Indianenverhalen
Sherman Alexie
Sherman Alexie (Auteur), Ellen Forney (Illustrator)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Lemniscaat, 2008 |
VERDIEPING 2 : BABILLE : AVONTUUR : VERHALEN : ALEX |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Lemniscaat, 2008 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : ALEX |
31/12/2009
Arnold Spirit is een indiaan van veertien jaar. Hij woont in een reservaat. In dagboekvorm brengt hij verslag uit van zijn geslaagde poging het reservaat te ontvluchten. De schrijver Sherman Alexie is net als zijn held opgegroeid in het Spokane Indian Reservation in Wellpinit, Washington, en ook hij ontsnapte aan zijn lot door buiten het reservaat naar de middelbare school te gaan. De oorspronkelijke titel, The absolutely true diary of a part-time Indian, onderstreept die overeenkomst.
Arnolds levensloop lijkt uitgestippeld. Het leven in het reservaat is vrij uitzichtloos, de meeste indianen zijn arm, krijgen weinig kansen en hebben alle hoop op de toekomst verloren. Arnold droomt wel, net zoals zijn ouders deden, "Maar wij reservaatsindianen kunnen onze dromen niet uit laten komen. Die kans krijgen we niet. Of die keuze hebben we niet. Wij zijn alleen maar arm. Meer niet." Arnold begint met een extra handicap aan zijn leven. Hij heeft een waterhoofd, draagt vanaf zijn derde jaar een bril en is verder zo mager als een lat. "Als ik een kwartslag draaide, zag je me niet meer. Maar mijn handen en voeten waren enorm. In de derde klas had ik al schoenmaat vierenveertig! Met mijn grote voeten en mijn potloodlijf leek ik net een hoofdletter L die over de weg liep. En mijn schedel was kolossaal." Ook stottert en slist hij. Daarom is Arnold van alle losers in de gemeenschap de superloser, want hij wordt voortdurend gepest om zijn uiterlijk. Naar eigen zeggen is hij alleen goed in het tekenen van cartoons waarin hij zijn uitzichtloze situatie kan relativeren. Hij beschrijft en teken zichzelf vol zelfspot. Misschien is zijn tekentalent wel de enige kans om uit het reservaat weg te komen. "Ik denk dat de wereld een reeks doorgebroken dammen en overstromingen is, en dat mijn cartoons piepkleine reddingbootjes zijn."
Hoe kan dit pispaaltje van het reservaat ontsnappen aan het leven dat voor hem uitgezet lijkt? Behalve zijn relativeringsvermogen zijn het zijn trots en zijn eergevoel die hem redden. De eerste dag op school in het reservaat gebeurt er iets dat hem diep krenkt. Hij krijgt een meetkundeboek, waarin geschreven staat: "Dit boek is eigendom van Agnes Adams." Agnes Adams is Arnolds moeder, het boek moet dus minstens dertig jaar oud zijn! Hij is zo woedend dat hij de wiskundeleraar het boek in het gezicht smijt, en vervolgens wordt hij geschorst. Maar juist deze blanke leraar maakt hem duidelijk dat hij te slim is om in het reservaat te blijven, waar iedereen zijn dromen heeft laten varen en zijn hoop heeft opgegeven. " 'Jongen,' zei meneer P., 'hoe verder je van dit in- en intrieste reservaat weg loopt, hoe meer hoop je zult vinden.' " Zijn ouders houden zoveel van hem dat ze willen helpen. "Tuurlijk, mijn vader is een zatlap en mijn moeder een ex-zatlap, maar ze willen niet dat hun kinderen zatlappen worden."
