Het genootschap van onvrijwillige dromers : roman
José Eduardo Agualusa
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Meulenhoff, cop. 2008 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 56 |
31/12/2009
De Luso-Afrikaanse literatuur
Van alle Afrikaanse literaturen geschreven in Westerse talen is die in het Portugees, de Luso-Afrikaanse literatuur, het traagst tot postkoloniale wasdom gekomen. Dat heeft te maken met de aard van de Portugese kolonisering (weinig ontwikkelings- en cultuurgericht), de late dekolonisering (pas in de jaren '70) en de onmiddellijk daarop volgende destructieve burgeroorlogen en marxistische regimes. Door armoede en een lage alfabetiseringsgraad ontbrak het aan een lezerspubliek in Angola, Mozambique, Guinnee-Bissau, Kaapverdië en Sao Tomé en Príncipe. Literatuur wordt er onmiskenbaar bedreven, maar voor publicatie zijn schrijvers aangewezen op Portugese uitgevers en een Westers lezerspubliek. Zij die makkelijk kunnen reizen naar Portugal, bv. omwille van familiale of diasporabanden, kunnen daarvan profiteren. Dat zijn dan vaak blanke schrijvers, afkomstig van Portugese voorouders, zoals de hieronder besproken Mia Couto en José Eduardo Agualusa. Daarmee is niet gezegd dat zij geen 'echte' Afrikaanse literatuur zouden schrijven, of geen 'echte' Afrikanen zouden zijn, maar zwarte schrijvers hebben het wel veel moeilijker om in die literaire constellatie van Luso-Afrika succes te hebben.
Kort overzicht
Waar Mineke Schipper in haar Afrikaanse letterkunde (Ambo, 1990) nog concludeerde dat de Luso-Afrikaanse literatuur (nog) niet zo divers en uitgebreid was als de overige Afrikaanse literatuur, zette die literatuur rond die periode eindelijk grote stappen vooruit. Waar de letteren tot dan toe voornamelijk militant of geëngageerd gekleurd waren (Luso-Afrikaanse schrijvers-politici als Agostinho Neto en Amílcar Cabral waren erg geliefd in Noord-Zuidkringen), diversifieerde ze zich nu met nieuwe thema's, kritische geluiden, orale verhaaltechnieken, postmoderne elementen en het hybridiseren van het Portugees. In 1996 kon een groot overzichtswerk verschijnen: The postcolonial literature of Lusophone Africa van Patrick Chabal e.a. Veel aandacht ging daarin naar nieuwe stemmen als Pepetela, Germano Almeida, Ungulani Ba Ka Khosa, Suleiman Cassamo en Mia Couto, naast vroegere pioniers in het uitwerken van een nationale taal en literatuur zoals José Luandino Vieira, José Craveirinha, Uanhenga Xitu en Manuel Rui. In de 21e eeuw breekt de Luso-Afrikaanse literatuur internationaal door. In de lusofone wereld worden de dichters volop erkend en geprezen voor het vernieuwen van de Portugese taal. Daarbuiten scoren vooral de romanciers. Dit jaar ontving de Kaapverdische dichter Arménio Vieira de Prémio Camões, de grootste literatuurprijs in de Portugeestalige wereld. De Angolees José Luandino Vieira, dichter en schrijver van kortverhalen, bekend voor zijn creatief vermengen van het Portugees met het Kimbundu, ontving die prijs in 2006 (hij weigerde hem om persoonlijke reden, waarbij geopperd wordt dat zijn strijd tegen het Portugese kolonialisme daar niet vreemd aan was). Eerder al, in resp. 1991 en 1997, ontvingen José Craveirinha (een Mozambikaanse dichter) en Pepetela (Angola) de Prémio Camões. Van die laatste werden twee romans vertaald: Een roemrijke familie (2001), een historische roman over de Hollandse bezetting van Luanda midden 17e eeuw, en de minder geslaagde contemporaine parodie Roofdieren (2008). Ook in het Nederlands beschikbaar zijn twee romans van de Kaapverdiër Germano Almeida, beide bij De Geus: Het testament van senhor Araujo (2000) en Aan de familie Trago (2002). Zijn ironische, zowel door de orale literatuur als door het postmodernisme beïnvloedde romans werden verwelkomd als een vernieuwing die de Kaapverdische literatuur van haar zwaarwichtigheid verlosten. Van een aantal andere Luso-Afrikaanse schrijvers zijn vertalingen te vinden in literaire tijdschriften.
