Beschikbaarheid en plaats in de bibliotheek
ARhus - De Munt magazijn
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Ludion, 2008 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 700 DIERICKX |
Besprekingen
31/12/2008
Karel Dierickx is in de volle zin van het woord een klassiek kunstenaar. Zijn werk knoopt aan bij de grote traditie van de late 19e eeuw, bezint zich over het scharniermoment waar het modernisme op zijn hoogtepunt was, net voor het zich bliksemsnel keerde naar de metaconceptuele radicaliteit van Duchamp. Zijn verbeelding wortelt in de grote crisis van het kijken die belichaamd wordt door Cézanne en Bonnard.
Dat alles maakt hem voor oppervlakkige beschouwers tot een oneigentijds kunstenaar. Geen oordeel kan banaler zijn dan dat. Want elke vorm van radicaal existentieel schilderen, zoals Dierickx dat beoefent, is in de diepste grond eigentijds en kan niet anders zijn. Daarom is het ook ten diepste conceptueel: het moet zich met elke verfstreek afvragen waarom, hoe, waardoor, om wie of wat. Dergelijke oeuvres zijn in een onophoudelijke staat van alarm: er moet onophoudelijk worden gedacht, positie ingenomen, en in hetzelfde gebaar weer afscheid genomen. Het hoeft niet te verbazen dat Dierickx ooit een reeks maakte met de titel 'Het onafwendbare afscheid': zijn gehele oeuvre is een onophoudelijk oefenen in het afscheid nemen van het doek en zijn intensieve ontmoeting. Vaak heeft Dierickx gezegd dat het opzetten van een schilderij hem geen enkele moeite kost ? zijn productie is redelijk spectaculair, zeker als men ook de talloze vernietigde werken tijdens het proces meerekent ? maar dat het cruciale moment gelegen is in het opheffen van de hand en het laten voltooid zijn van het werk ? dat eigenlijk nooit af kan zijn. In deze wankele evenwichten tussen voltooidheid/onmogelijk te voltooien dynamiek, speelt zich het drama af van wat kan worden uitgebeeld. Wat Dierickx uiteindelijk in zijn uitgebreide, obsessieve oeuvre duidelijk maakt, is het gevecht met de tijd. Niet alleen met de tijd van het leven ? de breekbare vluchtigheid is een van zijn sterkste motieven ? maar vooral en in eerste instantie met de tijdelijkheid van het schilderen zelf, van de passionele momenten met de verf, waarmee hij existentieel uiterst alleen staat. Te midden van zijn werken is Dierickx de kluizenaar die hen bezielt en loslaat en niet kan laten gaan. Het decisief opheffen van de hand is de bezwering waardoor deze schilderwijze zichzelf toont in haar openheid, in haar toekomstperspectief, in haar openbreken naar een volgend schilderij (want bij Dierickx is een werk slechts een opmaat naar een volgend ? met enige overdrijving zou men kunnen zeggen dat hij zijn hele leven al schildert aan één schilderij, een imaginair, obsessief doek dat zijn gevecht met de vluchtigheid van het leven en het denken symboliseert). Door deze kwaliteit is Dierickx een melancholisch schilder ? maar in een tijd waarin iedereen hysterisch over vitaliteit kraait moet men dat laatste begrip omzichtig nuanceren. Melancholie is geen mijmerende zwakte, het is het ten gronde doorleven van het besef dat het kijken eindig is, dat men nooit kan zien waar het leven eigenlijk om draait, en dat men juist deze omzichtigheid als het drama van het leven krachtig en overtuigend kan schilderen. Dat is de opgave die hij zichzelf heeft gesteld, en ze is doordrongen van vitaliteit en weemoed tegelijk.
