Little black spiders
Ina Vandewijer
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Davidsfonds/Infodok, 2008 |
VERDIEPING 3 : STAMPKOT : YOUNG ADULT : VAND |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Davidsfonds/Infodok, 2008 |
YOUNG ADULT : VAND |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Davidsfonds/Infodok, 2008 |
YOUNG ADULT : VAND |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Davidsfonds/Infodok, 2008 |
YOUNG ADULT : VAND |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Davidsfonds/Infodok, 2008 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : VAND |
31/12/2009
De Joodse Pool Janus Korczak, eigenlijk Henryk Goldszmit (Warschau 1878-Treblinka 1942) is een intrigerende figuur. Hij was soldaat in de Eerste Wereldoorlog, arts, professor, pedagogisch adviseur van de rechtbank, radioman, schoolhoofd, bestuurder van een kinderweeshuis, opvoedkundige, schrijver... Maar hij was vooral de man die tijdens de Duitse bezetting honderden Joodse kinderen onderdak, voedsel, liefde en een opvoeding gaf, en die in 1942 weigerde zijn 192 beschermelingen en 12 medewerkers in de steek te laten toen die naar het vernietigingskamp Treblinka afgevoerd werden. Daar werden ze allen in de gaskamers om het leven gebracht. Niet alleen de uiterste trouw aan zijn kinderen maar ook zijn opvoedkundige principes hebben hem overleefd: in zijn boeken voor kinderen (o.m. Koning Matthijsje de Eerste (Van Goor, 1990)), in zijn pedagogische literatuur (o.m. Hoe houd je van een kind (Bijleveld, 1986) en Het recht van een kind op respect (SWP, 2007)), in de actieve Nederlandse Janusz Korczak Stichting, én in het werk van jeugdauteurs als Karlijn Stoffels (met Mosje en Reizele (Querido, 1996)) en nu Ina Vandewijer.
De hoofdpersoon van Mijn stilte, de 13-jarige Ester, wordt op 5 augustus 1942 totaal ontredderd binnengebracht in Dom Sierot, Korczaks Joodse weeshuis in Warschau. Ze heeft een trauma opgelopen en kan niet meer spreken. Korczak kan haar overhalen haar gevoelens en gedachten in een dagboek op te schrijven. Ina Vandewijer laat Ester 'vertellen' wat er met haar en in het weeshuis gebeurt tot op de dag, twee weken later, dat ze allen door Duitse commandanten en Oekraïense bewakers naar de treinen worden weggebracht.
In 14 hoofdstukjes, een voor elke dag, laat de schrijfster Ester in de ik-vorm verwoorden wat ze in het weeshuis meemaakt. Elk hoofdstukje begint met een citaat uit Korczaks pedagogisch werk en eindigt met de notities uit Esters dagboek, waarin ze stilaan onthult wat haar deed verstommen: de dood van haar ouders in een nazirazzia. Esters relaas en haar dagboeknotities verschillen opvallend in stijl. Het dagverslag bestaat uit korte, bijna zakelijke zinnen, zonder gevoelswoorden, maar met een precieze beschrijving van wat er gebeurt en wat de bewoners van Dom Sierot doen. Daar horen dan ook letterlijk weergegeven korte dialogen bij, waarbij telkens tussen haakjes vermeld wordt wie iets zegt en vaak ook hoe hij dat doet en hoe hij zich daarbij gedraagt. Zo kom je ook heel wat te weten over Janusz Korczak en de manier waarop hij, die de kinderen nooit bevoogdend behandelt, het weeshuis als een kinderrepubliek (met kinderparlement, -gerechtshof, -muurkrant, -radiouitzendingen...) organiseert. Daarbij toont de schrijfster ook hoe de kinderen niettegenstaande hun angst en onzekerheid toch niet in wanhoop of chaotisch gedrag wegzinken en hoe ze voor elkaar in de bres springen.
Niet alleen Ester voelt telkens weer de flarden van pijnlijke herinneringen haar hart en verstand verduisteren. Zoals vele anderen probeert ze zichzelf helemaal van de wereld af te sluiten tot alleen haar lichaam nog overblijft, zonder denken, zonder voelen. Dat Ina Vandewijer koos voor een nerveuze stijl met korte zinnetjes, zonder opsmuk en verfraaiing, past uitstekend bij de mentale toestand van de beschrijvende ik-figuur: Ester kan alleen, in opdracht van de dokter, onversierde observatiezinnen schrijven met letterlijke optekening van de woorden van anderen, stille zinnen van iemand met een steen in haar keel, waardoor veel verzwegen wordt, maar meteen ook de pijn gesuggereerd is die de flarden uit het verleden telkens weer wekken.
In de dagboektekstjes, waarin ze haar pijn van zich afschrijft, zijn de zinnen langer, complexer en vaak ook suggestiever. Dat het schrijven helpt, is duidelijk als ze vlak voor de algemene deportatie weer geluid kan voortbrengen, hoog kan janken, als de herinnering aan de dood van haar vader en moeder voor haar ondraaglijk wordt.