Minder dan minder dan een indiaan
Arnold heeft het moeilijk op zijn nieuwe school in Reardan. De afstand van huis naar school is 35 kilometer en voor één indiaan rijdt de schoolbus niet. Zijn vader is meestal dronken, of hij heeft geen geld om benzine te kopen. Arnold lift of gaat te voet. Reardan is bovendien een achterlijke plaats vol boeren, conservatievelingen en racistische agenten die iedere indiaan aanhouden die erdoorheen rijdt. "Toen ik nog klein was, is mijn vader er eens in één week tijd drie keer aangehouden voor door rood rijden ? dat wil zeggen, de auto werd door een roodhuid gereden." Op de nieuwe school is per definitie iedereen tegen hem. "Puisterig en eenzaam werd ik in het reservaat wakker als indiaan, en ergens onderweg naar Reardan werd ik iets wat minder dan een indiaan was. En zodra ik op Reardan was, werd ik iets wat minder dan minder dan een indiaan was. Die blanke kinderen praatten niet tegen me. Ze keken me nauwelijks aan." Meermalen krijgt Arnold de aanvechting zijn droom op te geven. Maar dan is het Roger de Reus die te ver gaat: "'Wist je dat indianen het levende bewijs vormen dat negers met buffels neuken?'" Zo'n racistische 'grap' mag volgens de ongeschreven regels in het reservaat niet ongewroken blijven. Arnold plaatst een gerichte stomp op Rogers neus, zo onverwacht dat de reus valt. Niet alleen Roger, maar ook de andere leerlingen zijn geschokt. Tot Arnolds verbazing gaat Roger niet op de uitnodiging in het na schooltijd uit te vechten. Blanken hanteren kennelijk andere regels dan indianen. Zo beseft Arnold dat een directe actie de beste resultaten oplevert. Bovendien ontdekt hij dat niet alle blanken slim zijn, integendeel. Op een enkele uitzondering na is niemand slimmer dan hijzelf. Hij zegt tegen het genie van de klas dat hij vrienden wil worden en tegen Penelope, het mooiste meisje van de klas, dat hij met haar samen wil werken. Zo verzekert hij zich via het genie en de schoonheid van enige populariteit bij medeleerlingen. Hoewel hij er weinig vertrouwen in heeft, meldt Arnold zich ook aan voor een van de basketbalteams. Hij knokt voor wat hij waard is en zijn inzet wordt beloond. Terugkijkend kan hij haast niet geloven dat hij het eerste jaar op Reardan overleefd heeft. Hij mist zelfs zijn blanke vrienden, zijn blanke leraren en Penelope. Maar het feit dat hij respect geniet als basketbalspeler, betekent nog niet dat hij geaccepteerd is. Penelope is weliswaar steeds vaker in zijn buurt te vinden, maar hij noemt haar zijn "doorschijnende half-vriendinnetje".
Rood vanbuiten, wit vanbinnen
In het reservaat voelt hij zich intussen ongewenst. Zijn vriend Rowdy vindt hem een verrader en wil niets meer met hem te maken hebben, en Arnold wordt uitgekotst door de meeste indianen: "Ze noemen me een appel omdat ze vinden dat ik vanbuiten rood en vanbinnen blank ben." Wat moet hij tussen die no-hopers die zich elke dag lam drinken en niet meer kunnen dromen van een leven buiten het reservaat? Arnold kent in het hele reservaat hooguit vijf indianen die nooit alcohol drinken. Het is een van die vijf uitzonderingen, zijn grootmoeder, die doodgereden wordt door een dronken indiaan. Het is ook uitgerekend zijn zus Mary, die het aangedurfd had haar droom te volgen en het reservaat te verlaten, die omkomt bij een brand. "Natuurlijk hadden ze een groot feest! Natuurlijk waren ze dronken! Het waren indianen!"
Als hij na een basketbaloverwinning tegen zijn stamgenoten triomfantelijk constateert dat ze die roodhuiden toch maar ingemaakt hebben, schaamt hij zich echter voor het feit dat hij zo graag op zijn stamgenoten wraak had willen nemen. Zijn geniale blanke vriend laat hem zien dat Euripides in het toneelstuk Medea het grootste verdriet definieert als "het verlies van je geboorteland". Arnold blijft dus een indiaan, zij het slechts een halve, een part- time-indiaan. De balans blank versus rood valt niet altijd uit in het nadeel van de indiaan. Hij ziet dat zijn ouders, ondanks hun problemen, offers brengen voor hem en zich voor hem interesseren. Dit in tegenstelling tot de ouders van veel blanke leerlingen. "In het reservaat ken je de vader, moeder, grootouders, hond, kat en schoenmaat van ieder kind. Indianen mogen dan geschift zijn, ja, maar we zijn wel met z'n allen één grote familie. We kénnen elkaar. Iedereen kent iedereen. [...] Ik bedoel, oké, mijn vader gaat wel eens aan de zuip en komt dan een week lang niet boven water, maar die blanke vaders kunnen volkomen verdwijnen en hoeven daarvoor niet eens de woonkamer uit te gaan." Volgens Arnolds grootmoeder waren de indianen vroeger vergevingsgezind. Rare mensen werden zelfs geëerd: epileptici werden vaak sjamaan, homo's werden als magisch beschouwd. Zij werden als krijgers en als verzorgers gezien. "Homo's waren multifunctioneel. Net Zwitserse zakmessen!" Sinds de komst van de blanken en het christendom zijn de indianen hun verdraagzaamheid kwijtgeraakt. Het gaat ook eigenlijk niet over de verschillen tussen zwarten en blanken of indianen en blanken. "De wereld bestaat uit maar twee stammen: mensen die klootzakken zijn en mensen die dat niet zijn.' "
Het verhaal eindigt hoopvol. "Ik hoopte en bad dat ze me ooit zouden vergeven dat ik van hen was weggegaan. Ik hoopte en bad dat ik mezelf ooit zou vergeven dat ik van hen was weggegaan." Degene die hij het meest gemist heeft, zijn allerbeste vriend uit het reservaat, komt die dag binnenlopen. Rowdy geeft hem een van de grootste complimenten die hij kan maken: hij zegt dat alle indianen vroeger nomaden waren; nu is bijna niemand in het reservaat nog een nomade. " 'Jij bent zo'n nomade van vroeger,' zei hij. 'Jij gaat de hele wereld over trekken op zoek naar voedsel en water en grasland. En dat is best cool.' "
Sherman Alexie laat op een humoristische manier zien hoe schrijnend en uitzichtloos het leven van de meeste indianen is. De striptekeningen van Ellen Forney maken een wezenlijk onderdeel uit van het verhaal. Het zijn stuk voor stuk humoristische
cartoons die het schrijnende van het verhaal een grimmige én tegelijk luchtige toon geven. Al met al is het een verhaal waarin het hoofdaccent ligt op de hoop, omdat het laat zien dat het mogelijk is aan de omstandigheden te ontsnappen als je sterk bent. [Ger Van Hoek]
T.H.
