De wei van Koe
Paul de Moor
Paul de Moor (Auteur), Sabien Clement (Illustrator)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Lannoo, 2008 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MOOR |
Annemie Leysen
i /ul/30 j
Een schepper van stoelen
Met zijn opvallende Erasmus-trilogie, waarin een meisje samen met haar wonderlijke buurman de wereld in vraag stelt, liet Paul De Moor al een heel nieuw geluid horen. In een verfrissende, associatieve stijl en met een hoogst originele vertelstructuur verkende hij daarin respectievelijk het begin van alles (tot bij de 3,5 miljoen jaar oude Lucy), de wetenschap via de leer van Darwin en de muziek van Mozart als invalshoek.
Al even verrassend is zijn nieuwe jeugdboek En iedereen ging op zijn mieren zitten. Over kunst en verbeelding gaat het. En - merkwaardig genoeg - over stoelen. De Moor was bevriend met de Zweedse meubelontwerper Ake Axelsson. Die ligt aan de basis van dit ontwapenende verhaal over een bevlogen stoelenbouwer.
Vanuit zijn witte berk bekijkt Ake Apostelnhus mensen en dingen: "Hij was twaalf jaar en vijf dagen en een koning op een troon in een boom. En hij was misschien ook een beetje God." Een schepper van stoelen zou hij worden. Zijn eerste ontwerp is bestemd voor de oude vrouw met haar onafscheidelijke kip Hortensia. De dorpsbewoners komen de creatie vol verbazing bewonderen en de Palingstroper wordt een vaste 'zitter'. Vanuit een stoel zie je de wereld anders, zegt hij. Je ziet veel meer en je neemt de tijd om te zitten en te praten.
En daar is het Ake om te doen: elke stoel die hij bedenkt, heeft een bedoeling en maakt de bezitter gelukkiger. Een vlinderstoel uiteraard voor een door vlinders bezeten stel. De geest van zijn dode vader zit gebeiteld in een veelkleurige zeilende stoel en in weer andere hoor je violen en harpen weerklinken. Zijn fascinatie voor mieren inspireert hem tot een reeks mierenstoelen ('ze zaten als een sok') en de rennende beweging van een haas vind je terug in de zigzagstoel. In elk meubel herken je de inmiddels beroemde Scandinavische ontwerpen.
De Moor schreef, in zijn eigen beeldende stijl, een bijzonder teder boek, waarin een designer tot kunstenaar en visionair wordt verheven: "Hij droomde de dingen tot ze echt werden." Het werd bovendien prachtig vormgegeven en de sobere, etherische illustraties van Sabien Clement verbeelden perfect wat wordt verteld.
31/12/2008
'Het verhaal van de stoel', zo luidt de ondertitel van En iedereen ging op zijn mieren zitten van Paul de Moor en Sabien Clement. Een stoel: hoe prozaïsch kan een onderwerp voor een jeugdboek kan zijn? De Moors en Clements antwoord lijkt in één woord 'verwondering' te zijn.
De kracht van De Moors 'geschiedenis' van de stoel ligt dan ook niet in spanning en verrassende plotwendingen, maar in de poëtische verbeelding die eruit spreekt. Want meer dan over de stoel, gaat dit boek over wat je kan aanvangen met de realiteit als je buiten de lijntjes durft te kleuren. En dat is ook wat zowel De Moor als Clement hier in taal en beeld lijken te willen doen: de dingen op zo'n manier voorstellen en inkleuren dat ze in een vreemde, verhevigde vorm tevoorschijn komen. Een bij uitstek literaire opzet dus, waarbij de vraag misschien vooral is of die wel overkomt bij jonge lezers (vanaf elf jaar), die immers niet dezelfde literaire sensibiliteit en ervaring hebben als ? sommige ? volwassenen.
