Emiel en zijn detectives
Erich Kästner
Erich Kästner (Auteur), Walter Trier (Illustrator)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Atlas, 2008 |
VERDIEPING 2 : BABILLE : TAAL EN VERHAAL : VERHALEN : KAST |
31/12/2008
Bijna 60 jaar na de oorspronkelijke publicatie is bij Atlas een heruitgave in een nieuwe vertaling van Erich Kästners Dubbele Lotje verschenen, een 'roman voor kinderen' over de avonturen van twee meisjes die tijdens een zomerkamp ontdekken dat ze tweelingzussen zijn. Dat dit verhaal ook nu nog de decennia trotseert, is in de eerste plaats aan het verteltalent van Kästner toe te schrijven. Dat deze heruitgave zich globaal gezien erg vlot laat lezen, is echter grotendeels aan het vertaaltalent van Elly Schippers te danken.
Op zich is de keuze van Atlas om een kinderboek van Kästner opnieuw uit te geven niet zo heel vreemd. De Duitse auteur was niet alleen in zijn eigen tijd erg populair. In 1960 kreeg hij zelfs de Hans Christian Andersenprijs, een soort Nobelprijs voor jeugdliteratuur; met boeken als Emiel en zijn detectives, Puntje en Anton en Dubbele Lotje is Kästner bovendien ook tot die klassieken gaan behoren die in meer dan 20 talen vertaald worden, op leeslijsten prijken en verfilmd worden. Maar een evidentie is deze heruitgave van Dubbele Lotje nu ook weer niet. Bij elke heruitgave van als klassiek bestempelde auteurs moet men immers volgende drie punten ernstig overwegen. Ten eerste moet men kunnen inschatten of het boek ook bij het huidige lezerspubliek nog even sterk zal aanslaan. Heeft het verhaal zelf na al die jaren niet aan betekenis ingeboet? Is het wel nog interessant voor hedendaagse kinderen? Leesstrategieën als herkenbaarheid en mogelijkheid tot identificatie, die voor kinderen zo cruciaal zijn, worden verre van vanzelfsprekend wanneer boeken meer dan een halve eeuw oud zijn. Ten tweede heb je het gevaar van gedateerdheid wat zowel de stijl van de auteur als diens pedagogische project betreft. Ten derde moet men zich ook durven afvragen waarin de eigenlijke meerwaarde van de heruitgave dan wel mag liggen. In welk opzicht onderscheidt deze versie zich van zijn voorgangers?
Laten we beginnen met de vraag of Dubbele Lotje anno 2008 nog steeds een voor kinderen interessant boek te noemen is. Dat is het zeker, en wel om drie redenen. Allereerst ligt de grootste kracht van dit boek in de sterke verhaallijn. In Dubbele Lotje werkte Kästner een gegeven uit dat al even eenvoudig als briljant is. Twee kleine meisjes, Lotte Körner uit München en Louise Palfy uit Wenen ontmoeten elkaar op een zomerkamp. De schok bij de allereerste ontmoeting is groot: de twee lijken als twee druppels water op elkaar. Na enig speurwerk ontdekken ze al gauw dat ze tweelingen van gescheiden ouders zijn. Omdat ze willen uitpluizen waarom ze als kind gescheiden werden, smeden de zusjes een complot: ze zullen ruilen van "kleren, kapsel, koffer en leven". Dit motief spreekt natuurlijk sterk tot de verbeelding en biedt tal van mogelijkheden. Want ook al zijn ze uiterlijk indentiek, qua persoonlijkheid verschillen de zusjes sterk. Lotte is een rustig, ijverig, gewetensvol huismoedertje, Louise een vranke, avontuurlijke, soms onbezonnen losbol. Bovendien hebben de twee door hun verschillende opvoeding ook een totaal andere levensstijl: Lotje runt zelf het huishouden en kookt voor haar werkende moeder, terwijl Louise als dochter van een operadirigent de favoriete gaste is in Hotel Imperial.
