Beschikbaarheid en plaats in de bibliotheek
ARhus - De Munt
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Manteau, 2008 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : GESCHIEDENIS : 928.8 VENE |
ARhus - De Munt magazijn
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Manteau, 2008 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 928.8 VENE |
Besprekingen
31/12/2008
Er is veel over Auschwitz geschreven, ook over Auschwitz II, de doodsfabriek Birkenau die in 1942 op drie kilometer afstand van het hoofdkamp gebouwd werd en waar vier gaskamers en crematoria tot eind 1944 lijken en as produceerden. Voor het vuile werk ? het slepen, ontkleden, beroven en de verbranding van de lijken ? werden speciale commando's samengesteld uit vnl. jonge Joodse mannen die meteen bij aankomst van de gedeporteerden werden geselecteerd. Ze dachten dat ze in een fabriek tewerk zouden worden gesteld; van vrijwilligheid was geen sprake. Telkens werd na enige tijd een Kommando geliquideerd om plaats te maken voor een ander.
Doordat de Sonderkommandos strikt geïsoleerd werden, wist men ook in Auschwitz zelf vrijwel niets van hun werk in Birkenau. Toen, en later nog steeds, werden ze ook wel als handlangers van de moordenaars gezien. Het onderzoek naar hun positie is pas laat op gang gekomen, in het kielzog van onderzoeken naar Joodse opstanden in vernietigingskampen. Van de publicaties erover is in het Nederlands vrijwel niets vertaald. Alleen al daarom is dit boek met gesprekken met een overlevende Sonderkommando van groot belang.
Shlomo Venezia werd uit het Griekse Thessaloniki, waar 56.000 joden woonden, naar Auschwitz gedeporteerd. Van oorsprong was hij Italiaans, en in de tijd van de gesprekken die Béatrice Prasquier in april/mei 2006 met hem voerde, woonde hij in Rome. Hij vertelt over het leven in Griekenland vóór de deportatie, maar vooral over zijn werk bij de gaskamers en ovens. Hij moest haren van de lijken knippen, en omdat hij meer talen sprak werd hij gebruikt om de slachtoffers in de wachtruimte gerust te stellen. Overigens zegt hij dat er weinig tussen de Kommandos en de slachtoffers gesproken werd. Het kon zelfs gebeuren dat hij er familieleden en bekenden tegenkwam. Volgens hem werd er ook tussen de commando's weinig gesproken. Zo had hij wel contact met een broer en enkele Grieken, maar tussen sefardische en poolse Joden heerste spraakverwarring.
Over de opstand in oktober 1944 weet Venezia niet veel te vertellen, omdat hij niet direct bij de plannenmakers hoorde en zich elders bevond toen het oproer begon. Die werd niet in gang gezet door degenen die alles hadden voorbereid, maar door anderen, die in paniek raakten toen ze merkten dat er onder de Sonderkommandos een grote opruiming op handen was. Venezia zegt dat er geen represailles plaatsvonden, terwijl er meer dan 450 Kommandos werden afgemaakt; bij de opstand vonden drie SS'ers de dood. De lezer krijgt weinig informatie om hetgeen Venezia vertelt te kunnen beoordelen, een gemis dat enigszins goedgemaakt wordt doordat in het aanhangsel een geschiedenis van Auschwitz en ? wel erg summier ? van het Sonderkommando gegeven wordt, aangevuld met een korte geschiedenis van de rol die Italië in Griekenland speelde.
Het is overigens niet waar dat Venezia zijn verhaal hier voor het eerst vertelt. Zijn versie is al eerder verwerkt in de studie Zeugen aus der Todeszone van Eric Friedler e.a. (Dtv, 2005), die men gelezen zou moeten hebben om het boek van Venezia op waarde te kunnen schatten. Het is al heel wat dat hij na zestig jaar nog zoveel details weet, maar ondanks de gruwelijke details is zijn verslag vlak en weinig analytisch. De functie ervan is dan ook relatief: het boek dient gelezen te worden in een reeks. De uitgave biedt die context nauwelijks en maakt sowieso een mechanische indruk: de naam van Prasquier die met Venezia sprak, komt maar één keer voor, niet eens op het omslag of de titelpagina. Achterin is er wel een bibliografie, maar Nederlandse vertalingen en publicaties over de Sonderkommandos worden niet genoemd. [Jacq Vogelaar]
Dr. J.L.G. v. Oudheusden
De auteur werd in 1923 geboren in de joodse gemeenschap van Thessaloniki. Op 21-jarige leeftijd werd hij naar Auschwitz gedeporteerd. Pas ruim vijftig jaar na de bevrijding was hij in staat te getuigen over de manier waarop hij het dodenkamp overleefde. In 2006 werd hij uitgebreid geïnterviewd door publiciste Béatrice Prasquier en historicus Marcello Pezzetti. Hun indringende vragen brachten herinneringen boven, die authentiek aandoen. Het boek heeft de vorm van een lang interview. Venezia’s antwoorden bieden een onthutsende beschrijving van de deportatietrein en de aankomst in Auschwitz, de selectie, en de manieren van overleven van de minderheid van de gevangen joden die niet meteen vergast werd. Ronduit afgrijselijk is Venezia’s beschrijving van het werk van de ‘Sonderkommando’s’ waarvan hij deel uitmaakte. Zij moesten in ploegen de lijken van vermoorde joden naar de crematoria slepen en verbranden. Geen concreet detail wordt gemeden. Het verslag geeft schokkend en onverbloemd inzicht in de uitvoering van de Holocaust. Het boek eindigt met de bevrijding en het leven erna. Met tekeningen en foto's in zwart-wit.
Suggesties
Krijg een e-mail wanneer dit item beschikbaar is
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.