Zeg aan de kinderen dat wij niet deugen
Leonard Nolens
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Querido, 2007 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : POEZIE : NOLE |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Querido, 2007 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : NOLE |
Paul Demets
ob/kt/31 o
Leonard Nolens & Pat Donnez lezen voor uit hun werk. Kurt Van Eeghem leidt de dichters in.
1 november, 17,30 uur, Retorica.
Wat is tijd? En wat is ruimte? Het zijn kwesties die Miriam Van hee en Leonard Nolens elk op hun manier in hun nieuwe bundels aan de orde stellen.
Buitenland is niet alleen de titel van Van hee's nieuwe bundel, maar ook van de laatste afdeling. Daarin lezen we: 'stel je voor dat er diep binnenin je/ een buitenland ligt, dennen,/ sneeuw en barakken, land/ zonder bodem, je haalt het niet op// stel je voor dat de tijd niet bestaat/ en jij wel nog.' Er zijn dan, schrijft Miriam Van hee verderop in de cyclus, 'onvoorstelbare dingen gebeurd/ eilanden kwamen als wrakhout terecht/ in de zee en daar drijven ze nog/ op zoek naar een vroeger verband'. En dat is het buitenland dat ze bedoelt: alles is losgeslagen. Van hee zet tijd en ruimte op losse schroeven. Het verrassende van deze bundel is dat dit geen melancholie oplevert, maar lichte hoop.
Herinneringen
Heel wat gedichten gaan expliciet over herinneringen. Van hee gelooft niet in de verwisselbaarheid van ruimtes. Want als iemand in het openingsgedicht opmerkt 'het is hier als elders, in polen of/ oostenrijk', gaan haar gedachten naar concrete plekken in het ouderlijke huis. En ze concludeert dat taal de tijd kan opheffen ('je schreef wat je hoorde/ in schriften, met woorden/ heb je de tijd zoekgemaakt'), zodat het verleden en het heden één moment tijdens de herinnering over elkaar lijken te schuiven. Taal kan hoop opleveren, omdat die zich in een andere tijdsorde bevindt, suggereert Van hee in het gedicht 'woorden', waarin ze het droombeeld oproept van haar ouders die 'zwijgend en groot, met donkere ogen' naar haar kijken door een bevroren raam. Later, in een bestaan zonder haar, leest iemand de brief die zij schrijft: 'zonder hen, woorden vond men,/ mooie woorden van lente, van dooi.'
De werkelijke tijd is niet te meten. Van hee beschrijft het zo, in het slotgedicht van de eerste afdeling, op het einde van een situatieschets waarin zij en haar geliefde afscheid van gasten nemen: 'er is geen einde en geen begin/ wij lossen niet op, wij kunnen niet schuilen/ wij horen ergens, dichtbij, een krekel/ begint met zijn lied, haperend eerst, dan dapper/ en onverstoord, we vinden hem niet/ maar we zoeken, we zoeken.'
In de tweede afdeling, 'De zin van wandelen', laat zij tijd en ruimte thematisch langs elkaar lopen. Een beklimming die ervoor zorgt dat je intens met de tijd omgaat, levert deze hoopvolle gedachte op: 'zo kwamen wij ooit in de tijd/ terecht, moe en bevrijd en zonder/ gedachten, wij hadden geluk,/ wij werden verwacht.' Miriam Van hee heeft met Buitenland aan haar oeuvre vol stilte een mooie bundel toegevoegd die de lezer op een heldere, onopvallend muzikale manier evenveel moed doet vatten als de wandelaars die zij beschrijft.
