns-Amerika en 18-jarige research vult de biografie uit 1997 van Dasso Saldívar 'Gabriel García Márquez: terug naar de oorsprong' (die in 1967 eindigt) en de eigen mythologiseringen van de schrijver in het eerste deel van zijn memoires ‘Leven om te vertellen’ niet alleen aan, maar corrigeert ze vaker. De (op het eerste oog onwaarschijnlijke) autobiografische grondslag van zijn werk wordt gedetailleerd en overtuigend aangetoond, met vele nieuwe verhalen en feiten, zoals dat van de abortus door zijn Spaanse minnares in het Parijs van 1956. De schrijfstijl is helder en meeslepend, met de juiste contextuele informatie over plekken, familie, invloeden (het modernisme) en de talloze vrienden. Het accent ligt vooral op de veelvuldige verwevenheid tussen leven en werk, met als goede tweede een psychologische invalshoek, die de negatieve eigenschappen van de schrijver (zoals egoïsme) niet schuwt. Met fotokatern, kaarten van Colombia, familiestambomen en uitgebreide noten en bibliografie. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.