Deze verschillen worden door Kästner dan ook dankbaar aangewend als aanknopingspunt voor tal van hilarische taferelen. Hierin zit meteen een tweede reden waarom Dubbele Lotje nog niet aan betekenis hoeft in te boeten: het is een bij momenten erg grappig boek. Want hoe goed de zusjes zich ook voorbereid hebben ? elk hebben ze een schriftje vol aantekeningen over elkaars gedrag, taken, eetgewoonten, vrienden ? "het valt niet mee om je eigen zus te zijn". Louise mag dan wel keihard haar best doen om een rasechte Lotje neer te zetten, op school kan ze het toch niet laten haar klasgenootjes op tijd en stond een paar rake klappen uit te delen. En ook wanneer ze de kookkunst van haar zusje niet in één-twee-drie tevoorschijn toveren kan, moet ze alle hens aan dek zetten om niet door de mand te vallen. Lotje worstelt als nieuwe Louise dan weer met de eetgewoonten van haar zusje: "Wat een ramp dat uitgerekend gevulde pannenkoeken je lievelingseten is!". En ook zij kan haar oude gewoonten niet laten: ze leert huishoudster Resi op een verstandige manier met het huishoudgeld om te springen. Naast deze situatiehumor bedient Kästner zich bovendien ook nog eens van een verrassend spitsvondige taalhumor. In zijn dialogen blijft hij dicht bij de spreektaal, wat de levendigheid van het verhaal ten goede komt. Op die manier wordt het verhaal voorzien van een frisse dynamiek: "'Ik zou het niet pikken,' zegt Trude, haar klasgenootje uit Wenen. 'Dat komt daar zomaar met jouw gezicht aanzetten!'"
Een derde element dat dit boek interessant maakt voor een hedendaags lezerspubliek, is dat Kästner ? anders dan de meeste van zijn tijdgenoten ? kinderen echt serieus neemt. Vol liefde introduceert hij een nieuw type kinderheld, dat we later ook bv. bij Astrid Lindgren en Annie M.G. Schmidt zien: het zelfbewuste, energieke, ondernemende kind. Lotje en Louise hebben totaal verschillende karakters, maar het zijn beide wel levenslustige, zelfstandige kinderen die de koe bij de horens vatten. Met een zelfde aandacht en respect benadert Kästners ook zijn jonge lezers als volwaardige individuen. Kästner schrijft niet alleen voor kinderen, hij spreekt ook met kinderen. De mate waarin de auteur zich in de kinderwereld kan inleven, is verbazingwekkend. Hij spreekt hun taal, verbeeldt hun wereld, deelt hun verwonderd-nieuwsgierige blik. Én hij kiest steevast hun kant in conflictsituaties. Een mooie illustratie is de ironische commentaar van de verteller in het volgende fragment, waar vader Palfy Lotje (als Louise) vertelt dat hij zal hertrouwen, haar op het hart drukkend dat het puur voor haar eigen goed is: "Is het niet ontroerend? Het ontbreekt er nog maar aan dat hij beweert enkel te willen trouwen om te zorgen dat zijn kind eindelijk weer een moeder heeft!" Kästners geloof in de echtheid van het kind gaat nog verder: hij verheft de morele autoriteit van het kind boven die van de volwassene. In latere kinderliteratuur komt zo'n visie natuurlijk wel vaker voor (in de hedendaagse kinderpoëzie lijkt ze zelfs eerder regel dan uitzondering), maar in 1949 was dit toch wel baanbrekend tot gewaagd. Dit voor zijn tijd revolutionaire pedagogisch en maatschappijkritisch perspectief verklaart trouwens voor een groot deel de actuele waarde van Kästners boeken: situaties waarin kinderen de dupe zijn van egoïstische keuzes van volwassenen vormen meer dan ooit de kern van tal van socio-culturele en pedagogische debatten. Kästner deelt deze pessimistische blik op de (volwassenen) maatschappij, maar biedt een tegengewicht door een radicaal geloof in de kracht van het kind voorop te stellen. In Dubbele Lotje zijn het immers de kinderen die hun ouders bijsturen ("Wat zou er van die arme ouders terecht zijn gekomen als de kinderen er niet waren geweest?") en hen zelfs nieuwe inzichten over opvoeding bijbrengen: "Louiselotte, je hebt van een braaf meisje een huishoudstertje gemaakt, maar geen kind! [...] Je bent veel te egoïstisch geweest, foei!".
