Huize Rajani
Alon Hilu
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Ambo, cop. 2007 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 8236 |
31/12/2007
Alon Hilu is een 35-jarige theaterwetenschapper uit Tel Aviv, die wat luisterspelen voor de Israëlische radio op zijn naam heeft staan en in de jaren '90 een paar korte verhalen in literaire magazines kon geplaatst krijgen. Twee toneelstukken van hem kregen wel wat internationale aandacht, maar met zijn eerste roman Dood van een monnik kreeg hij verleden jaar meteen de President's Prize. Het boek, een homoseksuele interpretatie van een historische gebeurtenis, werd al vlug vertaald. Nu is ook de Nederlandse versie klaar.
Een historische roman derhalve? Niet echt. Het verhaal wordt gepresenteerd als een verslag van het Bloedsprookje van Damascus uit 1840. Zoals het zich herhaaldelijk in vele landen heeft voorgedaan, ging het om het klassieke lasterpraatje dat de joden door de christenen vals beschuldigd werden dat ze bloed (meestal van kinderen) gebruikten voor rituele doeleinden : bloed van een gedode christen moest gemengd worden met het deeg van de matses die op de vooravond van Pesach na middernacht gebakken werden. Dat soort verhalen ging gewoonlijk vooraf aan een bloedige pogrom. In 1840 werden de joden van Damascus beschuldigd van de moord op een kapucijnermonnik en zijn moslimbediende. Het gerucht verbreidde zich snel: vooraanstaande joden werden opgepakt, joodse kinderen werden massaal aangehouden. Vanzelfsprekend werd er gefolterd, valse getuigenissen doken op en tegenstrijdige verklaringen werden afgelegd, de beenderen van het slachtoffer (vermoedelijk dierlijke overblijfselen uit het riool) werden solemneel begraven. De zaak bleef aanslepen, o.m. omdat intussen een ernstige epidemie in de stad uitbrak. De internationale pers kreeg er lucht van en verschillende westerse diplomaten gingen druk uitoefenen. In de Verenigde Staten kwamen zelfs 15.000 joden op straat om hun broeders te hulp te komen. De Egyptische pasja ging algauw overstag, wat leidde tot een bijna miraculeus pardon voor alle aangehoudenen. De sultan vaardigde zelfs een edict uit: "wij kunnen niet dulden dat de joodse natie, waarvan de onschuld aan de misdaad waarvan ze beschuldigd worden, overduidelijk is, nog verder lastig gevallen wordt en gekweld ingevolge beschuldigingen, die geen enkele grond van waarheid hebben". Toch leeft deze zaak tot op heden voort, gevoed door antisemitische kringen in Libanon en Syrië.
In een kort nawoord bij zijn boek onderstreept de auteur dat hij wat betreft de hoofdlijnen van zijn verhaal de historische gebeurtenissen zo nauw mogelijk volgt en zelfs anekdotische details opneemt. Maar hij heeft ook heel wat veranderd. Zo is het homoseksuele aspect helemaal door de auteur bedacht. Formeel dient het boek zich aan als de belijdenissen van de joodse Aslan Fahri, tegen het einde van zijn leven, vijftig jaar na de feiten, opgetekend door zijn "gelukkige vriend, de vondeling", de vijftienjarige Moesa, tot wie hij zich in de loop van het verhaal vaak verduidelijkend richt. Fahri is dan monnik in een afgelegen klooster in het Libanongebergte. Aanvankelijk in een betrokken ik-vorm, later beurtelings overschakelend van de ik- naar de zich meer distantiërende hij-vorm, doet hij zijn vriend het verhaal van zijn ongelukkige jeugd, gedomineerd door een kwelgeest van een vader (de openingszin is "ik hield niet van vader en vader hield niet van mij...") en een rijzige, langharige maman, die zich overdag als zijn beste vriendin voordeed, hem in vrouwenkleren liet paraderen, maar niettemin alles elke dag verklikte aan haar man, die zijn zoon dan barbaars aftuigde onder de luidkeelse aanmoedigingen van maman. Ligt hier de kiem van zijn homoseksualiteit? De schrijver spreekt er zich niet over uit en en die hele haat-liefdeverhouding tot zijn moeder komt weinig overtuigend over. Wel legt Aslan er de nadruk op dat hij een lelijk kind is, een verstoteling en grondig eenzaam, iemand die deed denken aan "een naakt, kaal en blind vogeljong dat uit een vreemd ei komt". In zijn puberteit is hij een afstotelijke jongeman met woest haar en een verwarde baard. Hij omschrijft zichzelf als "vervuld van hatelijkheden en overgevoeligheden". Als hij vijftien, is delen zijn ouders hem mee dat ze hem gaan uithuwelijken. De kennismaking met zijn bruid en de bruiloft zelf zijn voor de jonge Aslan een echte nachtmerrie, en het wordt er niet beter op als de jonge bruidegom er aanvankelijk niet in slaagt zijn vrome echtgenote te bezwangeren.