In een dankwoord achteraan in het boek kunnen we lezen dat De Moor zich voor En iedereen ging op zijn mieren zitten liet inspireren door het werk van zijn vriend Ake Axelsson, een Zweedse ontwerper van stoelen. De Ake Apostelnhus uit het boek is echter niet zomaar een designer, maar wel de hoofdrolspeler in wat een alternatief scheppingsverhaal lijkt.
Dat verhaal begint in medias res, met de volgende, moeilijk te plaatsen zinnen: "Maar nu was het later, veel later: Ake Apostelnhus kon op de dag zeggen hoeveel later: honderd zevenenveertig jaar en honderd negenenveertig dagen. Hij zag het allemaal weer zoals het was, ook al was het nu." Vervolgens worden we abrupt terug in de tijd geslingerd, naar het moment waarop de 12-jarige Ake voor het eerst het idee krijgt om een stoel te ontwerpen. Op een heldere dag vat de jongen post in een hoge boom, van waaruit hij een overzicht heeft over het dorp en een groot stuk van de wereld daarbuiten. Op deze plek, die hij "zijn hemel" noemt, raakt hij verzonken in gepeins, waardoor alles zich ongemeen helder voor hem lijkt af te spelen
De aandachtige afstand die Ake vanaf zijn boom tot de wereld heeft, zorgt voor wat je een ervaring van het sublieme zou kunnen noemen, die de artistieke creatie voorafgaat. De Moor geeft hier een gedetailleerde beschrijving van dingen, kleuren, geluiden en allerlei gewaarwordingen, waarmee hij meteen de toon zet voor de rest van het boek. Wanneer Ake aan het einde van het eerste hoofdstuk besluit dat hij een stoel wil maken voor het dorp, wordt die ook subtiel geduid als symbool voor het stilstaan bij de alledaagse realiteit, om zo met een geduldig, esthetische blik naar de dingen te kijken: "Ik maak een stoel voor het dorp, dacht hij. Ik geef iedereen een stoel en iedereen zal blijven zitten." Waarna De Moor zijn 'scheppingsverhaal' expliciteert: "Hij wist precies wanneer hij dat dacht en wat hij toen voelde. Hij was twaalf en vijf dagen en een koning op een troon in een boom. En hij was misschien ook een beetje God. Op een zondag kon dat."
De openingspassage maakt duidelijk waar het Ake eigenlijk om te doen is, en verwoordt daarmee ook een (historische) visie op wat kunst is. De jonge stoelenmaker wil zijn dorpsgenoten via zijn verbeelding nl. eenzelfde transcendente ervaring bezorgen, en draagt in die creatieve activiteit ook een beetje god in zich. In de episodische hoofdstukken die daarna volgen, zien we hoe hij daar steeds beter en beter in slaagt. Tegelijkertijd groeit hij echter ook van zijn boom weg, komt hij steeds meer in het midden van de wereld zelf te staan. Dat proces begint bij het dorp, dat buiten de tijd lijkt te liggen en bevolkt wordt met allerlei kleurrijke en sprookjesachtige personages. Aanvankelijk bekijken die Ake met vreemde ogen ? zo hebben ze het over "de knaap die uit te lucht valt" wanneer hij pas in het dorp verschijnt ?, maar wanneer de jongen zijn kunsten aan hen schenkt, worden ze al snel ontvankelijker.
Ake maakt stoelen op maat van de vogelman uit Rusland, zijn grootvader, de vlindervrouw, de man die altijd vanop zijn dak naar het weer zit te turen enz. Van elk van deze personages krijgen we stukjes van hun verhaal mee, die de stoelenmaker vervolgens in zijn creaties verwerkt. En met succes: zo lezen we dat de stoel zelfs het huis van de norse en immer gehaaste oude vrouw van het Grasmeer verandert: "De stoel had het huis betoverd, had hem [Ake] betoverd. Hij zag meer nu hij zat. Het was een stoel die zat en liet zien." Ondertussen vernemen we slechts flarden over het leven van de jongen zelf, af en toe met verwijzingen naar de oude man uit wiens perspectief het verhaal wordt verteld. Dat zijn vader overleden is, blijft zo een vaag gegeven op de achtergrond, dat niettemin impliciet mee het verhaal kleurt.
