De jongen, de neushoornvogel, de olifant, de tijger en het meisje
Peter Verhelst
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Prometheus, 2008 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : VERH |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Prometheus, 2008 |
VOLWASSENEN : POEZIE : * 877 VERH |
Paul Demets
il/pr/30 a
Misschien was poëzie voor Peter Verhelst een goede tien jaar geleden een al te zeer uitgehold medium, omdat het zo vaak omringd wordt door clichés. Verhelsts zevende bundel, Verhemelte (1996), leek de bundel van de implosie te zijn. Hij liet de poëzie er zichzelf in ontkennen.
Met Alaska zette hij een tegenbeweging in, die hij in Nieuwe sterrenbeelden voortzet. Geen apocalyptisch aandoende beelden meer, al is dit wel poëzie die zich bewust is van de puinhopen van de beschaving, zoals in 'De pijnboom en het reiken': ''s Middags wemelen de boomkruinen van de cicaden/ 's avonds drijven ze van ons weg de vallei in/ op sleeptouw genomen door duizenden mammoeten// waarom duizenden mammoeten hier nacht na nacht/ met ingetrokken poten kop vooruit springen van rots/ naar rots - hoewel ze uitgestorven zijn// hoofd in de nek ogen gesloten gaan we op en neer/ vormen we nieuwe sterrenbeelden/ nauwelijks een seconde vlammen ze op// over duizenden jaren zal iemand op dezelfde plek-'. Verhelst bouwt in deze bundel een nieuw universum op. Hij hanteert daarbij combattieve, militaire taal: 'We marcheren./ We schieten op de zon/ om ons scherp te houden.' Elders verwijst hij naar de twee mislukte missies van de VS en de VN in Somalië, de missies Restore Hope en Continue Hope. Maar hier gaat het om het onvervulbare, onophoudelijke verlangen: 'Uw gezicht schemert nog door mijn bloes/ De letters van Uw naam lopen van mijn kin af/ Van mijn vingertoppen, van mijn lies// En Uw naam is// (Nog/ En nog/ En nog/ En nog).'
De beelden in Verhelsts poëzie lijken wel tastbare werkelijkheden. Daardoor is ze zo lichamelijk. Ze is verheven omdat ze de grens tussen het reële en het virtuele bijna uitgomt, althans in mijn verbeelding. Die indruk krijg ik bijvoorbeeld bij de cyclus 'Redding', waarin de dichter zijn zoon vasthoudt terwijl die op de brugleuning staat te kijken, het gevaar trotserend: 'Als je wakker wordt, weet je het zeker, als je gaat slapen/ weet je niet eens meer of jij het was/ op de brug in de zon.'
Peter Verhelsts poëzie provoceert. Vroeger deed ze dat door haar gewelddadige karakter: zijn fascinatie voor beelden vol pijn en vernietigingsdrift. Ook nu zijn daar nog sporen van aanwezig, zoals in de drie cycli 'Crash stills', die aan het werk van Andy Warhol doen denken: 'Een motor, hijgend, dampend op het asfalt als een gigantisch hart.' Maar het gaat toch vooral om een zoektocht naar schoonheid, om maar eens een beladen, want onmodieuze en net daarom provocerende term te gebruiken. Die zoektocht naar schoonheid gaat hand in hand met het verlangen om volledig in de ander op te gaan.
Tristesse
Verhelsts poëzie is onmodieus. Inhoudelijk, maar op een bepaald moment in de bundel zelfs vormelijk. Plots stuit je op enkele sonnetten, waarin Verhelst zich duidelijk door het ritme van de zinnen, in combinatie met het rijmschema heeft laten leiden. Het zijn met andere woorden sonnetten die aan de formele kenmerken van het genre morrelen en een sterk muzikaal karakter hebben: 'Hartslag in je hals. Wat is die warmte anders dan de mond die je laat/ Zuigen op een kus die groeit - dit groeien is wat het verlangen opzweept. Er/ Is iets en het wil je en het zal je. Span je benen op, je nek, je buik, je rug.'
Peter Verhelsts poëzie kun je eerder associëren met andere kunstvormen dan met werk van tijdgenoten in de poëzie. David Lynch, Thierry De Cordier of Nicolas Provost. Omdat zijn gedichten zich ophouden in de schemerzone tussen wreedheid en schoonheid en emotie en intellect. Ze zweren vooral de ironie af en proberen daar onderuit te komen. Zijn poëzie ensceneert het verlangen niet meer, maar lijkt het verlangen zelf te willen worden. En zo gaat het verlangen op in zichzelf: 'Misschien/ heb je in die ene seconde de beslissing genomen je leven weg te geven,/ besloot iets in me in die ene fractie van die seconde voorover te buigen, en je sluit/ de ogen en duwt je mond op. We houden op met ademen. Druppel aan de kin./ Nooit meer zullen we meer ophouden met ademen dan tijdens de eerste kus.' Het nieuwe sterrenbeeld is dat van lichamen die versmelten door een kus.
