De roep van de wolf
Steven Herrick
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Lemniscaat, cop. 2007 |
YOUNG ADULT : HERR |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Lemniscaat, cop. 2007 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 372 |
31/12/2007
'Een vreemd land waarin ik kom'
Poëzie schrijven voor jongeren is geen sinecure. Tieners voelen zich te oud voor kinderversjes en vinden vaak moeilijk hun weg in poëzie voor volwassenen. Toch mikt een aantal schrijvers op het gebied dat tussen kinder- en volwassenpoëzie in ligt. De Australische Steven Herrick schreef met Aan de rivier een heuse versroman voor 14-plussers en Dirk Terryn stelde Ik wil je samen, een bloemlezing vol liefdespoëzie.
Steven Herrick is ervaren in het schrijven van gedichten voor jongeren. Aan de rivier is echter niet zomaar een verzameling gedichten; het is een roman van 234 pagina's in vrije versvorm. In korte 'hoofdstukken' van telkens een à twee pagina's lang vertelt Herrick over het leven van de 14-jarige Harry Hodby in een desolaat Australisch dorpje. Daarbij laat hij de lezer proeven van een aantal poëtische hapjes over een resem tragische gebeurtenissen. Harry verloor zijn moeder toen hij zeven was. Nu woont hij samen met zijn vader en zijn broer Keith in een verweerd houten huis, dat helemaal met motorolie is ingewreven. Buurtbewoners halen hun neus op voor de familie Hodby en vragen zich af of het wel goed komt met die jongens, die geen moeder hebben om hen op te voeden. Er wonen echter wel meer vreemde vogels in het dorp: Harry's makker Johnny Barlow gaat ontzettend graag op de vuist, vader Barlow is een dronkenlap en de ene broer van Johnny zit in de gevangenis, terwijl de andere alle meisjes van het dorp mee naar zijn hol sleept.
Steven Herrick plaatst deze ietwat marginale figuren zeer mooi in contrast met de afgeborstelde eigenaars van de dorpskruidenier en hun zoon, die weliswaar zeer keurig is opgevoed, maar zijn agressie botviert op dieren.
Alleen bliksem
kan een eind maken
aan ons spel tussen de middag,
tot
Peter Evans
twee kuikens vindt,
piepend om eten
en bescherming.
Hij neemt ze
mee naar de veranda,
houdt de naakte vogeltjes
in zijn grote nutteloze handen,
en gooit ze
hoog in de lucht.
Ze vallen hard
op het beton beneden.
Peter grijnst wild
en krijst:
'Vogels kunnen niet vliegen,
vogels kunnen niet vliegen.'
Zeven jaar na de dood van zijn moeder krijgt Harry een tweede klap te verwerken: zijn vriendinnetje Linda verdrinkt bij een overstroming. Harry blijft worstelen met zijn gevoelens.
Met weinig woorden, maar zeer rake beelden en zinnen roept Steven Herrick de uitzichtloze, beklemmende sfeer van het dorp op. Daarbij brengt hij zeer duidelijk in beeld hoe erg de bewoners op elkaar aangewezen zijn. Harry kan de kleingeestigheid van zijn buurtbewoners niet meer slikken en droomt ervan het dorp te verlaten. Tot hij ontdekt dat hij aan Johnny Barlow een echte vriend heeft die evenzeer treurt om de dood van Linda.
Ook al baadt het boek in tragiek, Steven Herrick weet elke vorm van goedkoop sentiment te vermijden. Een licht spottende toon zorgt voor humoristische noten. Zo wordt Harry's tante Alice op deze manier geïntroduceerd:
Te oud
om te trouwen
en voor flauwekul
brengt ze ons
elke woensdagmiddag
verse lamingtons.
En wanneer Harry de komst van een nieuw meisje observeert, zegt hij:
Misschien maak ik zelfs
een praatje met Claire.
Om te laten merken dat we
niet allemaal zo zijn als Urger,
of Scuzz,
die gluurt vanaf de achterste rij,
of Craig Randall,
die nog steeds
met een vinger diep in zijn neus
naar zijn hersenen zoekt.
Steven Herrick schrijft niet enkel over het wel en wee in een Australisch dorpje, maar ook over de spanningen die komen kijken bij opgroeien in het algemeen. Harry, zijn broer en hun vrienden zoeken allemaal een weg naar volwassenheid. Ze verkennen grenzen en trachten hun ontluikende seksualiteit te bevredigen. Harry en zijn broer maken er een hobby van Wayne Barlow en zijn vriendinnetjes te begluren. Herrick vat het verlangen van de jongens treffend in de volgende woorden:
Ze struikelen
naar Waynes hol,
en dan leer ik
het gewicht van een borst,
de ronding van een heup,
de rare ritmes en geluiden
van naakte lichamen.
Verdoofd vanaf onze ogen omlaag,
kijken Keith en ik
naar het vlees
dat trilt en toegeeft,
dankbaar
dat de Barlows te arm zijn
om gordijnen te kopen.
