In de ban van Satan : over ritueel seksueel misbruik en de mysteries van het geheugen
Lawrence Wright
Lawrence Wright (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Meulenhoff, cop. 2007 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : SOCIALE WETENSCHAPPEN : 330.91 WRIG |
31/12/2007
In de greep van de terreur
Terrorisme breder bekeken
De oorlog tegen de terreur ? door de Amerikaanse president Bush na de aanslagen van 9/11 geproclameerd ? blijft het internationale politieke toneel beheersen. De oorlogen in Irak en Afghanistan slepen aan, het vredesproces in het Midden-Oosten zit muurvast, Hamas en de Hezbollah hebben de wind in de zeilen, Iran daagt de wereld uit met haar kernprogramma ... Blair is in mineur moeten vertrekken en Bush is impopulairder dan ooit. Het zijn allemaal feiten die onlosmakelijk verweven zijn met de spectaculaire aanslagen van 9/11. Intussen verschijnen er tientallen boeken over de oorlog tegen de terreur en over het fenomeen terrorisme. Nu het stof wat is gaan liggen, komen de meer doorwrochte studies naar voren (zie ook De Leeswolf 2007, p. 368). Vier publicaties benaderen het terrorisme als historisch fenomeen en plaatsen zo de recente gebeurtenissen in een breder perspectief: De toren van onheil van Lawrence Wright, Wat terroristen willen van Louis Richardson, Terroristen en hun bestrijders van Isabelle Duyvesteyn en Niet bang om te sterven van Siem Eikelenboom.
De toren van onheil
De Amerikaanse journalist Lawrence Wright ('The New Yorker') schreef een magistraal boek waarin hij minutieus de weg naar 9/11 schetst. Hij ontving er dit jaar de prestigieuze Pulitzer Prize non-fictie voor. Wright pakt het verhaal van de aanslagen van 9/11 en van de geschiedenis van het moslimterrorisme erg origineel aan. Het is hem niet te doen om de wetenschappelijke analyse van de gebeurtenissen of om een wijdse geopolitieke schets. Hij hangt zijn verhaal volledig op aan vier hoofdrolspelers in dit dramatische verhaal: Sayyid Qutb, de stichter van de moslimbroederschap, Ayman al-Zawahiri, de ideoloog en propagandist van Al-Qaida, Osama bin Laden, de leider en financier van Al-Qaida en John O'Neill, de Amerikaanse terroristenbestrijder die als eerste voor de meedogenloze kracht van Al-Qaida waarschuwde. Die 'biografische' aanpak sluit aan bij Wrights overtuiging dat de geschiedenis wordt gestuurd door grote persoonlijkheden. "Het is op dit punt een gerechtvaardigde vraag of 11 september of een vergelijkbare tragedie zich zou hebben voorgedaan zonder Bin Laden en het antwoord op die vraag is beslist nee. Zeker, de tektonische platen van de geschiedenis waren op drift in de richting van conflict tussen het Westen en de Arabische, islamitische wereld, maar het karakter van die botsing werd bepaald door het charisma en de visie van een klein aantal betrokkenen [...] Al-Qaida kwam voort uit het samenkomen van een aantal unieke personen."
Wright heeft een heuristisch wonder verricht. Het idee voor dit boek ontstond kort na de aanslagen van 9/11. De auteur besloot van een blanco blad te beginnen. Hij interviewde sindsdien honderden betrokkenen en hoofdrolspelers uit de onmiddellijke omgeving van de terroristen, maar ook uit de Amerikaanse inlichtingenwereld (de lijst staat in het boek). Zijn mollenwerk leidde naar uniek bronnenmateriaal, zoals 'Tareek Osama' (de geschiedenis van Osama), een verzameling memo's, brieven en aantekeningen die werd gevonden op een computer van Al-Qaida in Bosnië.