Titanenwerk
Al meer dan tien jaar lang schrijft Leonard Nolens aan de bundel Bres. Zijn vijf vorige bundels bevatten telkens een afdeling met die titel. Nu hebben die delen elkaar eindelijk gevonden. Het is een onmogelijke onderneming. Want probeer maar eens je eigen bestaan en in één moeite ook de twintigste en een stuk van de eenentwintigste eeuw in één bundel te vatten. Het kan niet anders dan dat zo'n titanenwerk Bres heet. De dichter slaat een gat in zijn binnenwereld en gaat op in wat daarbuiten is. Dat levert een papieren paspoort vol krassen in het eigen bestaan op. En in dat van ons, want Nolens maakt gul van de wij-vorm gebruik. 'Het is moeilijk te zeggen, moeilijk/ Te achterhalen wanneer onze reis is begonnen' opent de eerste afdeling, 'Vlees in uniform is volautomatisch'. Daarin wordt in de wij-vorm een groep vluchtelingen beschreven. Er is sprake van de vijand in het hoofd. Maar nergens wordt die geconcretiseerd, zodat de situatie een algemeen geldend karakter krijgt, typisch voor deze bundel. In het slotgedicht van deze afdeling luidt het dan ook: 'Maak van ons geen mens en geen verhaal.' We lezen een soort allegorie van de twintigste eeuw en van deze tijd. En we leren nooit uit onze fouten: 'Onze doorgeleerde mond is een vergissing/ of een gissing, en ons axioma luidt:/ Wij weten niets. Wij weten niets./ Dat leren wij de kinderen op school.'
Nolens schakelt zijn dichterlijke ik in een groter geheel in. Dat doet hij bijvoorbeeld in de tweede afdeling, 'Wij weten om te beginnen van geen begin'. Nolens heft ruimte en tijd op door in zijn herinnering te proberen terug te keren: 'Wij weten niet wat ik mij aandoe vandaag/ Door langzaam terug te gaan./ Ik weet niet wat ik ons aandoe vandaag/ Door langzaam terug te gaan naar mijn toekomst van toen.'
De bundel mondt uit in de afdeling 'Het is een prachtig boek', even dwingend en daarom voor mijn part tijdloos als de 'Nu nog'-gedichten van Hugo Claus. Het mooiste, intiemste en tegelijk alles en iedereen omvattende boek laat zich ongetwijfeld nooit schrijven ('Het is een prachtig boek/ Dat ik pen, dat ik ben, dat ik nooit/ Zal kennen. Geen doek dat hier valt./ Geen mens die dat boek ooit kan schrijven.). Maar wat een dichter, zeg.
Miriam Van hee
Buitenland
De Bezige Bij, Amsterdam, 45p., 15 euro.
Leonard Nolens
Bres,
Querido, Amsterdam, 103 p., 16,95 euro.
Nolens' gedichten vormen een soort allegorie van de twintigste eeuw en van deze tijd. En we leren nooit uit onze fouten.
Pat Donnez
em/ov/02 n
Nolens
gooit het roer
radicaal om.
Is dit mijn
Nolens
nog wel?
Een scepticus zal zeggen dat Nolens met Bres oude gedichten in een nieuw jasje heeft gestopt. De aficionado is blij om die oude bekenden eindelijk samen te zien waar ze thuishoren: in een aparte bundel.
Tien jaar lang treiterde Nolens zijn lezers met een cyclus 'in wording.' Een soort van gedichtenfeuilleton. Bij elke volgende bundel kon je er gif op innemen dat er weer eens een vervolg op Bres in zou staan, maar je bleef onvoldaan tot de ultieme Bres klaar was. Nu is het zover. Poëzie, wist Herman de Coninck, komt pas als je erop wacht zonder nog te wachten.
Er is geen hedendaagse dichter die het 'ik' zozeer cultiveert als Nolens. Zijn ik-factor. En nee, hij laat zich die ik niet afpakken. Anderen, we noemen ze met gemak de postmodernen of de structuralisten, vinden de tekst belangrijk. Geen mens van vlees en bloed loopt er nog in rond. De slechtsten in hun soort zijn vampieren die een gedicht of een prozatekst leeggezogen achterlaten. Nolens raakt over zijn ik niet uitgeschreven, en de lezer koestert de ik die aan de rand van een bos woont of later in een Antwerps doorzonflatje. Hij schrijft en leeft zoals een echte dichter naar de nog steeds gangbare normen hoort te schrijven en te leven: als een poète maudit. Een wereldvreemde romanticus die zich ver van het publieke debat houdt en zijn handen meer dan vol heeft aan het binnenstebuiten keren van zichzelf. Een gemeenplaats kortom. Hij verlangt naar de wereld, maar keert er zich tegelijk van af. 'In feite wil ik dag en nacht met mensen samenzijn', schrijft hij in zijn dagboek Blijvend vertrek . 'Maar dan kan ik niet meer schrijven. En als ik niet schrijf, word ik gek. Dus probeer ik schrijvend dag en nacht met mensen samen te zijn.' Het is niet eenvoudig om Nolens te zijn. Liever hij dan ik, denk je.