De liefde, of beter nog het niet te stelpen verlangen, is het dragende motief van deze bundel. Maar er hangt tristesse over, een leegte die niet ingevuld geraakt. Alsof men na de vernietiging opnieuw dichtbij elkaar kruipt, om te bezweren wat er gebeurd is. Of zou het kunnen dat de ander waar in Nieuwe sterrenbeelden zo naar verlangd wordt, de Ander van Lacan is, een afsplitsing van het ik en daardoor een ongrijpbare vreemde?
Peter Verhelst reikt ons scenario's aan die hij opbouwt, maar waarvan hij ook de onmogelijkheid laat zien. Het is door een muur gaan en beseffen dat je er onvermijdelijk tegen botst. Het gaat, denk ik, in deze bundel vaak om het Verhevene zoals de filosoof Immanuel Kant dat in zijn Kritik der Urteilskraft definieert: onlust die in lust overgaat. Met bij Verhelst een voortdurend bewustzijn van die onlust: 'Misschien is dat wel de perfecte vaas: geaderd/ nu je haar in het zonlicht houdt, alleen nog van je/ los te krijgen als je haar stukslaat. En is dit wel de perfecte snijbloem, elk blad een scherf.' Met de scherven van zijn vroege werk bouwt Peter Verhelst een hoopvoller universum op, maar de schoonheid is beangstigend. Daarom is dit zo'n tijdloze en tegelijk eigentijdse poëzie.
31/12/2008
Met de lijvige dichtbundel Nieuwe sterrenbeelden verschijnt het eerste werk van Peter Verhelst na de roman Zwerm uit 2005. Verhelst zondigt zo een tweede keer, samen met Alaska (2003), tegen zijn voornemen om nooit meer poëzie te schrijven ('De Revisor', 1997). Alaska is dan ook niet toevallig prominent aanwezig in deze bundel.
Zoals gewoonlijk put Verhelst voor zijn gedichten veelvuldig inspiratie uit de beeldende kunst. Zo verschenen de meeste gedichten uit de reeks 'Kijken in de zon' al eerder in Toren, een catalogus met foto's van Maarten vanden Abeele (2006). Het gedicht '(meer)' vormt binnen die reeks een hommage aan de onlangs overleden fotograaf Patrick de Spiegelaere. Verhelst maakte met De Spiegelaere o.m. de fotoroman Salome, de visuele bijsluiter van zijn romandebuut Vloeibaar harnas (1993). In '(meer)' drinken dichter en fotograaf de laatste fles opnieuw vol. Het gedicht 'Let's get lost (ontwerp van een berg)' werd geschreven bij een tekening van Johan Tohan en verscheen al in de catalogus IF (2006). De reeks '...' ontstond dan weer naar aanleiding van de tentoonstelling 'Passion & crime' (museumgoudA, 2006), een reeks sequentiële miniatuurschilderijen van Robert Devriendt. Het gedicht 'Het doorklieven van de symmetrie', tot slot, is een variatie op Nicolas Provosts split screen videofilm 'Papillon d'Amour' (2003).
Verhelst herneemt daarnaast gedichten uit theaterteksten die hij schreef voor 'Intra-Muros I.M. Pasolini', een voorstelling over Pasolini en zijn sadistische eindfilm 'Salò o le 120 giornate di Sodoma' (Muziektheater Transparant & Bl!ndman, 2007) en voor 'Edward II, Ed is dead, forever yours', een bewerking van een tekst van Marlowe (NTGent, 2006). Zo is 'Missie continue hope - matador' een licht aangepaste versie van het 'Madrigaal van de geheime wonde' uit 'Intra-Muros'. 'Life on Mars', het laatste gedicht uit Nieuwe sterrenbeelden, stemt overeen met de slotzinnen van 'Edward II'. Ook de ? niet opgevoerde ? begeleidende tekst van Verhelsts zelf geregisseerde stuk 'UTOPIA GmbH -- Hangende Tuinen' (NTGent, 2007) staat integraal in de bundel. De eerste zeven gedichten uit de reeks 'Let's get lost (ontwerp van een berg)' vormen de hoofdmoot van de tekst.