Akes leven neemt uiteindelijk een radicale wending wanneer hij ingaat op het verzoek van de hoofdman van een groep zigeuners om mee de wijde wereld in te trekken. Na een lange winter zal Ake het dorp verlaten, maar niet vooraleer hij een stoel heeft gemaakt voor zijn moeder, die de vorm van een ei heeft. De stoel wordt opgehangen in Akes eigen boom, zodat zijn moeder uiteindelijk in Akes oorspronkelijke positie belandt en zijn creatieve project ? althans voorlopig ? volbracht lijkt. Op de laatste pagina van het verhaal lezen we hoe Ake, "zevenenveertig jaar en honderd negenenveertig dagen" nadat hij zijn eerste stoel heeft gemaakt, terugkeert naar het dorp. Met enkele letterlijke echo's van zinnen uit de openingsscène zijn we opnieuw aanbeland aan het begin van het verhaal, dat duidelijk inpikt op die laatste scène. De lezer kan dan pas exact het standpunt bepalen van waaruit het verhaal wordt verteld.
Op die manier levert De Moor een tekst af die er net als een gedicht om vraagt om herlezen te worden. Dat is echter niet alleen zo omdat de auteur hier een circulair verhaal vertelt, waarbij kleine verhalen elkaar bovendien voor de voeten lopen en er her en der betekenisvolle elementen worden gestrooid; ook de stijl dwingt je, in het verlengde van de thematiek, immers om aandachtig te lezen en twee keer stil te staan bij De Moors barokke beschrijvingen. De zinnelijke taal met veel adjectieven, metaforen, herhalingen, korte elliptische zinnetjes enz. levert dan ook geen vlot lezend boek op, wat dat ook mag zijn. Je kan De Moors stijl omschrijven als associatief, maar het is uiteraard net dat associatievermogen dat aan de grond ligt van de verbeelding waarover de auteur het hier heeft. Functioneel is de stijl dus wel, en bovendien leidt hij ook tot enkele erg mooie, beeldende zinnen. Sommige lezers, onder wie ook ik, zullen aan al dat zoets echter ook af en toe bijna een indigestie overhouden. Of wat moeten we denken van gezwollen zinnen als "De potloodstrepen trilden als wilgenbladeren, de uitgegomde vlakken zogen het licht met gretig verlangen op en de witte vellen kaatsten het naar de donkere bossen."
Dan is Sabien Clement heel wat zuiniger in haar illustraties, waarin ze haar bekende balpen combineert met potlood, collagetechnieken (bij de meer uitgewerkte aan het begin van elk hoofdstuk) en zelfs inktvlekken. Ondanks Clements neiging tot speelse experimenten weet ze zich, vooral dan in de kleinere tekeningen, steeds goed in toom te houden, met dunne lijnen, ingehouden toetsen en een minimaal kleurgebruik. Die manier van werken, die het van suggestie en abstractie moet hebben, sluit overigens perfect aan bij de thematiek van het boek, dat echt een kolfje is naar de hand van Clement, die als tekenaar met elk nieuw werk nog steeds groeit. Net als Ake wordt Clement hier immers uitgedaagd om het materiaal dat ze in de tekst aantreft te interpreteren en vorm te geven, wat o.m. enkele verrassend mooie tekeningen van, jawel, stoelen oplevert. Doordat Clement niet alleen herkenbare scènes afbeeldt, maar ook tekeningen invoegt die je de tekst doen herbekijken, wekken woord en beeld tegelijk betekenis op. De illustraties mogen dan wel geen overzicht bieden van het vertelde, ze zijn wel een onmisbaar onderdeel van dit boek, en dragen zelfs bij tot een beter begrip.