Couto en Agualusa
De bekendste Luso-Afrikaanse schrijvers zijn op het ogenblik de Mozambikaan Mia Couto (geb. 1955) en de Angolees José Eduardo Agualusa (geb. 1960). Couto debuteerde als dichter, maar excelleerde daarna in kortverhalen en romans. Zijn eerste roman Terra Sonâmbula (1992) vond snel zijn weg naar het buitenland. Eind de jaren '90 werd het verkozen tot een van de 12 beste Afrikaanse boeken (in de grotere lijst van 100 beste Afrikaanse boeken komen verder nog acht Luso-Afrikaanse boeken voor, van o.m. Pepetela, Craveirinha, J. L. Vieira en Almeida). In 2007 werd deze niet zo eenvoudige, magisch-realistische roman succesvol verfilmd door Teresa Prata. Harrie Lemmens vertaalde het boek in 1996 voor Ambo/Novib: Slaapwandelend land. Die vertaling wordt nu, zonder aanduiding van de vorige publicatie, heruitgegeven door Van Gennep, na het gunstig ontvangen De laatste vlucht van de flamingo (2007, met een nawoord van Lemmens over het werk van Couto). Nog in 1996 vertaalde Irène Koenders Couto's indrukwekkende prozadebuut, de verhalenbundel Vozes anoitecidas (1986) onder de titel De dag waarop Mabata-bata explodeerde (Anthos).
Van de Angolese kosmopoliet José Eduardo Agualusa (gedebuteerd met A Conjura (1989)) zijn eveneens drie boeken beschikbaar in het Nederlands, alle vertaald door Harrie Lemmens: Een steen onder water (2003), een brievenroman over slavernij; De handelaar in verledens (2007), een bijzondere vertelling over het vervalsen van individuele verledens (het boek werd naar negen talen vertaald en ontving de Independent Foreign Fiction Prize); en De vrouwen van mijn vader (2008). Bij de eerste twee boeken schreef Lemmens telkens een nawoord over Agualusa's werk.
Slaapwandelend land
Terra Sonâmbula wordt wel eens de 'nationale roman' van Mozambique genoemd, maar het heeft niets van een historische roman of sociale schets (de naam Mozambique valt ook nooit in het boek). Het is een allegorisch kaderverhaal dat een mentale balans opmaakt van de staat van het land na zovele jaren burgeroorlog. De roman opent met een sterk apocalyptisch beeld: in een viesgekleurd niemandsland betrekken een oude man en een kind een uitgebrande bus, waaruit ze eerst alle lijken verwijderen. Ze verkennen stelselmatig de disparate omgeving en ontmoeten bizarre figuren. 's Avonds leest de jongen voor uit de geschriften die ze op een van de lijken hebben gevonden. Het betreft een autobiografie van een zekere Kindzu die, na de dood van zijn vader, zijn geboortedorp verliet om zich aan te sluiten bij de naparama's, een traditioneel genootschap, vergelijkbaar met de mai-mai in Congo, dat zich verzet tegen alle strijdende partijen in de burgeroorlog. Tijdens die tocht moet Kindzu vechten tegen de geest van zijn vader en ontmoet hij allerlei figuren die getekend zijn door de burgeroorlog. Elk van hen staat voor een bepaalde groep in het postkoloniale Mozambique, zoals de Indische winkelier, de traditionele dorpschef, de communistische leider, de ex-koloniaal en zijn vroegere bediende etc. Kindzu beleeft vreemde avonturen waarin Couto bekende feiten uit de burgeroorlog heeft verwerkt, maar nog meer fantastische elementen uit de orale vertelcultuur en mythologie van de Matimati in Noord-Mozambique. Er worden traditionele rituelen opgevoerd in verwrongen, excessieve vorm. De sombere, waanzinnige stemming van deze verhalen wordt verlicht door de overvloedige, knappe beeldspraak, de levendige dialogen en humoristische elementen. Dit alles levert een buiteling aan surrealistische, magisch-realistische verhalen op die niet zo eenvoudig te begrijpen vallen. Essentieel is dat Couto laat zien hoe alle mogelijke vertogen in Mozambique, van de traditionele mythologie tot de marxistische ideologie, in verval zijn, zonder dat er, op dit moment in de burgeroorlog, een alternatief voor is. Niet toevallig zijn de hoofdpersonages in dit verhaal allemaal grensfiguren, zelfs marginale en uitgestoten figuren, die een uitweg zoeken, en speelt het verhaal zich hoofdzakelijk af in grenssituaties, waar er mogelijkheden zijn tot vermenging en vernieuwing. Aan het eind van de roman wordt die vernieuwing aangekondigd door een medicijnman en komt er zo'n begin, wanneer Kindzu's verhalen en het kaderverhaal met elkaar versmelten.
