Europa buitengaats : koloniale en postkoloniale literaturen in Europese talen
Theo D'haen
Theo D'haen (Auteur), Hans Bertens (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Acco, 2008 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : OVER LITERATUUR-SCHRIJVERS : ENGE 851 HAEN |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Acco, 2008 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : ENGE 851 HAEN |
31/12/2008
Elke vorm van geschiedschrijving zit gekneld tussen de verplichting tot een helder verhaal en de wens om zoveel mogelijk informatie mee te geven aan de lezer. Hoewel Amerikaanse literatuur, een geschiedenis naar het einde toe te vaak verzandt in opsommingen afgewisseld met korte inhouden, brengen Hans Bertens en Theo D'haen, twee keien van de Amerikanistiek in de Lage Landen, het er in dit verband uitermate voorbeeldig van af. Bovendien ontstaat de indruk van verzanding misschien pas wanneer men dit boek tot het einde toe als een historiografische tekst wil zien, terwijl de auteurs in hun voorwoord al aangeven dat ze eigenlijk twee boeken hebben aangeleverd voor de prijs van één: niet alleen een "gedegen literatuurgeschiedenis", maar ook een "gids voor iedereen die belang stelt in de hedendaagse Amerikaanse literatuur" en dus het liefst zoveel mogelijk auteursnamen, titels en samenvattingen wil aangeboden krijgen. Zelf werd ik toch wat ongedurig van deze gids, niet omdat ik de meeste boeken waarvan sprake beroepshalve en ook voor mijn plezier gelezen heb, maar wel omdat de samenvattingen af en toe de toekomstige leespret bederven en, belangrijker, geregeld langer uitvallen dan de besprekingen van echte Amerikaanse klassiekers. Zo is de behandeling van het weliswaar uitstekende The Mambo Kings play songs of love (1989) door de Cubaans-Amerikaanse auteur Oscar Hijuelos dubbel zo lang als die van The great Gatsby (1925) door F. Scott Fitzgerald, een roman die volgens mij nog steeds essentieel is voor een goed begrip van de Amerikaanse droom. De Bascombe-trilogie (1986-2006) van Richard Ford krijgt zelfs bijna evenveel plaats toegemeten als Moby Dick (1851) van Herman Melville, een van de absolute meesterwerken uit de Amerikaanse literatuur. Deze merkwaardige doseringen zijn wellicht het gevolg van het feit dat Amerikaanse literatuur een uitgebreide versie is van Geschiedenis van de Amerikaanse literatuur (1983) door dezelfde auteurs. Bij de herschrijving werden naast de productie van een gids over de hedendaagse Amerikaanse literatuur ook diverse veranderingen doorgevoerd aan de hoofdstukken over de periode tot en met 1950, maar het resulterende evenwicht tussen geschiedenis en gids is dus niet altijd even ideaal. De herschrijving tast hier en daar ook de bespreking aan van een auteur die nog actief bleef na de publicatie van de eerste editie. Voor de postmodernist Thomas Pynchon werd de oorspronkelijke paragraaf over zijn hoofdwerk, Gravity's rainbow (1973), aanzienlijk verbeterd, maar toch blijft hij merkwaardig genoeg korter dan de voorstelling van zijn voorlopig laatste roman, Against the day, die veel minder gunstig werd onthaald door de Amerikaanse kritiek.
De grote uitdaging van een gids over de meer recente literatuur is uiteraard dat de vele gegevens historisch verantwoord en zo netjes mogelijk gecategoriseerd moeten worden, maar ook dat lukt Bertens en D'haen bijzonder aardig. Voor de periode vanaf 1950, die zomaar eventjes 300 van de 500 bladzijden in beslag neemt, krijgen poëzie en toneel elk een hoofdstuk en wordt proza opgedeeld in 'Realisme en realistisch experimentalisme: 1950-1980', 'De literatuur van etnische minderheden tot 1980' (waarin ook de geschiedenis van de Afrikaans-Amerikaanse literatuur tot 1950 wordt meegenomen), 'Postmodernisme', 'Multiculturalisme na 1980' (met bv. een gedetailleerde behandeling van de Aziatisch-Amerikaanse literatuur) en 'Proza na het postmodernisme' (waarin getracht wordt via thema's zoals oorlog, 9/11 en intertextualiteit het zeer diverse materiaal in de greep te krijgen). De keuze voor 1980 als scheidingsjaar kan misschien worden verklaard doordat de eerste versie van deze literatuurgeschiedenis toen ophield, maar er valt los daarvan ook wel veel voor te zeggen, vooral omdat het radicale postmodernisme in de Verenigde Staten toen inderdaad aan belang begon in te boeten ten voordele van het literaire multiculturalisme. Periodisering en categorisering zijn dus in elk geval geslaagd; ik stond alleen even verbaasd toen Gilead (2004) van Marilynne Robinson opdook in het deeltje 'Allemaal oorlog', omdat deze roman toch over veel meer handelt dan de Amerikaanse Burgeroorlog. Bovendien heb ik persoonlijk, afgezien van de proza-auteur Donald Antrim en de theaterschrijver David Henry Hwang, niemand gemist in het grote aanbod van literaire figuren. Integendeel, ik heb nieuwe auteurs leren kennen wier werk ik zo snel mogelijk wil lezen.