Als zo een dichter een bundel schrijft waarin de ik baan moet ruimen voor een wij, is er iets aan de hand. De lezer weet ineens niet meer waar hij het heeft - is dit míjn Nolens nog wel? - om te zwijgen over de dichter zelf. Hij gooit het roer radicaal om en wil eindelijk eens doortastend het woord 'wij' gebruiken. Daar stond hij altijd wat huiverig tegenover omdat hij weet hoe vaak die 'wij' misbruikt wordt, vooral in ideologieën en religies. De dichter zet zijn lezers en critici een neus. Hij slaat een bres, brandt een gat in het blad, waardoor hij zelf meer adem en zuurstof krijgt. 'Naarmate je ouder wordt', zegt hij, 'groeit het inzicht dat je afzondering, die aanvankelijk vaak tegen de anderen was gericht, uiteindelijk met de anderen meedenkt. Het gaat om het gevaarlijke gevoel dat je werk en jijzelf iets zijn gaan betekenen. Dat het schuldgevoel dat je had toen je je afzonderde en gedichten zat te schrijven met de overgordijnen dicht, terwijl het buiten op straat mei '68 was, voor een deel verdwenen is.' Bevrijd van zijn demonen. En ja, mei '68 en zijn slogans passeren de revue. Sous les pavés, la plage . 'Wij zochten tevergeefs de diepgang van dat strand/Onder de straatplaveien.' Tevergeefs inderdaad. 'Wij waren de zwijgers van mei achtenzestig./Wij waren niet eenvoudig./Wij waren eenvoudig niet.' En ook: 'Politici stemden ons weg.'
Voor hij het goed in de gaten heeft, staat de dichter niet meer alleen. Hij is zestig geworden en ook op zijn zestigste is hij niet te beroerd om zichzelf opnieuw uit te vinden. De ik is een wij geworden. Stukken van ikken, dat wel, maar toch. Bien étonnés de se trouver ensemble . De wij staat voor de bedachtzame enkelingen die het strijdgewoel op een afstand hielden en de populariteit liever aan Rode Danny of Der Rudy lieten. 'Toch werden wij nooit op een ochtend ontdekt./Toch werden wij nooit populair./Toch werden wij nooit populair bij onszelf.' Schrijft Nolens dan uit naam van zijn generatiegenoten? Een soort manifesto van de stille soixante-huitards? Dat zou hem tekortdoen. Want de dichter memoriseert net zozeer zijn geboorte, 'op 11 april 1947, zo grondig, voortdurend en traag' als zijn kinderjaren aan het Vrijthof in Bree. De verhuizing nadien naar Antwerpen. 'De koddige klank van je naam overspoelde mijn bed.' Maar ook de eeuwige geliefde. 'In je Koninklijk Museum zit mijn vrouw gevangen/Als een vlinder fladderend van zaal/Naar zaal een hard en zinnig werk te doen.' Die particuliere geschiedenis tilt hij op tot de geschiedenis van omzeggens elke lezer en medestander die zich net als hij tot de zwijgers rekent. Ook het tienermeisje van na november negenentachtig bijvoorbeeld en de opa van voor mei vijfenveertig. Zwijgende bond- of lotgenoten.
'De enkeling is een versplinterde mens omdat hij niet meer in de wereld staat', schrijft Nolens in zijn dagboek De vrek van Missenburg . 'De wereld staat in hem. De anderen en het andere zijn via zoveel kanalen in hem binnengebroken dat zijn kern, zijn religieuze ziel, zijn ideologische overtuiging gespleten werden en versplinterd.'
Bres is geen gratuite titel. De bundel slaat niet alleen een bres in het blad van de dichter en zijn kroniek van de naoorlogse geschiedenis, maar ook de lezer deelt in de klappen. De tikkende hamer slaat de cadans. 'Wij waren criminelen zonder strafblad./Onze misdaad was dat wij niets misdeden./Wij handelden niet./Wij leefden in gedachten/En dachten dat wij leefden.' Zingzangend, dat wel, maar je moet tot de zij behoren, de roepers en de vechters, om een dijk te hebben die tegen de storm bestand is. 'Wij waren alleen solidair uit alleenzijn./Wij waren gemaakt van elkanders gemis.' Wie zich over de bundel buigt, buigt zich niet over woorden, maar over mensen. Woorden, zo laat Nolens ook hier weer niet na te herhalen, zijn van mensen gemaakt. Kwetsende woorden. Kwetsbare woorden. Wij dus.