In het zopas bij Ludion verschenen boek over Dierickx' oeuvre, een zorgvuldig door hem tot in het laatste detail geregisseerd denkgeheel, kan men zien wat hij ooit naar aanleiding van een schilderij stelde: 'Nooit zag ik eerder zo de tijd bewegen' (een werk uit 1995). Het aan de tijd inherente tekort wordt op die manier een picturale strategie, een manier om iemand te worden, te ontwerpen, die men in en door het werk geworden is; het tekort wordt een surplus. Deze om-munting van het eeuwige tekort in het leven (veroorzaakt door het verlopen van de tijd) wordt op die manier telkens voor even bezworen ? voor de tijd dat het schilderen duurt. De complexe kleurschrifturen van Dierickx zijn daardoor als het ware de neerslag van een performance die niet kan worden afgesloten, die altijd, als een sysifusarbeid, elke dag hernomen moet worden en waarvan het einde alleen kan samenvallen met het eigen levenseinde. Dergelijke schilderkunst kan dus niet anders zijn dan existentieel, radicaal, alles of niets met de eigen toegemeten tijd. In de inleidende tekst bij het boek, van de hand van Dierickx' galeriehouder in Münster, merkt Heiner Hachmeister op dat het oeuvre daardoor ook nooit 'serieel' is: wat Dierickx doet, is niet laboreren aan reeksen, maar van schilderij tot schilderij helemaal opnieuw van nul beginnen. Alle technieken zijn daarbij goed, Hachmeister somt ze op: dikke palet-opbreng, uiterst verdunde transparante frottages, met papier gedepte velden, met de vingers kloppen tot een veld helemaal doordrongen is van materie en transparantie tegelijk. Al even belangrijk is het om daarbij op te merken dat Dierickx nergens uit is op de virtuositeit die hij daarin nochtans met de jaren heeft ontwikkeld. Het is hem te doen om wat net altijd buiten het meesterschap van zijn eigen kunnen ligt (overmoed en bescheidenheid zoeken daar onophoudelijk naar evenwicht).
Vaak ligt die grens tussen wat de techniek toelaat en mogelijk maakt enerzijds en wat de grens van het verbeeldbare vormt anderzijds, juist in de overgang tussen abstractie en figuratie. Daarin is Dierickx altijd een meesterlijk observator van de door hem bewonderde meesters geweest, en het is niet overdreven te stellen dat hij eigenlijk aan één lange exegese, een tekstverklaring werkt van de hoogmodernistische meesters en hun strijd om iets onzichtbaars op te roepen op een doek. Zijn motieven zijn van een even bescheiden als radicale aard: hij is altijd gefascineerd geweest door de haast autistische schoonheid van Morandi's werk, dat ook nooit bekommerd was om 'reeksen' maar om de eenmalige betovering van een gedroomd moment suprême. Maar de gaten, hiaten, doorschemerende ondergronden van Bonnard, in al hun tragische suggestiviteit, zijn hem al even dierbaar als de soms pijnlijke lichtheid van de late Matisse. Dierickx heeft zich decennia lang, en zonder zich te laten afleiden van zijn recherche door eender welke mode, toegespitst op het voortzetten van de vragen die in het werk van de hoogmoderne kunst werden gesteld en die door het conceptualisme abrupt werden afgebroken, althans in het officiële discours. Want uiteindelijk is, zoals eerder gezegd, dit werk door en door bewogen door het concept dat aan de visualiteit van de schilderkunst ten gronde ligt. Dierickx analyseert motieven, stelt zich tegen hen teweer, geeft zich gewonnen, trekt zich terug, slaat ook zelf terug en vertaalt deze va-et-vient door zijn rug naar het natte, zinderende doek te keren en de deur van zijn atelier dicht te trekken, zodat de terugkeer naar het leven getekend is door de ontmoeting die hij daar eenzaam heeft uitgezweet. Om die radicaal-existentiële reden heb ik zijn werk altijd al zeer aangrijpend gevonden. Dierickx heeft de afgelopen decennia veel erg donkere werken geproduceerd, waarin telkens als een mes felgeel opvlamde, gedurfd rood, een soort woede te midden van de meditatie die hij zichzelf oplegde. De emotionele spagaat is heel typisch voor Dierickx' werk: het gaat in één streek van verstild en berustend naar messcherp, haast woedend. Opstand en verzoening liggen er naast elkaar als kleuren die aan elkaar moeten wennen, bij elkaar gedreven door de intensiteit van het wegnemen en teruggeven.