Aslan voelt zich nergens meer thuis, een goj onder de joden. Verlossing zal hij vinden bij zijn kapper, die hem inwijdt in de dodelijke geheimen van de herenliefde. "Vol verbazing en verdriet vroeg ik me af waarom mannen niet meer van elkaar kunnen houden, waarom ze, in plaats van meppen en slaan, verdrijven en vernederen, roven en uitbuiten, hun vrouwen niet verlaten en elkaar lijfelijk beminnen, waarom ze hun handen, die gewend zijn te vechten, niet naar elkaar reiken". Aslan zal de verdachte stadswijken in trekken en er kennis maken met de monnik Tomaso uit het kleine klooster in de christelijke wijk, die vaak voor allerlei transacties door de stad zwerft, in de jongen iets vermoedt en hem probeert te benaderen. Tomaso slaagt erin hem mee te tronen naar een hutje buiten de stad. Tijdens hun sodomistische spelletje sterft de oude man. Ontzet ziet Aslan in dat er geen andere uitweg is dan zich van het lijk te ontdoen door het met een mes aan stukken te snijden en de stukken apart te begraven. De monnik wordt de volgende dag al gemist in zijn kerk en de plotse verdwijning wordt het gesprek van de dag. Een onderzoek komt op gang, soldaten doorzoeken de joodse wijk, ook Aslan wordt opgeroepen ter ondervraging. Tijdens die ondervraging raakt Aslan helemaal in de ban van een mooie, jonge ondervrager, die hem kan overhalen de joodse gemeente te verraden. Dit is de wraak voor de slagen en de uitsluiting. Terstond worden de leiders van de gemeente opgepakt en gefolterd. Aslan zelf wordt ook opgepakt en komt vrij in ruil voor een geschreven bekentenis, waarin hij opnieuw de joden beschuldigt. Zijn passie voor zijn ondervrager en zijn blinde haat tegen zijn vader zijn zo groot dat hij zelf in zijn leugens gaat geloven. Uit angst om verraden te worden, vindt hij zelfs de zogezegde beenderen in het riool terug, in feite een schamele hoop dierenbeenderen, die plechtig begraven worden. Op het proces moet hij machteloos en diep beschaamd toekijken hoe zijn vader en oom ter dood veroordeeld worden. Maar dan komen de diplomatieke molens in Parijs, Londen en Wenen op gang en worden er troepen ingezet. De veroordeelden komen vrij. Er wordt een feestmaaltijd aangericht en de kwaadaardige Aslan wordt met de nek aangekeken. Hij loopt het huis uit en wordt door vriendelijke paters opgenomen in hun klooster. De rest van zijn leven zal hij er als monnik doorbrengen, treurend over zijn bestaan, slechts aan een jonge knaap, zijn toeverlaat, zijn memoires dicterend.
De stijl van het boek is imponerend: een "ik" en een "hij" wisselen elkaar af in een fonkelend, archaisch, 19e-eeuws, lyrisch taalgebruik De dicterende Aslan komt ook regelmatig tussen om tegenover zijn jonge vriend zijn berouw over zijn wandaden te onderstrepen vanuit het perspectief van bijna vijftig jaar later. Kenmerkend zijn de soms meer dan een bladzijde lange, meanderende zinnen, die de hele sensualiteit, de lasciviteit van het vibrerende Damascus van de 19e eeuw oproepen en de homoseksualiteit van de protagonisten. Kan de latente spanning tussen Aslan en zijn mooie ondervrager beter opgeroepen worden dan door een zinnetje als "er hing een blozende stilte tussen hen in"? Een vaak wreed, diep emotioneel, schitterend verwoord stuk geschiedenis. [Jos Van Damme]
Redactie
In deze bekroonde debuutroman verweeft de Israëlische schrijver (1972) feit en fictie in het 19-eeuwse Damascus. Joden werden daar op religieuze gronden in 1840 beschuldigd van de moord op een monnik. Hilu laat dit verhaal in retrospectief vertellen door een homoseksuele joodse jongeman van goede komaf, die zowel aanleiding als onderdeel van de beschuldiging is. In de war, maar toegevend aan zijn seksuele gevoelens, romantisch heen en weer geslingerd tussen heftige emoties, thuis gekleineerd, levend in een getroubleerde relatie met zijn vader, in de knoop met het joodse geloof en tegen zijn wil gehuwd, uit deze Aslan Farhi als wraak zelf de ergste beschuldigingen. In lange zinnen met soms grote poëtische en sensuele kracht verweeft de schrijver Aslans dagelijkse en erotische belevenissen met kleurrijke schilderingen van een 19e-eeuws Damascus. Een geslaagd debuut. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.