Dief van de duivel
Mikael Engström
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Van Goor, cop. 2008 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : ENGS |
31/12/2008
Wie Tobbe (2004) en Dief van de Duivel (2006) las, aarzelt niet om Op het randje (2008) open te slaan. Net als vorige werken, die beide met een Zilveren Zoen bekroond werden, speelt Op het randje zich af in Mikael Engströms thuisland Zweden. Het is een pakkend verhaal over een kleine overlever die ook de tijd mag overleven.
Mik groeit op in een kansarm gezin. Zijn moeder is gestorven, zijn vader is een alcoholicus en zijn verafgode broer Toby (16) is meer niet thuis dan wel. Mik redt zich zo goed en kwaad als het gaat, probeert iedereen om de tuin te leiden, ook op school, maar uiteindelijk zoekt de dienst 'Maatschappelijk werk' een 'normaler' onderkomen voor hem. Hij komt voorlopig terecht in het hoge noorden, in het dorpje Storselet, bij zijn tot dan toe onbekende tante Lena. Daar proeft hij voor het eerst wat een onbezorgde kindertijd betekent. Maar het is slechts tijdelijk. Na een ontwenningskuur van zijn vader gaat Mik terug naar huis, waar het weer misloopt. 'Maatschappelijk werk' plaatst hem nu in een 'normaal' opvanggezin. Hij wordt er misbruikt als hulpje in een hondenkennel, gepest door de zoon en dochter en hij vlucht ten slotte terug naar huis. 'Maatschappelijk werk', verpersoonlijkt door mevrouw 'Papegaai', vanwege haar papegaaienoorbellen, en meneer 'Paragraaf', vanwege zijn onbegrijpelijke ambtelijke taal, spoort hemweer op en brengt hem terug naar tante Lena. Hij integreert er zo goed, dathet hele dorp een petitie tekent omhem daar te houden. Hij groeit zowel fysiek als emotioneel, zeer tegen de zin vande dame en heer van 'Maatschappelijk werk'.
Mik is een jongetje dat je onvoorwaardelijk in je hart sluit. Geen onverdeeld lieverdje, want hij moet zijn woede op zijn vader af en toe ergens kwijt. Engström kruipt als personele hij-verteller in zijn huid en tekent een genuanceerd beeld. Vele details laten impliciet vermoeden dat Mik met zijn elf of zijn twaalf jaar al meer meemaakte dan een ander in zijn hele leven. Thuis ruimt hij met bijna filosofisch, door ervaring aangekweekt flegma, lege en gebroken flessen op en zoekt hij naar geheime bergplaatsen; met een zeker mededogen legt hij een dekentje over zijn roesuitslapende vader, terwijl hij zich een sterke, heldhaftige vader fantaseert en uitkijkt naar de komst van zijn grote broer, zijn god. Toby zorgt dat er geld in huis is. Waar het vandaan komt wil Mik niet zien, maar dat kan je afleiden uit de stapels dozen met dvd-spelersdozen en de computers met de naam van Miks school erop. De komst van de politie is later voor Mik een complete verrassing, niet voor de lezer. Maar Toby is ook diegene die Mik hardt, die hem bokstraining geeft en hem daarbij niet spaart. Mik kweekt uithoudingsvermogen aan en leert zijn verdriet en pijn binnenhouden. Ook al kan hij niet zwemmen, hij springt in het water en probeert het record adem onder water inhouden te breken; ook al komt Toby niet meer thuis. Mik overleeft met zijn 'zombiedagboek' als klankbord; ook als staat hij doodsangsten uit in de kennel van de 'mishandelaren', ook al gebruikt Niklas hem als schietschijf en bewerkt Louise hem met de zweep, je hoort Mik niet klagen. De situaties zijn hemeltergend genoeg, slechts een korte notitie in zijn 'zombiedagboek' verraadt hem: "Als je veel huilt, krijg je dorst. Ik drink veel water", en de toon van de brieven die hij aan Toby schrijft, laten niets aan de verbeelding over. Mik is een overlever, omdat hij leeft in zijn hoofd. Prachtig is het hoe Engström zijn innerlijke revolte, pijn en ook zijn ontwakende levensplezier suggestief en impliciet aanbrengt. Daarvoor legt hij de link met Astrid Lindgrens De Gebroeders Leeuwenhart. Mik spiegelt zijn strijd aan het verhaal van Kruimel en Jonathan, de filmversie die hij tientallen keren op de (gestolen) dvd-speler gezien heeft. Zijn pijn zet zich vast in zijn ziel als 'De Draak Eenzaam' en zijn wanhoop uit zich in zinnetjes als 'hoe ver is Nangijala?' en 'waarom is Tengil altijd en overal net iets eerder dan ik?' Engström geeft geen expliciete verwijzingen naar Lindgrens verhaal, enkel een voetnoot wijst op gebruikte elementen. Het vormt geen probleem voor onervarenlezers, Miks suggesties zijn sterk genoeg.