Cartoontekenaar Junior (14, ik-figuur) woont in een indianenreservaat met zijn ouders, oma en zus. De eerste jaren van zijn leven heeft hij allerlei fysieke problemen moeten overwinnen en daardoor heeft hij behalve Rowdy geen vrienden. Op aanraden van een leraar besluit hij van de ene op de andere dag naar een school buiten het reservaat te gaan. In het reservaat beschouwen ze hem als verrader en zijn beste vriend is hij kwijt. Hij vecht om de sociale en culturele verschillen te overbruggen en vraagt zich af en toe wanhopig af of hij het juiste besluit heeft genomen. Het verhaal in dagboekvorm is chronologisch en zowel de buiten- als binnenwereld van de hoofdpersoon wordt helder en genuanceerd weergegeven. De andere personages zijn vlak met een vleugje nuance. Juniors cartoons zorgen voor een luchtige afwisseling. De auteur schreef eerder boeken voor volwassenen. Dit is zijn eerste jeugdboek; het is gebaseerd op zijn eigen leven. Bijzonder boek door kennismaking en verdieping van de leefwereld en de cultuur van de indianen, vooral in tegenstelling met de rijke blanke wereld. Vanaf ca. 12 jaar.
Annie Beullens
ua/an/22 j
Ik ben geboren met water in mijn hersenen. Zo begint het dagboek van Junior alias Arnold. Dat hij een waterhoofd heeft, is niet zijn enige handicap, hij is ook indiaan en woont in het Spokane- reservaat. Arnold praat aanvankelijk moeilijk en dus geeft hij er de voorkeur aan om cartoons te tekenen want: Ik teken omdat woorden te onvoorspelbaar zijn. Ik teken omdat woorden te beperkt zijn (...) als je een plaatje tekent, snapt iedereen het. (...) Dus teken ik als ik tegen de wereld wil praten. En ik wil dat de wereld naar me luistert. Hij wil kunstenaar worden want voor bruine mensen is dat de enige manier om rijk te worden. Arnold weet dat hij een straatarme reservaatsjongen is en dat het ergste aan arm zijn niet de honger is, maar het gebrek aan kansen om je dromen waar te maken. Armoede maakt je niet sterk en leert je niets over doorzettingsvermogen. Nee, armoede leert je alleen arm te zijn. Arnold wil die vicieuze cirkel doorbreken en hij besluit, op aanraden van zijn onderwijzer die ziet dat Arnold hoogbegaafd is, naar de blanke middelbare school buiten het reservaat te gaan. Zijn ouders steunen hem, maar door zijn beste vriend wordt hij als een verrader beschouwd. Tegelijkertijd moet hij op school letterlijk opboksen tegen vooroordelen en racisme. Maar Arnold haalt het ondanks zijn handicap op fysiek en verbaal vlak en hij dwingt respect af bij zijn klasgenoten. Dit is een heel sterk verhaal. Vlijmscherp analyseert Arnold de situatie van de indianen waarbij hij ook kritiek op zijn stamgenoten niet uit de weg gaat. Alles is doorspekt met humor in woord en beeld. Soms is het grof en in tienertaal maar vaak ook ontroerend en altijd raak: Ik dacht altijd dat de wereld kapot werd gemaakt door al die verschillende stammen. Zwarten en blanken. Indianen en blanken. Maar nu weet ik dat dat niet zo is. De wereld bestaat uit maar twee stammen: mensen die klootzakken zijn en mensen die dat niet zijn. (p. 177) Het verhaal van Arnold is deels autobiografisch. Een zeer knap tienerboek!
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.