Gebonden
Isabel Fonseca
Isabel Fonseca (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2009 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 954.3 FONS |
31/12/2009
We zijn weinig vertrouwd met de levenswijze van de ongeveer twaalf miljoen Roma en dat heeft zich in de loop van de (Europese) geschiedenis al te vaak vertaald in discriminatie en verdrijving. Dat mag wel blijken uit de lijvige en doorleefde studie Begraaf me rechtop van Isabel Fonseca, waaruit we samen met een geciteerde Romaleider mogen besluiten: "Nooit eerder is er een groep geweest die zò wordt vervolgd en tegelijkertijd zo onsympathiek is". Verbaast het dan dat de Roma ook wel worden vergeleken met de Joden? Dat klopt echter niet helemaal, aldus Fonseca. Terwijl de Joden sinds de verlichting mee profiteerden van verbeterde scholing en handel, was dat voor de Roma allesbehalve het geval. Hoe kwam dat?
Wetenschappers zijn het er ondertussen over eens dat de Roma afkomstig zijn uit India. (Pseudowetenschappers tonen de zgn. Roma-inferioriteit dan graag aan met te beweren dat ze uit de allerlaagste kaste afkomstig waren.) In de 10e eeuw zouden ze zich hebben gevestigd in de Tigris-delta op uitnodiging van een Perzische sjah, volgens de een voor hun muziektalent, volgens anderen als boeren. Daar zouden ze kort een eigen staat hebben gehad, Zottistan (Indistan). Nadat ze via Armenië op de vlucht waren gedreven, zou een groep zich via Turkije ten slotte in de Balkan en Oost-Europa vestigen en een andere via Syrië in Egypte (vandaar 'gypsy' en 'gitano'). Hun status in die nieuwe landen was van meet af aan uniek: door hun uitzonderlijke talent als smid of muzikant waren ze door allen fel gegeerd en bewogen ze zich vlot tussen de verschillende maatschappelijke klassen. Het maakte de Roma 'speciaal' en zorgde al snel voor afgunst bij de 'gadje' of niet-Roma die hun manier van (meer) geld verdienen immoreel vonden. Die handigheid en plantrekkerij van de traditioneel gesloten Roma-gemeenschap zou op het eind van de 20e eeuw de post-communistische, van werkethiek verstoken Oost-Europese bevolking ook een doorn in het oog zijn: "Net als de Joden waren de Roma schuldig aan het tonen van initiatief, wat als vreemd, verdacht en bedreigend werd ervaren".
Ook de christenen waren er snel bij om de Roma brandmerken. Zo bedacht men dat het wel een Roma-smid moest zijn geweest die de spijkers maakte om Christus aan het kruis te nagelen. En niemand minder dan Maarten Luther waarschuwde in 1528 tegen "de schurkenstreken" van de Roma ("landlopers"). Tot zijn aftreden in 1986 wilde nota bene de Joodse spreekbuis Elie Wiesel niet weten van een Roma-vertegenwoordiging in de US Holocaust Memorial Council.
De Amerikaanse schrijfster Isabel Fonseca spreekt zelf romani. Dankzij haar talenkennis, een grondige studie van de Roma-lectuur (cf. de uitgebreide bibliografie) en haar contacten met Roma-specialisten (Roma én 'gadjo') kan ze zich uitzonderlijk dicht begeven bij deze mensen die van nature argwaan koesteren tegenover de 'gadje', die ze als onrein beschouwen. Dat de Roma-gemeenschap allesbehalve een homogene groep vormt, blijkt uit Fonseca's observaties verspreid over heel Oost-Europa. Haar onderzoek vond plaats in de eerste helft van de jaren '90 en werd in het Engels gepubliceerd in 1995.
In de Kinostudio-wijk van de Albanese hoofdstad Tirana is ze te gast bij de Duka-familie. Fonseca eet en slaapt met hen. Voor de rest mag ze niet veel doen, want ze is gaste. Dat impliceert ook dat ze zich niet zelf mag wassen, ze wordt gewassen! In Slowakije verbaast Fonseca zich over het feit dat je in de smerigste Roma-wijken de properste interieurs aantreft. Vaak hebben meer gegoede Roma een huis gekocht, dat vervolgens leeg blijft staan ("voor gasten"), terwijl de familie achter of naast het huis in caravans of krotten woont. In Bulgarije is de ontworteling het verst geëvolueerd. De meeste Roma spreken hier geen romani meer en zijn 'verdwenen' in de lokale bevolking. Een en ander gebeurde doordat in de officiële volkstellingen van de communisten de 800.000 toenmalige Roma niet werden meegeteld en door een verplichte bulgarisering van Turkse en Roma-namen in de jaren '80.
In Roemenië onderzoekt Fonseca de woede-uitbarstingen van de plaatselijke bevolking tegen de Roma, wat resulteerde in het platbranden van Roma-woonsten of, erger nog, lynchpartijen. De politie keek daarbij bijna zonder uitzondering passief toe. Die aanvallen namen zienderogen toe na de val van de Ceau?escu's. Waarom? Voor lokale, post-communistische overheden vormden de Roma een goede afleiding voor de echte problemen. Daarnaast wilden vele dorpelingen na Boekarest ook hun eigen revolutietje en sommigen waren ervan overtuigd dat Ceau?escu himself een Rom was geweest. Bovendien was er de haat van Oost-Europeanen die na de val van het communisme hun job kwijt waren, terwijl de Roma geld bleven verdienen met hun typische (auto)handeltjes of vermeende dievenpraktijken, waarmee ze al eeuwen worden geassocieerd. Ten slotte ontdekt Fonseca dat er in Roemenië een oude, middeleeuwse gewoonte bestond om Roma als slaven te gebruiken. Niemand minder dan Vlad Dracul deporteerde in 1445 "12.000 personen die eruit zagen als Egyptenaren" als slaven naar Walachije.