Hoewel Nieuwe sterrenbeelden uit een amalgaam van teksten bestaat, zorgt een aantal terugkerende beelden voor interne samenhang. De bundel borduurt daarvoor in sterke mate voort op de beeldspraak uit Alaska. Het gedicht 'het wonder van de hand / de mond / de wonde' uit Alaska kan in retrospectief gelezen worden als een vooruitblik op Nieuwe sterrenbeelden: "traag als een gletsjer gulpend / ontkiemt in de keel / de lederen roos / de alle kanten uit zingende / bloedsomlp / eindelijk de configuratie / het nieuwe sterrenbeeld / wat even van ons leek te zijn". Omgekeerd vormt het gedicht 'Tussen muren die er niet zijn onder een dak dat er onmogelijk kan zijn op een vloer van niets' uit Nieuwe sterrenbeelden een vervolg op Alaska's titelgedicht, dat deels geciteerd wordt: "Heb door moerassen gewaad / al dan niet menselijk / heb door bossen gewaad / door velden vol spinrag / heb dagenlang in de vlakte gestaan / met uitgestrekte armen / ingestreken met lijm of speeksel / en werd bezocht door alles wat vleugels had / heb gegrepen wat ik kon en begrepen wat ik niet kon / vergeten."
Alaska werd in de eerste plaats gedomineerd door het verlangen te verdwijnen. Zo rolt in 'NIHIL... (Alaska revisited) - ik-vertering' een figuur achterwaarts een besneeuwde berg af "in een poging zichzelf te verspillen", tot hij zichzelf volledig heeft opgeslokt. Alle woorden in het gedicht die betrekking hebben op het ik zijn enkel doorgestreept en alle woorden die betrekking hebben op de ander of het meervoudige zijn dubbel doorgestreept. De suïcidale Icarus-figuur en de berg of ijsvlakte spelen opnieuw een prominente rol in Nieuwe sterrenbeelden, zij het in een licht gewijzigde vorm. Via het beeld van de vulkaan worden springen en vallen, het hoogste en het laagste aan elkaar gelijkgesteld. Springen in de vulkaan wordt dan als springen naar de verschroeiende black hole sun die fataal bleek voor Icarus: "spring in de vulkaan / als spring je naar de kern / van de zon" of ook: "alleen als we vallen / hebben we het hart van de zon bereikt".
De beoogde zelfvernietiging gaat hier evenwel gepaard met versplintering en "continentendrift". Dingen en mensen drijven naar elkaar toe en van elkaar weg als beweeglijke aardplaten, ijsschotsen of sterrenconstellaties. De figuren in Nieuwe sterrenbeelden willen samenvallen met een groter geheel, maar vallen steeds "uiteen", "apart" of "in duigen". De smachtende geliefden op het omslag van het boek zijn kenmerkend voor de rol van het onvervulbare verlangen in Nieuwe sterrenbeelden. In de talrijke sonnetten die deze bundel rijk is, fluisteren minnaars elkaar zachtjes toe, alsof ze hun perfecte eenheid willen vrijwaren voor de buitenwereld, maar alles en iedereen wordt uiteindelijk ingehaald door de werkelijkheid: "Het leven is te lomp voor ons, te min, / Te veel regels en gekonkel en gekakel. / Het besmeurt ons, het bevuilt wat jij en ik / Droomden te zijn, een / Siamese tweeling, een nieuw sterrenbeeld / Op de zwarte lakens van de nacht gestikt."
Nieuwe sterrenbeelden beschrijft, net als Zwerm, de wereld nà de val. De sterren fungeren als visueel overblijfsel van een schok uit het verleden. Het zijn restanten van een oerknal, een big bang uit het verleden die een spoor nalaat in het heden: "Is dat / het onbegrijpelijke ijlen van de wereld, / een naschok uit de geschiedenis, / een ongeval zonder voorgaande?" Kijken naar de sterren is kijken naar de naglans van wat onherroepelijk voorbij is. Alles in deze bundel geeft licht, gloeit, fonkelt, schittert, straalt, fosforesceert. De meest uiteenlopende vormen van licht komen aan bod, vaak in verband gebracht met fotografie: flitslicht, magnesiumlicht, kwiklicht, laserlicht, zonlicht enz. Een foto biedt immers, net als een ster, een blik terug in de tijd: "De foto valt uit het toestel. / Fosforvlekken. Op een transparante borst / een transparante hand. Telkens hetzelfde lichaam, / millimeter voor millimeter terugkerend in de tijd, / bleker en bleker, moleculensliert die opspringt / tegen het raam, naar de andere sterren."
Niet alleen het verleden, maar ook de toekomst is aanwezig in het nu. Begin en einde grijpen in elkaar als een gesloten cirkel. De reeks 'Lady of the flowers' beschrijft in vijf opeenvolgende sonnetten de opkomst ? als een uitlopende bloembol ? en ondergang van een liefde: "Zo makkelijk is het te vernielen. Het is zo verleidelijk / Iets dood te laten bloeden, alleen maar omdat het er is". Elk einde staat reeds ingeschreven in het begin. Zelfs de meest volmaakte vaas vertoont al barsten, nog voor die vaas ooit de grond raakt: "hoewel de hand weet dat hij slaat / en in de vaas al scherven zingen / voor ze zijn ontstaan". Nieuwe sterrenbeelden pendelt bijgevolg voortdurend tussen begin en einde, opbouw en afbraak, sneeuw en lava, kern en rand, springen en vallen, licht en donker, de muur en het verlangen.