De focus op de vier grote persoonlijkheden waarrond het verhaal draait, zou kunnen leiden tot een evenementiële, erg feitelijke, oppervlakkige aanpak. Maar Wright schetst uiterst microscopisch, op een zeer psychologiserende wijze het levensverhaal van zijn hoofdrolspelers, en steeds gekoppeld aan brede contextuele factoren. Zo lezen we hoe de Egyptenaar Sayyid Qutb in november 1948 door de straten van het kosmopolitische New York dwaalt en als strenge, stugge moslim geconfronteerd wordt met een open, vrije samenleving vol culinaire en seksuele verleidingen. Allerlei verwarde gedachten flitsen door zijn hoofd en hij verlangt naar het rustige plattelandsleven in Egypte. Via de persoon van Qutb schetst Wright het denkpatroon van een radicaliserende islamiet, die op het einde van zijn verblijf in de VS van het universalisme van de islam overtuigd raakt. Het kapitalisme en het communisme richten zich slechts op de materiële behoeften van de mensheid en laten de geest onbevredigd achter. Het christendom is machteloos omdat het zich bewust aan de rand van de geseculariseerde samenleving plaatst. De islam daarentegen biedt een 'compleet systeem' met universele wetten, sociale codes, economische regels en een eigen vorm van bestuur. Qutb ? die in 1966 in Caïro werd opgehangen ? legde de ideologische basis voor het theocratische islamisme. "Het is niet het karakter van de islam om gedomineerd te worden maar om te domineren, om zijn wetten aan alle naties op te leggen en om zijn macht uit te oefenen over de hele planeet".
Wright vertelt op bijna vijfhonderd bladzijden in chronologische volgorde het verhaal van de radicaliserende islam met als orgelpunt 9/11. We lezen over Nassers pan-Arabisch, modern socialisme, over Sadats adagium "geen politiek in de religie en geen religie in de politiek", over de onmetelijke rijkdom van de familie Bin Laden, over de meedogenloze martelingen op islamisten in de Egyptische gevangenissen, over het monsterverbond van Bin Laden met de Egyptenaar Zawahiri, over de oorlog tegen de Sovjets in Afghanistan waar ? in tegenstelling tot wat de mythe zegt ? Osama een zwakke soldaat bleek, over de toenemende haat tegen de VS na de 'bezetting' van Saudi-Arabië tijdens en na de eerste Golfoorlog, over de afkeer van Osama voor de seculiere Saddam Hoessein, over het falen van de Amerikaanse inlichtingendiensten etc. Al die schijnbaar losstaande feiten worden in dit verhaal aaneengesmeed tot een logisch geheel, waaraan een strategie en een doel ten grondslag ligt: "De waarheid vestigen, het kwaad uitroeien en een islamitische natie vestigen". Wright heeft veel oog voor pikante details (bv. over Bin Ladens polygamie) en spectaculaire gebeurtenissen. Die worden echter steeds gekoppeld aan de wereldwijde context. Wie dit boek leest, begrijpt ook beter de macht van de Hezbollah in Libanon. De Hezbollah vormt niet zozeer een tegenregering, maar een tegenmaatschappij met een netwerk van ziekenhuizen, scholen, fabrieken en welzijnsorganisaties, in onze ogen intellectueel beklemmend, maar in verpauperd gebied erg aantrekkelijk.
Uiteindelijk verschaft Wright meer inzicht in het wezen van het moslimterrorisme dan een wetenschappelijk traktaat. Dat inzicht in de zeer complexe werkelijkheid komt op haast vanzelfsprekende wijze tot stand. Wright is een begenadigde verteller, hoewel die narratieve kracht enigszins wordt te niet gedaan door de te letterlijke vertaling. De toren van onheil is een heuse tour de force, die verdient door een breed publiek te worden gelezen. Dit is historische essayistiek op topniveau.