Tegelijk toont dit tot in de puntjes verzorgde boek ook Dierickx op zijn best als tekenaar. Daar beweegt hij zich in een volstrekt open ruimte ? de tijdloze grammatica van het tekenen geeft een enorme vrijheid, want dat medium is veel minder gebonden en afhankelijk geweest van stromingen. Zestiende-eeuwse vluchtige schetsen van Michelangelo kunnen zo naast tekeningen van Egon Schiele, Matisse of Kokoschka hangen, expressionisme en klassieke tekenkunst vloeien in dit medium moeiteloos in elkaar over. In dit medium is Dierickx' werk soms van een Japanse pracht en subtiliteit, en zoals bij elke schilder die het klassieke, tijdloze kijken ambieert, vormt het de verborgen kern van zijn oeuvre.
Iets meer excentrisch, althans op het eerste gezicht, zijn de sculpturen die hij vooral het afgelopen decennium heeft gemaakt. Dierickx is als sculpteur een zo mogelijk nog klassieker modernist. Tot men van nabij gaat kijken, zich verwonderend over de uitstulpingen, klonteringen, holten, onverwachte wendingen die zich als microscopische drama's ontwikkelen, en beseft dat men voor schilderijen in brons staat. Het schilderkunstige en de tijdloze kunst van het schetsen probeert Dierickx, met al hun vluchtige subtiele toetsen, al evenzeer te vangen in het brons. Dat heeft iets verrassends en tegelijk uiterst consequent.
Het boek bevat een mooi gedicht van Roland Jooris, een goede vriend van de schilder, en een, zoals steeds omzichtig en gewetensvol opgebouwd essay van Bernard Dewulf. Dewulf is inmiddels een van onze beste 'lezers' van plastisch werk geworden, en ook hij merkt meteen de breekbare balans tussen rusteloosheid, intimiteit en toegewijd geduld in dit werk op. Met dit alles ligt er een document ter tafel dat een overtuigend overzicht biedt van een ? niet alleen naar mijn gevoel ? schromelijk onderschat Vlaams schilder. Men kan alleen maar hopen dat aan deze anomalie een einde komt; er zijn werkelijk prangende, grootse momenten in het oeuvre van Dierickx te vinden, momenten waarop hij moeiteloos de kracht van Ensor voortzet. Zijn werk vormt een onvervangbare schakel in de Vlaamse schilderkunst. Laten we hopen dat dit nu eindelijk ook daagt voor hen die het al veel te lang over het hoofd hebben gezien. Dan is het 'bewegen van de tijd' niet voor niets geweest. [Stefan Hertmans]
Redactie Vlabin-VBC
Dit boek over het oeuvre van de Vlaamse schilder Karel Dierickx (Gent, 1940) laat je kennismaken met een radicaal existentialistische schilderkunst die een gevecht levert met de tijdelijkheid van het leven, en vooral van het schilderen zelf. Het cruciale moment ligt daarbij in het opheffen van de hand, waarbij het aan de tijd inherente tekort een picturale strategie wordt, een manier om iemand te worden. In zijn combinatie van technieken wil de schilder vooral de grens aftasten tussen wat de techniek toelaat en wat verbeeldbaar is, een grens die vaak ligt in de overgang tussen abstractie en figuratie. Daarin is Dierickx altijd een meesterlijk observator geweest van hoogmodernistische meesters als Bonnard en Morandi. Naast schilderijen toont dit boek ook enkele subtiele, schetsmatige tekeningen en bijna picturale sculpturen. Met een inleidende tekst van galeriehouder Heiner Hachmeister, een mooi gedicht van Roland Jooris, en een gewetensvol opgebouwd essay van 'De Morgen'-journalist Bernard Dewulf. Een tot in de puntjes verzorgd en overtuigend overzicht van een schromelijk onderschat schilder.
Suggesties
Krijg een e-mail wanneer dit item beschikbaar is
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.