In Polen gaat Fonseca mee op stap met een aantal Roma-families die clandestien de grens met Duitsland willen oversteken met de hulp van Schleppers, mensensmokkelaars. We schrijven begin jaren '90, de grenscontroles zijn streng en er staan opvangcentra waar illegale immigranten worden vastgehouden. Daarbij sloot Duitsland een aantal twijfelachtige verdragen af met Polen en Roemenië inzake Roma-repatriëringen.
Daarmee zijn we aanbeland bij de zwartste pagina uit de Roma-geschiedenis, die van de Holocaust, of, in romani, de Verzwelging. Daarbij zouden ongeveer een half miljoen Roma zijn omgekomen, een getal dat steeds in de schaduw is blijven steken van de zes miljoen Joden. In ons taalgebied heeft Lydia Chagoll iets aan die leemte willen doen met haar boek Zigeuners: Sinti en Roma onder het hakenkruis (De Leeswolf 2009, nr. 1, p. 61). Maar ook onder de Roma zelf zijn er weinigen die nog (helemaal) weten wat er toen gebeurd is en dat heeft te maken met hun tijdsopvatting. Herinneringen reiken immers zo ver als het geheugen van de oudst levende in hun midden. Roma-kenner Ficowski schreef dat hij op twee liederen na geen enkele herinnering aan de Verzwelging heeft teruggevonden bij de naoorlogse Poolse Roma.
Het is jammer dat het verhaal van Fonseca zich afspeelt in een beperkte tijdsperiode, die intussen meer dan tien jaar achter ons ligt. In die post-communistische
overgangsperiode hadden alle Oost-Europese bevolkingsgroepen het moeilijk en de vraag dringt zich op hoe de verhoudingen tussen locals en Roma momenteel liggen. Een antwoord staat mogelijk in het boek van Mariët Meester, Sla een spijker in mijn hart: Roemeense Roma na de revolutie (De Leeswolf 2006 nr. 8, p. 678). Of gaan de Oost-Europese landen dezelfde weg op als landen als Engeland (en België) waar door minutieuze regelgeving Roma hun levenswijze wordt onmogelijk gemaakt en de meerderheid leeft van uitkeringen? Het is ook jammer dat Fonseca amper aandacht besteedt aan (ex-)Joegoslavië. Dat is begrijpelijk wegens de toenmalige oorlogen aldaar, maar het is een gebrek' want zo blijft een belangrijke subgroep Balkanroma onbelicht. Bovendien vluchtten tijdens en na de Kosovo-oorlog in 1999 talloze Roma naar West-Europa. Hoe verging het hen?
Fonseca heeft het in de recent herschreven inleiding wel over de hedendaagse situatie van de Roma. Een groeiende internationale belangstelling en allerlei beschermings- en financiële maatregelen vanuit de VN en de EU kunnen alleen maar worden toegejuicht. Sinds de jaren '90 duikt het zgn. 'kongresso'-fenomeen op, waarbij vertegenwoordigers van verschillende Roma-gemeenschappen toenadering zoeken tot elkaar. Dat loopt echter niet altijd van een leien dakje, omwille van interne verdeeldheid en afgunst.
Terwijl Fonseca Spanje looft voor gunstige evoluties, heeft ze een trieste déjà-vu bij de aanval op een Roma-nederzetting nabij Napels in mei vorig jaar. Aanleiding was het oeroude gerucht dat een zigeuner een blanke baby zou hebben gestolen. Fonseca legt deze en vele andere stereotypen geduldig uit en ontkracht ze. Ze neemt in dit boek ruim de tijd om de Roma te begrijpen en toont daarbij grote empathie, onontbeerlijk voor een studie als deze. Ze stelt pertinente vragen die blijven hangen. "En dus ga je je afvragen of Roma werkelijk nomadisch zijn vanwege hun 'natuur' of dat ze het zijn geworden omdat ze nooit ergens mochten blijven."
[Sven Peeters]
Alice Grob
De schrijfster put uit wetenschappelijke bronnen en uit eigen ervaringen om de situatie van de zigeuners in het huidige (Oost-)Europa te beschrijven. De Roma zullen altijd een probleem blijven: ze staan wantrouwend tegen inmenging van niet-Roma en zijn daarom ongevoelig voor educatie en integratie. Ze hechten erg aan eigen tradities, die niet passen in de eisen van de omgeving. Daarnaast zijn Roma altijd gebruikt als zondebok en slachtoffer van racisme, zowel in het heden als het verleden. De schrijfster leeft zich in in de Roma-cultuur. Ze analyseert het Romani, dat taalwortels heeft in India, de gebarentaal, hun gewoonten en tekent hun verhalen op. Ze heeft vooral aandacht voor de sociale omstandigheden, zonder dat ze conclusies trekt. Fonseca is journaliste en gehuwd met Martin Amis. Dit boek is geen romantisch verhaal, zoals haar tegelijk vertaalde roman 'Gebonden'*, maar een populair sociaal-wetenschappelijke analyse met een somber beeld. Met zwart-witfotokatern.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.