Kästners liefde voor het kind is onlosmakelijk verbonden met een heimwee naar de kindertijd, een motief dat we in al zijn kinderboeken terugvinden. "Laat je niet van je jeugd beroven", zo pleitte Kästner ooit. Dubbele Lotje baadt dan ook in een nostalgisch-idyllische sfeer, die versterkt wordt door de oorspronkelijke, eenvoudige pentekeningen van Walter Trier. En hierin ligt meteen ook het belangrijkste punt van kritiek op dit boek: Kästners vaak al te expliciete drang tot idealisering is bij momenten erg gedateerd. In sterke passages kan Kästners humor de aandacht nog afleiden van de verheerlijkende toon, waardoor deze laatste ook minder storend werkt, of zelfs als charmant overkomt. Maar in enkele verteltechnisch zwakkere passages, waar het verheerlijkende dan ook nog eens doorwerkt in de verteltoon, heeft dit niet zelden een al te lyrisch effect tot gevolg: "Wat tot nu toe door hun kinderhemel werd overwelfd, blijkt opeens maar de helft van hun wereld te zijn!". Soms vervalt Kästner zelfs in een uitgesproken zeemzoetig sentimentalisme: "De kleine kindermond kust hartstochtelijk haar zachte gezicht, haar lieve ogen, haar lippen, haar haren, haar chique hoedje". En op ogenblikken dat de verteller dan ook nog eens én rechtstreeks zijn lezers aanspreekt ("Geachte lezertjes en lezers!") én expliciet moraliseert, dreigt het boek zijn actuele waarde even volledig te verliezen: "Een moeder ? al heeft ze het nog zo moeilijk ? heeft vooral de plicht ervoor te zorgen dat haar kind niet te vroeg uit het paradijs van de kinderjaren wordt verdreven!"
Dan rest ons nog de vraag naar de relevantie van deze heruitgave. Deze ligt in de nieuwe vertaling van het boek door Elly Schippers, die bijzonder fris en pittig is: "De vrouw en het meisje merken niets van dat alles. Ze zijn, zoals dat wel eens wordt gezegd en maar zelden voorkomt, 'niet van deze wereld'". Anders dan in Annie Winkler-Vonks vertaling, die dateert uit 1998, zijn de Duitse eigennamen niet consequent vertaald. Een terechte keuze, aangezien Duitse eigennamen als meneer Eipeldauer en Peperl of plaatsnamen als Ehrwald en Lermoos perfect passen binnen het nostalgisch-idyllische geheel. Bijwijlen klinkt de vertaling ? met woorden als 'rebbelen', 'kletsmajoors' en 'ratjetoe' ? wel erg Hollands voor Vlaamse oren.
De keuze van Atlas om na meer dan 100 jaar na Kästners geboorte Dubbele Lotje opnieuw uit te geven, kan dus terecht genoemd worden. Zowel jonge als oudere liefhebbers van heerlijk pretentieloze, charmante kleinoden zullen dit boek beslist koesteren. Al komt het boek bij momenten te gedateerd over om hoogvliegers als bv. Astrid Lindgrens werk te evenaren. Maar het knap uitgewerkte, bij momenten bijzonder grappige verhaal verdient zeker een plaats in de 21e-eeuwse boekenkast. In augustus verschijnt bij Atlas Kästners wellicht bekendste boek, Emil und die Detektive, ook in een nieuwe vertaling van Elly Schippers. [Marit Trioen]
Ton Jansen
Tijdens een zomerkamp ontmoeten de 9-jarige meisjes Louise en Lotte elkaar. Ze ontdekken dat ze tweelingzussen zijn die na de scheiding – zonder van elkaars bestaan te weten – bij een van de ouders zijn blijven wonen. Na het kamp besluiten ze van rol te wisselen en gaan respectievelijk naar München en Wenen met als groot doel hun ouders weer bij elkaar te brengen. Het oorspronkelijk in 1949 verschenen klassiek geworden verhaal heeft een nieuwe vertaling gekregen die lichtelijk gemoderniseerd is ten opzichte van de laatste uitgave uit 1998. De vertaling van namen is niet consequent doorgevoerd. Elk hoofdstuk begint met een kort overzicht van de gebeurtenissen. Ook het omslag is vernieuwd. Het rechtstreeks aanspreken van de lezer bleef overeind. De oorspronkelijke zwart-witte pentekeningen komen statisch en gedateerd over, maar passen wel bij het geheel. Het in de tegenwoordige tijd geschreven verhaal heeft een universeel en tijdloos thema. Het heeft als basis gediend voor de film 'The Parent Trap'*; het thema is ook terug te vinden in 'Dubbelzus'** van Karel Verleyen. Het egoïstische carrièregedrag van ouders is anno 2008 een actuele thematiek. Een boek dat, gezien het taalgebruik en de zinsbouw, het beste tot zijn recht komt bij voorlezen. Vanaf ca. 10 jaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.