Herricks taal is beeld- en klankrijk, ritmisch en zintuiglijk. Doordat hij de omgeving, de relaties tussen de personages en hun gevoelens zo accuraat beschrijft, brengt hij het dorp met zijn inwoners echt tot leven. Je voelt de zinderende, Australische hitte. Ook al vertonen Herricks fragmentarische teksten duidelijke kenmerken van poëzie, toch blijft Aan de rivier in de eerste plaats proza dat in stukjes werd geknipt. Ik weet niet zeker of de korte versregels het boek een meerwaarde geven. Misschien had Steven Herrick in de plaats van prozaïsche poëzie beter poëtisch proza geschreven? Doordat er in het boek nauwelijks iets gebeurt en doordat de vrije versvorm wel wat concentratie vraagt, zullen vooral geoefende lezers hun weg vinden in dit boek. Taalminnende tieners zullen genieten van Herricks mooie en accurate zinnen.
Uitgeverij Lemniscaat mikt met Aan de rivier trouwens duidelijk op een rijper publiek. Van dit boek verscheen in de reeks 'Lemniscaat literair' immers ook een editie voor (jong)volwassenen.
Jongeren die het lieftalliger en poëtischer willen, kunnen hun hart ophalen aan Ik wil je. Dirk Terryn verzamelt in dit boek een dertigtal teksten over liefde, seksualiteit, verlangen en gemis. Omdat er niet zo bijzonder veel poëzie is die specifiek voor jongeren wordt geschreven, doet Terryn wat wel meer bloemlezers voor tieners doen: hij grasduint door bundels voor volwassenen en selecteert daaruit de toegankelijkste gedichten. Een fijn uitgangspunt, want moeilijke gedichten schrikken jongeren immers vaak af. Maar helaas zijn die toegankelijke gedichten meestal niet de beste van de dichters in kwestie. Hugo Claus bv. heeft liefdesgedichten geschreven die pákken interessanter zijn dan het gedicht dat Terryn selecteerde.
Naast Claus, neemt Terryn ook andere bekende dichters als Leonard Nolens, Tom Lanoye en Anna Enquist in zijn bloemlezing op. Opvallend is dat Terryn ook heel wat ruimte laat aan een lichting jongere dichters. Zo doen bv. Stijn Vranken, Jess De Gruyter en Carl De Strycker hun duit in het zakje. Ook enkele dichters die wél specifiek voor jongeren schrijven, kregen een plekje: Greet Bilsen, Ted van Lieshout en Edward Van de Vendel. Toegankelijkheid lijkt vaak centraal te staan. Dat levert soms expliciete, maar voor jongeren ongetwijfeld herkenbare verzen op. De Strycker dicht: "ik beken mijn schuld:/ lief te hebben/ zonder geduld".
Om de boel nog aantrekkelijker te maken voor tieners, neemt Terryn enkele liedjesteksten op, van Spinvis en Pieter Embrechts bv. Die laatste zorgt, tussen de soms wat zoete liefdesteksten door, met zijn 'Maria, o ghy warme pistolee' voor een welkom streepje humor. Dat ook acteur Axel Daeseleire poëzie schrijft, is Terryn niet ontgaan. Daeseleires gedicht is niet groots, maar lokt wellicht jonge lezers. En daar is het Terryn ongetwijfeld om te doen: jongeren ertoe bewegen poëzie te lezen. Wanneer dat beter lukt met ietwat minder intrigerende maar toegankelijke gedichten dan met ingewikkelde hoogstandjes die tieners eens en voor altijd een afkeer van gedichten doen krijgen, ben ik de laatste om kritiek te geven. Bovendien bevatten een aantal gedichten in Ik wil je toch wat weerhaakjes en worden tieners al eens uitgedaagd.
Terryn begint elk hoofdstuk van zijn bloemlezing met een eigen haiku. De eerste is het meest geslaagd. Hij sluit fijn dubbelzinnig aan bij het thema van het boek:
omheen jouw bekken:
een vreemd land waarin ik kom
gastvrijheid alom.
De gedichten in Ik wil je vormen een behoorlijk bont allegaartje, maar illustratrice Sabien Clement zorgt voor eenheid. In eenvoudige lijnen zet Clement haar typische, speelse en sensuele figuren neer. De illustraties zijn sober, maar sfeervol. Kleurrijke accenten in roze, paars en pistachegroen fleuren het boek op. Alles bij elkaar is Ik wil je een mooi boek dat romantische jongeren ongetwijfeld graag cadeau geven of krijgen. [Reine De Pelseneer]
Redactie
Harry (ik-figuur) groeit op in een dorp in Australië in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. Zijn moeder overleed toen Harry zeven jaar was. Samen met zijn broertje houdt hij het huishouden draaiende; hun vader heeft het verlies van zijn vrouw nooit kunnen verwerken. Als Harry veertien is, komt zijn vriendinnetje bij een overstroming om het leven. Deze ingrijpende gebeurtenissen worden bijna terloops door de jongen verteld. De enige manier om het dorp te overleven, is het dorp te verlaten. Harry wacht af tot hij wegkan. Het verhaal is geschreven in korte fragmenten, in de vorm van gedichten ('verse novel'), qua vorm vergelijkbaar met 'Jinx'* (Zilveren Zoen 2004) van Margaret Wild. De auteur, een bekend Australisch dichter, is een tovenaar met woorden: hij weet met zijn beeldende taal een adembenemend mooie sfeer op te roepen. Een schitterend verhaal over volwassen worden en tegelijk een weergaloos mooi portret van een tijd. Verscheen in een editie voor volwassenen in de nieuwe serie 'Lemniscaat Literair' en een voor de jeugd**. Winnaar New South Wales Premier's Literary Award 2005. Voor betere lezers vanaf ca. 14 jaar.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.