Wat terroristen willen
Erg didactisch, wetenschappelijk gefundeerd en klaar en helder geformuleerd, is het doorwrochte en comparatieve Wat terroristen willen van de Ierse professor politicologie en rechten (Harvard University) Louise Richardson, specialist op het vlak van terrorisme en internationale veiligheid. Als Iers kind kreeg ze de afkeer voor Groot-Brittannië met de paplepel mee. Een aantal vrienden werd op het befaamde Trinity College in Dublin lid van de IRA, maar zij besloot elke vorm van geweld af te wijzen en een wetenschappelijke carrière te ambiëren. Richardson stelt vast dat er op dit ogenblik geen boek bestaat dat het fenomeen van het terrorisme op een coherente, begrijpelijke en analytische wijze behandelt, hoewel er na de aanslagen van 9/11 veel vraag is naar zo'n laagdrempelige publicatie. Zij heeft de ambitie dit hiaat op te vullen en een "oeroud politiek fenomeen met rationele begrippen te benaderen". De wat belerende, zeer schematische publicatie valt uiteen in een analytisch, meer theoretisch, en een politiek, meer operationeel deel. In het eerste gedeelte analyseert Richardson het wezen van de terroristen. Waarom doen ze dit? Hoe werven ze leden? Wanneer gebruiken ze geweld? Waarom doden ze zichzelf? Ze probeert de drijfveren achter het terroristische handelen te verklaren en betoogt dat terroristen niet "gek of amoreel zijn, maar op een rationele manier bepaalde doelen proberen te verwezenlijken binnen bepaalde zelfopgelegde grenzen". Hierop voortbordurend verwerpt ze de Amerikaanse reactie op de aanslagen van 9/11. De Amerikanen kozen voor een onhaalbare doelstelling, verlieten de basisprincipes van de eigen democratie, brachten hun eigen onvolkomenheden qua informatiewinning aan het licht, versterkten de banden tussen de terroristen en de eigen gemeenschap, slaagden er niet in de gematigde krachten bij de eigen doelstellingen te betrekken en verloren door ongeduld het juiste perspectief uit het oog. Als alternatief schuift ze een zespuntenplan naar voren gebaseerd op kennis, bedachtzaamheid en langetermijndenken. Wat terroristen willen is de zoveelste aanklacht tegen het simplistische, draconische Amerikaanse terrorismebeleid, zeer zorgvuldig, empatisch en niet emotioneel geformuleerd door een alom gerespecteerde topspecialiste.
Terroristen en hun bestrijders
Een aantal Nederlandse historici wil nog dieper graven dan Richardson. Ook zij zijn niet geïnteresseerd in de uniciteit van de huidige terroristische golf, maar gaan in Terroristen en hun bestrijders op zoek naar de historische context. Vanuit de vaststelling dat het terrein wordt beheerst door sociale en politieke wetenschappers, willen ze een bijdrage leveren tot de geschiedschrijving van het terrorisme vanuit de longue durée en vanuit een sociaal, cultureel en politiek-historisch perspectief. De bundel bestaat uit zes cases: de aanslagen op koning-stadhouder Willem III in Engeland in de 17e eeuw, het anarchistische activisme in Rusland in de 19e eeuw, de vage grens tussen terroristische bewegingen, staatsterreur en state sponsored terrorism in het Duitsland van de eerste helft van de 20e eeuw, het dekolonisatieterrorisme in Algerije en Zuidoost-Azië, de invloed van het Latijns-Amerikaanse terrorisme van Castro en Che Guevera op het linkse terrorisme in Duitsland (RAF), Italië (Rode Brigades) en Nederland (RaRa) en de mentale kloof in de jaren '70 tussen contraterroristen en terroristen. Het boek culmineert in twee meer beleidsgerichte artikels over het Nederlandse contraterrorismebeleid sinds 1973 en de reactie op de recente 'jihad' in Nederland. De Nederlandse integrale, terughoudende aanpak krijgt lof toegezwaaid. Hoewel de artikels interessant, leerzaam en nuttig zijn, is dit al bij al een dorre, wetenschappelijke analyse, waarbij de persoonlijke interesse van de deskundigen zwaar doorweegt en de samenhang ontbreekt, ondanks de oprechte en verwoede pogingen van de samenstellers om tot een aantal horizontale vaststellingen te komen. Jammer genoeg is de conclusie erg mager, haast relativistisch: "Over de oorzaken van het terrorisme kan dus heel veel, maar weinig generaliserends gezegd worden". De vraag rijst ook waarom een historisch verantwoorde aanpak gepaard moet gaan met een hermetisch, afstandelijk taalgebruik. De auteurs houden zich ver weg van een beoordeling van de huidige war on terror, hoewel ze ? haast tussen de regels ? waarschuwen tegen drastische maatregelen en kortetermijninspanningen van de overheid. "Of deze [harde] benadering ook vruchten heeft afgeworpen in het daadwerkelijk terugdringen van de terroristen, is echter zelden empirisch aangetoond en valt zelfs te betwijfelen". De samenstellers zijn erg voorzichtig. Ze verwarren objectiviteit met bloedeloosheid. Te vrezen valt dat deze historische analyse de inner circle van de academische wereld niet zal doorbreken.