De vrouwen van mijn vader
Een buiteling aan verhalen is ook het kenmerk van Agualusa's romankunst. In De vrouwen van mijn vader gaat hij daar heel ver in. In korte hoofdstukken vertelt hij enerzijds het verhaal van de Portugese Laurentina die op zoek gaat naar haar Afrikaanse vader, anderzijds zijn eigen reizen naar de plaatsen in zuidelijk Afrika waar Laurentina de vele vrouwen van haar vader ontmoet. De plot van deze uiterst gefragmenteerde roman doet er nauwelijks toe. Agualusa geeft vanaf het begin weg dat Fausto Manso, die Afrikaanse vader, onvruchtbaar was en dus niet de vader van Laurentina kan zijn. Belangrijker worden daardoor de verhalen van de echtgenotes en liefjes die de muzikant Manso erop na hield. Wie Laurentina's vader dan wel is, is onderwerp van een ingenieuze verrassing, die de mogelijkheden waarmee de waarheid verborgen en omsluierd kan worden tot het uiterste rekt. Dat is typisch Agualusa: hem interesseert hoe verhalen gestalte geven aan levens, en hoe waarheid daar een fractie van is. In de eerste paragraaf staat meteen te lezen: "Uit hoeveel waarheden bestaat een leugen?" In de verhalen van de verschillende personages, gesteld in verschillende genres, komt wel steeds de waarheid naar voren. Vaak laconiek, want het is het voorgaande, al de leugens, halve waarheden, uitweidingen, contexten die Agualusa boeien. De talrijke thema's in het boek, zoals de Angolese identiteit, de culturele vermenging, de kracht van Afrikaanse vrouwen, de Afrikaanse muziek, laat hij (soms al te) expliciet naar voren komen in de discussies tussen de hoofdpersonages of in zijn eigen kaderverhaal. De veelheid aan verhalen en thema's bewerkstelligen uiteindelijk Agualusa's voornaamste doel, het tot literatuur maken van de geschiedenis en geografie van zuidelijk Afrika (Angola, Namibië, Zuid-Afrika en Mozambique). Landen en plaatsen waarvan meestal niet verondersteld wordt dat ze enige geschiedenis van betekenis hebben, blijken dat wel te hebben, in de traditionele verhalen, de (post-)koloniale muziek, de verborgen geheimen van personages. Agualusa haalt daarbij allerlei Luso-Afrikaanse schrijvers aan, inclusief Mia Couto, wiens generositeit hier geprezen wordt. [Chris Bulcaen]
Drs. G.A. Ribbink
Een roman in de vorm van een pseudo-documentaire, gebaseerd op de zoektocht van de Portugees-Mozambikaanse Laurentina naar haar biologische vader, de Angolese muzikant Faustino Manso. Aan de hand van steeds korte (dagboek?) fragmenten geschreven door verschillende vertellers, kan de lezer de stukjes van de legpuzzel bij elkaar passen. Het levensverhaal van Faustino en zijn vele vrouwen, schetst bovendien een beeld van het leven in twee voormalige Portugese koloniën in Afrika - Angola en Mozambique - zowel voor als na de onafhankelijkheid. Een mooi boek, knap geconstrueerd en boeiend geschreven. Agualusa (Angola, 1960) heeft verschillende romans (o.a. ‘De handelaar in verledens’), verhalen, gedichten en kinderboeken gepubliceerd. Vrij kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.