De impliciete tekening van Miks gevoelens wordt nog door andere symbolen en metaforen gedragen. In het museum is hij een en al oor voor het treurige lied van de walvissen, die misschien net als hij 'magnetisch' verdwaald zijn; bij tante Lena put hij hoop uit de aanwezigheid van de sperweruil. Wanneer hij weken later bij de 'mishandelaren' terechtkomt en Niklas een gelijkaardige vogel doodschiet, breekt zijn weerstand tegen het noodlot. Er is geen hoop meer en hij vlucht. Zelfs in het paradijselijke Storselet, bij tante Lena en zijn klasgenootje Pi, loert het onheil. Daar is een kwaadaardige hond het monster dat hij moet bedwingen en uiteindelijk ook bedwingen kan. Ook derden, zoals tante Lena, haar buurman Bengt die zich als een echte vader ontpopt, zijn klasgenootje Pi, leggen impliciet Miks gevoelens bloot. In zijn verwondering bv. over zijn verkrampte lichaam bij een aanraking van tante Lena of van Pi voel je zijn ontdooiende emoties. Mik zweeft voortdurend 'op het randje'.
Er is nog een andere 'rand' in dit verhaal. Vier kinderen, Mik, Pi en klasgenoten Oskar en Filip, staan op de rand van de puberteit. Zij experimenteren met goed en kwaad, met gevoelens en met ontluikende seksualiteit. Hoe ze mekaar ook uitdagen, de vier gaan voor elkaar door het vuur. Om Mik te redden van een nieuwe ontvoering uit zijn paradijs, Storselet, vluchten ze samen met een zelfgemaakt vlot, trotseren ze de rivier, de stroomversnellingen en de levensbedreigende waterval. En overleven. Ze hebben de oversteek naar de puberteit gemaakt. In al die verschrikkelijke en vreugdevolle maanden is Mik gegroeid, fysiek en mentaal sterker geworden: "Het was raar, maar ineens bekroop hem het gevoel dat Tony een vreemde voor hem geworden was. [...] Misschien was er wel iets met hem zelf gebeurd, zijn eigen manier van kijken en luisteren. Mik wist het niet. Misschien was er wel iets met de hele wereld gebeurd [...] bedenkt hij wanneer Tony onverwacht op bezoek komt in Storselet." De rollen zijn omgekeerd: Tony heeft hem nodig, niet meer omgekeerd. Mik is niet meer Kruimel en Tony niet meer Jonathan.
Mik zal nog één keer door 'Maatschappelijk werk' uitgedaagd worden en dat is één keer te veel. Hij wil niet meer ("Dit keer overleefde hij het niet."), maar tegelijk wil hij zelf de touwtjes in handen nemen. Hij vlucht het ijs op, en wil zo een belofte afdwingen. Wanneer hij die niet expliciet krijgt, blijft enkel het zwarte gat, het windwak, waar de Draak Eenzaam schuilt. Buurman Bengt weet het, hij schat zijn kansen in, en grijpt in. Het verhaal eindigt met de impliciete maar suggestieve zin die de toon van het hele verhaal kenmerkt en die het verhaal zo sterk maakt: "'Waar ben ik?' vroeg Mik. 'Thuis.'"
In het verhaal spelen de natuur en deomgeving een beduidende rol. Van zijn trieste en troebele overlevingsverhaal in dewinterregens van het stadje Solna (deel één)komt hij in het tweede deel in het schitterende en heldere IJsland van Storselet terecht. In het korte deel drie, van begin maarttot midden juni, is hij terug in Solna, maar hijleeft niet echt en neemt weinig notie van debuitenwereld. Hij schrijft zijn 'zombiedagboek' en kijkt raar op dat het in het vierde deel zomer is. Op de boerderij van 'demishandelaren' ondergaat hij de verzengendezomerhitte. Hij begrijpt dat hij "niet in Nangijala terechtgekomen was, maar regelrecht in de Hel." In deel vijf zet de zomer zich door in Storselet. Mik neemt de draad vanhet paradijselijke leven weer op, maar het onheil, de heer en dame van 'Maatschappelijkwerk', ligt op de loer. Samen met Pi, Filip enOskar bereidt Mik de vlucht voor. De draaikolken en waterval op de rivier zijn vanoudsher sterke symbolen voor de gevarendie kinderen in hun innerlijke groei moeten overwinnen. Deel vijf eindigt waarhet verhaal begon: bij het begin van de winter,en alle symbolen en elementen die Mikhielpen groeien, komen er samen: heterlangen naar Nangijala, de lok van het zingende monster, het record adem inhoudenonder water, de snoekvangst met Bengt...Engström heeft zijn verhaal bijzonder nauwkeurig gestructureerd.