LEONARD NOLENS
Bres.
Querido, 100 blz., 16,95 euro.
Signeersessies : 4 en 11 november.
Pat Donnez ('Het is mooi leven zolang je niet bestaat', De Arbeiderspers) Signeersessies : 4 en 11 november.
Philip Hoorne
em/ec/12 d
De 'nieuwe' bundel van Leonard Nolens is een compilatie van de vijf Bres -cycli die tussen 1996 en 2005 in zes bundels zijn verschenen. Zes, jawel, want Bres I werd al twee keer eerder gepubliceerd. Dat eerste deel staat bol van paginabreed uitgesmeerde strofen met van die typische Nolensbeeldspraak waar wij het heen-en-weer van krijgen: 'Zetten wij traag onze schouders onder die loden gedachten', 'En in die kuil van slijk en moedermelk bloeien hun monden', dat soort dingen. De oppernavelstaarder der Vlaamse poëzie sluit zich aan bij een leger van 20e-eeuwse generaties en trekt ten strijde tegen allerlei onduidelijks. Zijn verslag klinkt als de redevoering van een vakbondsleider die iets te stevig geborreld heeft.
In het minder hoogdravende Bres II overschouwt Nolens zijn leven vanaf de geboorte. Het verleden is een aaneenschakeling van altijd weer opnieuw beginnen, niet weten hoe dat moet, het gewoon doen. Bres III is een sublieme verantwoording voor een ongeëngageerd dichtersleven. ('Wij zoenden geen wangen maar woorden, wij leefden / Op grote voet van gelijkheid met onze droom.) Nolens maakt kipkap van actieve sociale bewogenheid als het summum van goedertierenheid. De nadrukkelijke 'Wij'-vorm klinkt als een pluralis majestatis. De gelijkgezinden dienen als een geruststellende maar overbodige rechtvaardiging voor het eigen handelen, of beter: het niet handelen.
Bres IV komt uit de bundel Een dichter in Antwerpen, en gaat over Nolens' verhuizing van Limburg naar Antwerpen. Het is een eerlijk relaas van een man die zijn heil zoekt in de grote stad. Mooie, voldragen gedichten zonder de storende pathetiek en retoriek van Bres I . Het afsluitende deel is dan weer een bres te veel: tienmaal drie kwatrijnen die alle met dezelfde regel beginnen, een mantra die de mist ingaat. Is Bres Leonard Nolens' magnum opus? Als je er de kop en de staart van afhakt, misschien wel.
LEONARD NOLENS, BRES, QUERIDO, AMSTERDAM, 104 BLZ., 16,95 EURO.
Hans Groenewegen
In Nolens' (1947) bundel 'En verdwijn met mate' (1996) stond voor het eerst een cyclus onder de titel Bres. Deze kreeg met terugwerkende kracht de aanduiding 'I', toen Nolens in zijn volgende bundel opnieuw een cyclus Bres opnam. Daarna werden cycli steeds aangeduid als 'een bundel in wording'. Die bundel is er nu, licht herschreven en speciaal gecomponeerd. De verteller in de gedichten is soms een 'ik', soms een 'wij'. Dat 'ik' kan echter voor alle generatiegenoten van de dichter staan, dat 'wij' voor een eenzame enkeling van zijn generatie. In hallucinante, melodieuze verzen onderneemt Nolens het zeldzame waagstuk de plaats van die generatie in het huidige tijdsgewricht te analyseren; de wankele, veranderende dromen, illusies, machteloosheid, teleurstellingen. 'Bres' geeft het al aan, ineenstorting en doorgang zijn in de maatschappelijke metamorfoses niet helder te scheiden. Weinig dichters zijn in staat tot zo'n fusie van luciditeit van verbeeldend analyseren en muzikale vervoering. We moeten hopen dat Nolens de wording van Bres met deze bundel nog niet heeft afgesloten.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.