Ik Jan Cremer
Jan Cremer
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2008 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 10041 |
31/12/2008
In 1964 zorgde kunstnozem Jan Cremer voor een literaire sensatie in calvinistisch Holland door zijn woest op het papier gegooide memoires Ik Jan Cremer meteen als een Onverbiddelijke Bestseller aan te kondigen. Het probleem was dat veel critici er niet meteen literatuur in zagen. Hetzelfde gold voor het 'tweede boek' dat in 1966 verscheen. Het origineel heeft inmiddels terecht een klassiek status verworven, maar toch zullen zelfs de grootste bewonderaars van Cremers' literair werk (waartoe ook deze lezer zich rekent) zich even in het haar hebben gekrabd toen meer dan dertig jaar later plots een 'derde boek' nodig bleek. Het lijkt een beetje op een al te gemakkelijke commerciële gimmick. Toch maakt dit boek met recht aanspraak op de titel van derde deel. De verteltrant, de vitale beeldspraak en het onstuitbaar voortrazende proza hebben nog niets aan kracht ingeboet. Zijn directe stijl is zelfs een verademing in een literair landschap waar de geaffecteerde preciositeit van een Peter Verhelst of Annelies Verbeke de hippe norm bepalen. Cremer toont zich met dit boek opnieuw een uitstekend en expressief stilist.
Maar Cremer stileert meer dan alleen zijn proza. Hij stileert zijn leven. Zoals het frontispice aankondigt, vertelt Cremer hier de waarheid, zijn waarheid. En daar begint natuurlijk de lol. Critici hebben zich jaren de kop gebroken over de vraag of alles wat in die boeken staat nu wel of niet echt is gebeurd. Die vraag is een beetje onnozel. De Cremer-cyclus behoort tot het genre van de zelfmystificatie, waarbij de auteur zijn eigen levensverhaal opsmukt, uitvergroot, bijvijlt en van extra munitie voorziet om er een klassieke schelmenroman uit te smeden. Het is dan ook niet toevallig dat Gerard Reve een van de weinige Nederlandse auteurs is voor wie Cremer ooit zijn onverdeelde bewondering heeft uitgesproken. Net als Reve verpakt Cremer zijn leven als literatuur, met een grote nadruk op zijn seksuele exploten. En daarvan loopt ook dit deel weer over. Geen pagina gaat voorbij of er gaat een dame met de benen en meer open. Dat dit niet gaat vervelen, zegt iets over Cremers plooibaarheid als auteur, want niets is zo moeilijk van de grond te krijgen als een goede seksscène. Verder is dit boek ontzettend interessant omdat Cremer hier voor het eerst zeer uitvoerig schrijft over zijn Amerikaanse periode. Het wat in de vergetelheid geraakte Made in USA (1969) was bv. eerder een Pop Art-boek dan volwaardige memoires over Cremers Amerikaanse avonturen. Deze keer passeren echter alle grootheden de revue, van Marlon Brando over Dennis Hopper tot Faye Dunaway. Cremer lijkt iedereen te hebben gekend en bemind, was een drinkebroer van Willem de Kooning, kind aan huis bij Warhol en intimus van Bob Dylan. En uiteraard de minnaar van Jayne Mansfield.
We moeten er ons echter voor hoeden om alles als mystificatie af te doen. Al wat Cremer vertelt, heeft een kern van waarheid. Er zijn om te beginnen talloze foto's die de vriendschappen en liefdes die Cremer voor zich opeist te staven. Zijn relaties met Nico (zangeres van The Velvet Underground) en Mansfield zijn afdoende gedocumenteerd; het is een feit dat Cremer bevriend was met Frank O'Hara, die op dat moment iedereen kende die iemand was in de New Yorkse kunstwereld; bovendien was Cremer lange tijd een bewoner van het Chelsea Hotel, waar toen ook iedereen die iemand zou worden woonde. Verder geeft Cremer opvallend veel blijk van detailkennis die enkel kan zijn opgedaan door ofwel aanwezig te zijn geweest bij de feiten of zeer grondig een hele bibliotheek aan biografieën te hebben geplunderd. Anderzijds is het dan ook weer leuk om vast te stellen dat de standaardbiografieën van bv. een De Kooning of een Warhol in alle talen over Cremer zwijgen. Voor hun biografen was de Nederlandse nozem blijkbaar een te marginaal figuur om een prominente rol te krijgen in hun verhaal. [Christophe Van Eecke]
Martin de Jong
In deze autohagiografie, geschreven met de bravoure die hij al tentoonspreidde in de beschreven jaren, is de auteur de verslaggever van zijn leven. Het spektakel begint in de jaren zestig met Cremers vertrek uit het bedompte Holland, waar de strijd tussen de voor- en tegenstanders van zijn debuut 'Ik Jan Cremer' mythische proporties had bereikt. Via Engeland belandt hij ter promotie van ‘I Jan Cremer’ in de Verenigde Staten, waar hij zo te lezen de spil wordt van de artistieke jetset. Van Bob Dylan tot Andy Warhol, van Nico tot Jayne Mansfield, allemaal vallen ze voor Jan. De beschrijvingen van zijn talloze bedavonturen gaan op den duur vermoeien, verfrissend intermezzo is de humoristische uiteenzetting over seks met een beroemde filmster: ‘Je kunt ook eerst beffen en je dan laten pijpen. Zie maar.’ Het vaak zeer amusante boek leest door het meedogenloze portret van artistiek hip Amerika anno de jaren zestig (gezien door de ogen van Cremer) als een spannende documentaire. Vrij kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.