Het voortdurende slopen en bouwen, het steeds opnieuw aanvangen van een nieuw begin brengt de figuren in een soort lome tussenstaat, ergens tussen slapen en ontwaken, bewustzijn en onderbewustzijn in: "Het is goed met lege handen voor een lege muur te staan / heen en weer te bewegen / voor de muur onophoudelijk heen en weer te bewegen / heen en weer de herhaling de geruststelling de koppigheid de vreugde / metronoom heen en weer / voorbij de rede en voorbij vermoeidheid en voorbij hoop voorbij pijn / voorbij bewustzijn / tegen de muur." Ze blijven marcheren in de hoop er uiteindelijk bij neer te vallen: "ben in de put gesprongen uit de put geklauterd / de nieuwe berg beklommen mezelf over de nieuwe berg gesleept / alsof ik hoopte / op de top een nieuwe zon te zien." Niets gaat echter verloren in deze wereld: na elk einde, naast elke gedolven put, groeit automatisch een nieuwe berg: "Maar er is geen einde / Alleen / Het sijpelen van tijd die er niet langer toe doet". Deze sombere kijk op de wereld wordt nog eens versterkt door de verwijzingen naar de catastrofale VN-missies in Somalië in de jaren '90 (de missies Restore Hope, en Continue Hope, en het boek en de gelijknamige film 'Black Hawk Down'). Toch blijft het verlangen overeind om een seconde lang met iets of iemand te versmelten tot een nog onbestaand sterrenbeeld: "ik wou dat je voor me kwam staan / tussen mij en de zon / om de zon door je heen te zien stralen / om de vlekken onder mijn oogleden te zien / wegdrijven en daarna niets meer te zien". Zoals we al konden lezen in Memoires van een luipaard (2002): "Men moet naar de sterren reiken, ook al vermoedt men dat ze er niet zijn."
De verschillende reeksen in deze bundel leggen elk hun eigen klemtoon. In '...' monteert Verhelst, naar analogie van Devriendts schilderijensequentie, losse beeldfragmenten aan elkaar waarin passie, mysterie en dreiging naadloos in elkaar overgaan. 'Kijken in de zon' is een exploratie van allerlei vormen van fotografisch licht. 'Black hole sun' bestaat dan weer uit vier haast sentimentele liefdesgedichten in sonnetvorm. Door deze diversiteit mist het geheel cohesie. De overkoepelende beeldspraak ten spijt, is de samenhang tussen de indrukwekkende lijst aan gedichten niet altijd even duidelijk. Hoewel de titel nieuwe sterrenbeelden belooft, moet de lezer duidelijk zelf constellaties vormen. En dat is, ondanks al het licht in deze bundel, soms turen door een wazige sterrenkijker. De veranderlijke en soms verraderlijke sterrenhemel van Nieuwe sterrenbeelden blijft echter het bekijken waard.
[Kim Gorus]
T. van Deel
De poëzie van Peter Verhelst leeft (1962) van de mogelijkheden en buit die op een verrassende manier uit: “Soms ligt iemand als een maquette op je handpalm”, “Soms lig je op een wiegend ponton in zee”, “Soms staat een dochter in de haven voor een schijnwerper / te dansen”, “Soms doemt je eigen gezicht in een treinraam op, in een flits jaren ouder”. Al deze intro’s krijgen een sterk, fascinerend vervolg waarvan de beelden dikwijls lijfelijk en zinnelijk zijn, en te maken hebben met menselijke emoties, zoals liefde, onmacht, afstand, overgave. Verhelst beheerst een breed spectrum van complexe situaties en zijn verwoordingen blijken altijd veelzeggend en ook raadselachtig: “We kussen / terwijl het over ons heen uit ons weg blijft sijpelen, / zo graag zoekt het zich een weg.” Opvallend is het gebruik van ‘we’, ‘je’, ‘u’ of ‘men’, maar hoogst zelden ‘ik’. Hier is veralgemening in het spel, het gaat Verhelst nooit om particuliere ervaringen, maar om existentiële: de ‘sterrenbeelden’ van de titel zijn natuurlijk de gedichten zelf, die als beeldende getuigen van het menselijk bestaan flonkeren aan het nachtelijk firmament. Het leven poëtisch verheven tot kosmisch teken. Verhelst verstaat die kunst.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.