Op het randje is een verhaal dat, naast volwassenen, lezers vanaf 11 of 12 zal aangrijpen. De gedachten en emoties van Mik zijn zo natuurlijk verwoord dat kinderen zich moeiteloos kunnen inleven. De hoofdstukken zijn kort, zodat alle gebeurtenissen in Miks leven ook voor jonge lezers makkelijk te volgen zijn. De titels boven de hoofdstukken zijn veelzeggend en helpen hen een handje. Die beknoptheid schept voor oudere lezers een vorm van afstandelijkheid. Bedrieglijke afstandelijkheid, want ook zonder een diepteontleding voel je in ieder hoofdstuk de rijkdom van die eenvoud, van symbolen en van literaire verwijzingen. Het maakt van Op het randje een bijzonder rijk boek.
[Jet Marchau]
Anja van Geert
Mik (12) leeft in een voorstad van Stockholm met zijn oudere broer en zijn alcoholische vader. Behalve de lege flessen proberen ze ook hun levenssituatie zo veel mogelijk te verbergen voor de buitenwereld. Wanneer de dienst jeugdbescherming ingrijpt, wordt Mik heen en weer geslingerd tussen leven bij een tante en in een pleeggezin. Tijdens deze chaotische maanden beleeft Mik soms levensgevaarlijke avonturen. Hij probeert te overleven en voelt hierbij vaak de onweerstaanbare drang te testen hoe ver hij kan gaan. Tot het randje. Het aangrijpende verhaal van een jongen aan de zelfkant van de maatschappij wordt verteld in een realistische, soms wat rauwe taal. Gevoelens en belevenissen worden haarscherp geregistreerd en weergegeven op een meeslepende manier. De herkenbare en mooi getypeerde personages kunnen humoristisch uit de hoek komen in bijzonder sterke scènes. De auteur, tevens journalist, won al tweemaal een Zilveren Zoen met 'Tobbe' en 'Dief van de duivel'*. Vanaf ca. 12 jaar.
Kim Wezenbeek
ua/an/22 j
Solna, een voorstad van Stockholm. De (letterlijk) kleine Mik probeert de touwtjes aan elkaar te knopen. Geen gemakkelijke opdracht want zijn vader ligt hele dagen dronken in of naast de sofa sinds moeder is gestorven en zijn grote broer Toby, zijn afgod, is meer niet dan wel thuis. Je voelt samen met Mik het moment naderen waarop hij de schijn niet langer kan ophouden. Op een dag staat Welzijnszorg voor de deur. Het is de dag waarop voor Mik het gevecht om zijn eigen leven begint. Hij verhuist naar zijn tante Lena. Het contrast tussen het drukke Solna en het kleine dorpje in het noorden van Zweden is immens. Het duurt even voor Mik zijn draai vindt, maar eens hij die gevonden heeft, voelt hij hier een nieuwe thuis, een plek waar de slang in zijn buik kan gaan rusten. Mensen zijn er vriendelijk, het leven is er rustig. Het lijkt gek, maar juist in de barre winterkoude en de donkere dagen van het noorden, ontdooit in Mik de angst en het verdriet. Hij leert er echte vrienden kennen en gelukkig ook zichzelf. Mik komt tot het inzicht dat zijn leven in Solna een grote façade was. Spijtig voor hem heeft Welzijnszorg geen oren naar zijn verhaal. Er zijn regels in het spel en die moeten gevolgd worden. De halsstarrigheid waarmee de vrouw met de papegaaien in haar oren - zo noemt Mik de welzijnswerkster - te werk gaat, is hallucinant. Mik wordt ondergebracht bij een pleeggezin. Al gauw is het duidelijk dat deze mensen Mik vooral zien als een goedkope werkkracht voor vuile klusjes. Mik leeft opgesloten in een kelderruimte, een Assepoester in de éénentwintigste eeuw. Zijn overlevingsdrang en het verlangen naar het thuisgevoel bij tante Lena, geven hem de moed om regels met de voeten te treden. Mik start een ware veldtocht, maar hij weet waarvoor hij vecht en hoever hij hiervoor wil gaan. Tot op het randje ... Engström maakt van Mik geen ongeloofwaardige held maar ook geen meelijwekkend jongetje. Hij zet een puber neer die wil leven en die met een gezonde dosis humor op zak durft ontdekken. Je kan niet anders dan sympathie voelen voor deze kleine jongen. In tegenstelling tot wat je voelt voor de medewerkers van Welzijnszorg. Engström legt een eng, star systeem bloot dat meer oog heeft voor te volgen procedures dan wel voor de eigen behoeften en de unieke situatie van het kind. Zijn verhaal is een duidelijke aanklacht, maar die roep stoort het verhaal niet. Centraal staat immers Mik. Gelukkig. 'Op het randje' is een boek dat je op sleeptouw neemt. Je zou er zelfs voor naar het koude noorden willen reizen. Hoe innig het besneeuwde dorp beschreven wordt, hoe knus de stilte die er heerst. Maar dat is dan weer een ander verhaal.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.