In vrij kort bestek biedt de schrijfster in dit boek een zeer suggestieve, informatief rijke en pakkende evocatie van twee cruciale weken in het leven van een meisje met een diep trauma, met daarbij een mooi portret van een boeiend man en een huiveringwekkend beeld van een zwarte periode van het Europa van zo'n zeventig jaar geleden. [Herman De Graef]
Jorieke Rutgers
Deze oorlogsroman beschrijft de ervaringen van het joodse meisje Ester in het kinderweeshuis Dom Sierot te Warschau. Ester is haar spraakvermogen kwijtgeraakt. In opdracht van dokter Korczak schrijft ze over haar gevoelens in een dagboek. Het verhaal eindigt droevig. Op 5 augustus 1942 komen Duitse soldaten de kinderen en medewerkers van het weeshuis halen om hen naar een vernietigingskamp te deporteren. Belangrijke thema’s zijn moraliteit, het verlies van ouders, kinderlijke eenzaamheid en verdriet. Het boek is in dialoog/scriptvorm geschreven, afgewisseld met dagboekfragmenten. De verschillende hoofdstukken worden gescheiden door citaten van Korczak. Achterin is een nawoord opgenomen met informatie over het leven van de kinderarts Janusz Korczak. Hier zijn twee foto’s te zien, waarop hij en enkele weeskinderen staan afgebeeld. De Vlaamse jeugdauteur heeft voor haar debuut 'Witte pijn'* de Boekenleeuw 2001 gewonnen. Het is een origineel, ontroerend en goed geschreven verhaal, dat ook voor volwassen boeiend is. Vanaf ca. 14 jaar.
Kristina Delmeire
ua/an/22 j
Donderdag 23 juli 1942. Ester wordt bebloed binnengebracht in het weeshuis van Dom Sierot. Haar lichaam is niet gewond. Haar ziel des te meer. Ester heeft een steen in haar keel, ze kan niet meer praten. De oude dokter vangt haar op en vertelt verhalen. Hij geeft haar een schrift en een pen. In dat schriftje schrijft ze waarover ze niet kan spreken. Het wordt haar steun en toeverlaat. Beetje bij beetje maakt ze weer contact met de realiteit. Maar in de realiteit van de broeierig hete zomer van 1942 was er geen plaats voor joodse weeskinderen en dokters van goede wil. De verschrikkelijke herinneringen van Ester zijn aangrijpend verweven in het verhaal over haar terugtocht naar de werkelijkheid. Dit web waarin verleden en heden haast geruisloos in elkaar overgaan, grijpt de lezer al van in het begin bij de keel. Hoewel het verhaal over Ester gaat, is het tezelfdertijd het verhaal van duizend anderen. Vandewijer schrijft alsof ze er zelf bij was. Trefzeker en met een krachtige soberheid ontdek je samen met Ester de oorsprong van de steen in haar keel. Deze steen vormt al snel een krop in eigen keel omdat je weet hoe het verhaal van Ester en de duizend anderen zal aflopen. Je zou het met één oog willen lezen, niet willen lezen, maar je kan niet anders dan dit dertienjarig meisje volgen. Ook al leid haar weg naar het vernietigingskamp van Treblinka. Samen met Ester, dokter Janus Korczak en talloze andere weeskinderen en helpers, maak je kennis met de overlevingsstrijd die zich in het weeshuis afspeelt. Janusz Korczak was eigenlijk een pseudoniem voor Henryk Goldszmit. Deze sociaal bewogen arts zette zich levenslang in voor weeskinderen. Hij werd al snel bekend door zijn, voor die tijd erg vernieuwende, pedagogische aanpak. In het weeshuis Dom Sierot richtte hij een soort kinderrepubliek op, met een eigen parlement, gerechtshof en een krant. De kinderen die bij hem kwamen, hadden have en goed verloren. Doordat ze specifieke taken kregen, verworven ze een nieuwe plek in de besloten samenleving. De aantekeningen in het schriftje van Ester en in de dagboeken van de dokter, Janusz Korczak, vormden de basis van 'Mijn stilte'. Korzczak maakte destijds met zijn verhalen hemelstof voor de zielen van de ontredderde kinderen die in zijn omgeving opnieuw mens werden. Verhalen zoals dit van Ina Vandewijer maken opnieuw stil. Ze halen de geschiedenis van onder het stof, omdat nooit mag vergeten worden waartoe haat en uitsluiting leiden. Maar, dit verhaal gaat over meer dan gruwel alleen. Het gaat ook over de onwaarschijnlijke moed en de liefde waartoe Janusz Korczak, 192 weeskinderen en twaalf medewerkers in staat waren. Het is een niet mis te begrijpen boodschap van verdraagzaamheid en hoop. Een absolute aanrader!
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.