Niet bang om te sterven
De flamboyante Nova-onderzoeksjournalist Siem Eikelenboom vindt helemaal niet dat "Nederland maat heeft gehouden" in de reactie op de terreur van Volkert van der Graaf en Mohammed Bouyeri. In zijn stevige essay 'Niet bang om te sterven' valt hij de Nederlandse frontale aanpak van het terrorisme zwaar aan. Bij hem geen vergoelijkende of omzwachtelende woorden, maar een onderbouwd betoog met een klaar en duidelijk standpunt. Eikelenboom gaat niet over één nacht ijs. Hij las honderden boeken over het fenomeen van het internationale terrorisme en deed aan grondig archiefonderzoek over het Nederlandse terrorismebeleid sinds de jaren '70. Hij bouwt zijn boek helder op. In de eerste drie hoofdstukken beschrijft hij aan de hand van persoonlijkheden als Mohammed B. en Samir A. het gelaat van het Nederlandse terrorisme. Hij gaat daarbij ? een beetje in de stijl van Lawrence Wright ? erg psychologiserend en inlevend te werk, met veel aandacht voor de sociaal-maatschappelijke achtergrond van de hoofdrolspelers. De volgende vier hoofdstukken gaan over de terroristische acties in Nederland in de jaren '70 en '80 met aandacht voor Zwarte September, de Molukse treinkapingen, de Rode Jeugd, RaRa en de RAF. Uitdagend stelt hij vast dat er in de jaren '70 en '80 in Nederland 21 doden vielen door terrorisme en sinds 11/9 slechts één (met name Theo van Gogh). Hij benadrukt zeer sterk de continuïteit tussen de actuele en de historische terroristische golf. In de laatste twee hoofdstukken staat het antiterrorismebeleid van het huidige Nederlandse beleid centraal, dat het heeft over een "catastrofaal terrorisme" dat ieder van ons kan treffen. Eikelenboom stelt nuchter vast dat er in de jaren '70 en '80 binnen het bestaande wettelijke kader naar oplossingen werd gezocht die uiteindelijk adequaat bleken te zijn. De Nederlandse overheid anno 2007 daarentegen meent het terrorisme te moeten bestrijden met een batterij aan nieuwe maatregelen en wetten, die zelfs ingrijpen op het leven van de doorsneeburgers. Eikelenboom toont op weergaloze wijze aan hoe Nederland na 9/11 werd meegezogen in de Amerikaanse logica van het 'terugslaan'. Zelf pleit hij voor een doorgedreven dialoog met de gematigde krachten in de moslimgemeenschap, zodat de radicalen ? zoals dat ook bij de fanatieke Molukkers in de jaren '70 gebeurde ? van hun gemeenschap vervreemd raken. Dit moedige boek bewijst dat de pendel ook in Nederland stilaan aan het omslaan is en dat er eindelijk wat kritische tegenstemmen opklinken tegenover het amorfe beleid. Eikelenboom beschikt bovendien over een knappe pen. Dit boek zal ? zeker in Nederland ? voor de nodige discussies zorgen, die hopelijk ook het brede publiek beroeren. [Gunter Bousset]
E. Westerhuis
Zelden is een auteur er zo goed in geslaagd om de veelomvattende geschiedenis en de politieke achtergronden van het hedendaagse moslimterrorisme te verwoorden. Na vijf jaar onderzoek en honderden interviews geeft hij de lezer een diepgaand inzicht in de beweegredenen en de subversieve activiteiten van de diverse islamitische terreurbewegingen, het leven en de opvoeding van de Arabische hoofdrolspelers en de gecompliceerde samenwerking van de westerse inlichtingendiensten. De belangwekkende studie omvat de periode vanaf de oprichting van de moslimbroederschap door Sayyid Qutb tot en met de aanslagen van 11 september 2001 op het World Trade Center in New York. Centraal in deze geschiedschrijving staat het ontstaan en het wereldwijde optreden van de Al Qaida-beweging. Enige zwart-witafbeeldingen en een overzicht met korte beschrijvingen van de hoofdpersonen completeren dit standaardwerk. De auteur is redacteur bij The New Yorker en lid van het Center of Law and Security aan de New York University School of Law. Voor 'De toren van onheil' ontving Lawrence Wright de Pulitzer Prize voor non fictie 2007. Voor een groot publiek zonder meer een aanrader.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.