En dat is, zoals ik met mijn bedenking aan het begin van dit artikel al suggereerde, geen overbodige luxe. Want En iedereen ging op zijn mieren zitten mag dan wel af en toe erg mooie literatuur opleveren, het boek is zeker niet geschikt voor alle lezers vanaf elf jaar. Zowel het complexe verhaal en de beeldende stijl als de thematiek zullen velen immers doen afhaken. Een jeugdboek hoeft echter uiteraard niet geschikt te zijn voor de massa, en er zullen zeker enkele jonge (en oudere) dichters, filosofen en gevoelige zielen zijn die behoefte hebben aan een boek dat de literaire en andere zintuigen aanscherpt. Voor hen biedt dit werkje, dat moeilijk in een vakje onder te brengen is en in de jeugdliteratuur een unieke positie inneemt, meer dan stof genoeg. [Koen Sels]
Drs. A.W.M. Duijx
De 12-jarige hoofdpersoon had zijn moeder nooit op een stoel zien zitten, en ook zijn vader of grootvader niet. Vanuit zijn plaats in de boom, als een koning op zijn troon, overziet hij het dorp en besluit hij voor verschillende mensen die hij ziet een stoel te maken. De stoelen hebben allemaal iets te maken met de personages en hun leven, en verschillende houtsoorten en andere materialen worden erin verwerkt. Vanuit zijn stoelen ziet de wereld er vaak ook opeens heel anders uit. En iedereen wil wel zo’n stoel hebben. Negen zeer filosofisch getinte verhalen waarin steeds een bepaald personage centraal staat. De verhalen zijn door uitwijdingen en nogal literair gekunsteld aandoende taalvondsten vaak erg moeilijk te volgen. De verhaallijn gaat hierdoor helaas verloren, waardoor jonge lezers al snel zullen afhaken. De illustraties, gedeeltelijk in kleur, zijn bijzonder mooi (vooral de paginagrote illustraties aan het begin van elk hoofdstuk), evenals de vormgeving van het boek. In het slotwoord geeft de auteur zijn inspiratiebron voor dit boek aan. Voor een heel klein lezerspubliek vanaf ca. 11 jaar.
Lieve Raymaekers
ua/an/22 j
Ake Apostelnhus is twaalf jaar en vijf dagen wanneer hij op een zondag in zijn klimboom beslist voor elke persoon van zijn dorp een stoel te ontwerpen. Hij was ... een koning op een troon in een boom. En hij was misschien ook een beetje God. Op een zondag kon dat. (p. 13) Wat volgt is het poëtische scheppingsproces van zijn stoelen. Een vlinderstoel voor de vlindervrouw, een Rietveld-stoel voor zijn moeder, voor wie de stoel een mens is; de man die naar het weer keek, krijgt een ligstoel. Inspiratie haalt Ake uit de mensen en de natuur rond hem. Een wegrennende haas inspireert hem tot de zigzagstoel, mieren tot de mierstoel natuurlijk. Dit zeer filosofische en poëtische werk is als uitgave een pareltje: met relïëfdruk in bruut karton, ingebonden in linnen, vol iele schetsjes en verrukkelijke schilderijtjes van Sabien Clement, die het boek mee dragen. Het is uiteraard één grote ode aan zowat alle designers van de voorbije eeuw: Alvar Aalto, Arne Jacobsen, Charles & Ray Eames, Verner Panton, ... In het designmuseum van Gent is het boek trouwens gekoppeld aan een tentoonstelling. Ik zou dit boek dan ook nooit in handen stoppen van een tienjarige, zoals de uitgever suggereert, maar wel cadeau geven aan een poëtisch ingestelde designliefhebber, die eventjes zoet zal zijn met het thuisbrengen van de wel honderd stoelontwerpen die over de bladzijden werden uitgestrooid.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.