Mijn bovengaande commentaren over het relatieve belang van Melville, Fitzgerald, Pynchons Gravity's rainbow, Antrim en Hwang heb ik nauwelijks beargumenteerd, enerzijds omdat deze recensie niet te lang kan zijn, maar anderzijds ook omdat ze gebaseerd zijn op inschattingen die niet altijd even sluitend kunnen worden verantwoord. Toch zou de Amerikaanse literatuurgeschiedenis van Bertens en D'haen nog sterker zijn geweest indien zij hadden getracht de beoordelingscriteria die hun tekst schragen expliciet te maken. Zo lijkt het mij tekenend dat de auteurs aan het begin wel de nodige aandacht besteden aan de definitie van het adjectief 'Amerikaans', maar dat ze verzuimen dat te doen voor het zelfstandig naamwoord 'literatuur'. Uit het hele boek krijg ik de indruk dat 'literatuur' bij Bertens en D'haen nog steeds vnl. te maken heeft met kwaliteit en met relevantie voor de dag van vandaag, maar zeker ben ik daarvan allerminst, en bovendien is die kwaliteit een vrij variabel gegeven. Een vroege zin als "Naast de poëzie van Bradstreet en Taylor heeft de overvloed van puriteinse geschriften de hedendaagse lezer niet veel meer te bieden" maakt het belang van relevantie duidelijk, maar dan zou je verwachten dat, veel later, van de naturalistische auteur Upton Sinclair naast The jungle (1906) ook Oil! (1927) zou worden vernoemd. Dat boek vormde nl. de inspiratie voor het scenario van Paul Thomas Andersons schitterende film, 'There will be blood' (2007), waarin de nog steeds typische (Amerikaanse) verstrengeling van religie, ondernemerschap en bedriegerij wordt behandeld. Kwaliteit betekent bij Bertens en D'haen vaak virtuositeit (zoals bij Pynchon, die "taal alles kan laten doen wat hij wil"), en soms ook het vermogen om de relatie tussen fictie en realiteit te thematiseren, zoals in Absalom! Absalom! (1936) van William Faulkner. De voorkeuren voor tekstuele hoogstandjes en hedendaagse relevantie worden echter geregeld opgegeven ten voordele van de eis die de Amerikaanse literatuurgeschiedschrijving is gaan stellen nadat Bertens en D'haen de eerste versie van hun literatuurgeschiedschrijving op de markt brachten ? een nadruk op het algemeen culturele belang van vele minder 'sterke' boeken meteen nadat ze verschenen, zoals bv. Uncle Tom's cabin (1852) van Harriet Beecher Stowe en The color purple (1982) van Alice Walker. Het is misschien onvermijdelijk dat diverse selectie- en kwaliteitscriteria worden gehanteerd in een omvattende nationale literatuurgeschiedenis, maar ook een dergelijk inzicht was het vermelden waard geweest.
Al deze bedenkingen doen echter nauwelijks wat af aan de enorme kwaliteit van dit ambitieuze boek. Het is steeds erg vlot leesbaar en getuigt van een enorme beheersing van de primaire literatuur en van de culturele context waarin de honderden behandelde teksten tot stand kwamen. Vaak vormt de verduidelijking van het verband tussen tekst en historische context de achilleshiel van een literatuurgeschiedenis, maar niet zo hier. Hoed af dus voor Bertens en D'haen. Als (te) gewetensvol recensent heb ik ook bepaald lang moeten zoeken om twee miezerige slordigheidjes te ontdekken: de populaire Amerikaanse televisieserie over de jaren 1950 heet niet 'The Fonz', maar wel 'Happy Days', en de term waarmee de literatuurcritica Linda Hutcheon de experimentele historische roman uit de jaren 1960 en 1970 aanduidt is niet "historical metafiction", maar "historiographic metafiction". [Luc Herman]
Redactie Vlabin-VBC
Dit boek van hoogleraren en literatuurwetenschappers Theo D'Haen (K.U. Leuven) en Hans Bertens (Universiteit Utrecht) biedt een radicaal herziene en uitgebreide uitgave van Geschiedenis van de Amerikaanse literatuur uit 1983. Waar in dat werk de nadruk lag op de periode voor 1950, ligt die nu op de recentere literatuur. De hoofdstukken over de literatuur na 1950 zijn bovendien volledig nieuw. De auteurs gaan achtereenvolgens in op verschillende stijlperiodes/thema's, gaande van het puritanisme, over het realisme en naturalisme, tot het modernisme, postmodernisme en multiculturalisme. In een laatste hoofdstuk komt het hedendaags proza aan bod. Dat alles wordt opgebouwd rond besprekingen van representatieve schrijvers en teksten. De auteurs besteden vooral aandacht aan proza en poëzie, maar ook toneel komt aan bod. Een literatuurgeschiedenis als deze is uiteraard onvermijdelijk selectief en vulgariserend. Niettemin is dit een mooie inleiding, die dankzij de bibliografie en het auteursregister ook kan worden gebruikt als naslagwerk. Sobere lay-out, geïllustreerd met enkele afbeeldingen.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.