Het kristalpaleis : een filosofie van de globalisering
Peter Sloterdijk
Peter Sloterdijk (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Sun, cop. 2007 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 157.2 SLOT |
31/12/2007
Solliciteren naar een fatwa
Peter Sloterdijk geniet van een gezonde dosis controverse. Waar vele filosofen de open wonden van hun tijd trachten te overspannen met ambachtelijke vertogen en subtiele exegese, houdt de markante Duitser ervan zich met pen en papier in het stinkende pus te werpen. In zijn Kritiek van de cynische rede (1984) stelde Sloterdijk destijds al een pijnlijke diagnose: de hedendaagse mens is zich ervan bewust dat de idealen van de verlichting onderhand in hun tegendeel verkeren, maar hij voelt noch de kracht noch de behoefte daar werkelijk iets aan te doen. Wat hem rest, is geen vals bewustzijn, maar een cynisch bewustzijn. In zijn laatste boek, Woede en tijd, peilt Sloterdijk opnieuw naar de tijdgeest, naar de 'psychopolitieke' gesteldheid van het heden.Afrekenen met het communisme
De centrale vraag daarbij is: wat komt in het postcommunistische tijdperk terecht van de woede van de overtolligen en onderdrukten? Wie beheert vandaag de agressie en eerzucht van de 'verworpenen der aarde'? Ondanks zijn opvallende retoriek en zijn pretentie van conceptuele vernieuwing, brengt Sloterdijk een vertrouwde boodschap. Het kapitalisme treedt op als de absolute monopolist van het denken en handelen, terwijl het linkse kamp ? nog niet hersteld van het communistische debacle ? er niet in slaagt een geloofwaardig verzet tegen die hegemonie aan te voeren. Haatdragend particularisme en militante religiositeit zijn twee erg zichtbare symptomen van deze kwaal.
Een uitweg uit de impasse suggereert Sloterdijk niet. In tegenstelling tot toonaangevende denkers als Alain Badiou en Slavoj ?i?ek ? met wie hij nochtans vele opvattingen deelt ? weigert hij resoluut te koketteren met het communistische gedachtegoed. Dat is nog zacht uitgedrukt: een van de minder verfrissende aspecten van Woede en tijd is de ellenlange en opmerkelijk bittere scheldtirade tegen de communistische leiders en hun volgelingen in de niet-communistische wereld. Via een omweg ? een, helaas, lange omweg ? lijkt Sloterdijk zich te willen distantiëren van filosofen als Badiou en ?i?ek, die openlijk, zij het niet zonder een wrange ironie, dwepen met Lenin en Mao. De denigrerende opmerking over "opkomend links-fascistisch gefluister in de marges van de academische wereld" is wellicht voor deze 'nieuwe' communisten bedoeld.
Sloterdijk maakt er een erezaak van de vermeende morele superioriteit van Lenin, Stalin en Mao ten opzichte van Hitler voor eens en voor altijd als een gevaarlijk waanbeeld te ontmaskeren. Een eenvoudig rekensommetje ontslaat hem van de nood om subtiel te redeneren en leert hem "dat het klassisme een flinke voorsprong heeft op het racisme, wat het aanboren van genocidale energiebronnen in de twintigste eeuw betreft". Het zwartboek van het communisme moet geschreven worden ? geen zinnig mens die daaraan twijfelt ? maar Sloterdijk vergeet te denken van zodra hij begint te schelden. En laat het nu net voor dat bandeloze denken zijn dat ik een boek van Sloterdijk ter hand neem.
Woede en tijd
Hoewel de opsomming van communistische wandaden weinig intellectuele hoogstandjes herbergt, staat Sloterdijk in Woede en tijd wel degelijk een ingrijpende filosofische revisie voor ogen. De titel van het boek suggereert dat Sloterdijk daarbij in de eerste plaats denkt aan Martin Heidegger, die in zijn hoofdwerk Zijn en tijd (1927) een analyse ondernam van de temporele structuur van het zogeheten zijn-tot-de-dood. Volgens Heidegger ontleent de tijd zijn betekenis in het leven van de mens aan de ervaring van de eindigheid: de tijdsdimensie toont zich tijdens het leven als een wachten op de dood.
Sloterdijk stelt een alternatieve analyse van de tijd voor: de tijd wordt een 'existentiële tijd' in het leven van de mens die zint op wraak, die zijn woede oppot in afwachting van vergelding. Terwijl de mens na de dood van God en de overwinning van het kapitalisme geen zingevend wereldbeeld meer ter beschikking heeft, kan de woedende zijn zingeving ontlenen aan zijn project van wraak. "De wreker blijft de 'nood van de noodzaakloosheid' bespaard". Tegenover de geneutraliseerde, lege tijd van de posthistorische consument plaatst de wraakzuchtige zijn zingevende geschiedenis van vergelding van het aangedane onrecht.
Deze revisie uit de losse pols van het existentialisme doet ietwat grootsprakerig en onbezonnen aan, maar de referentie aan Heidegger geeft haar toch enig gewicht. Blijkbaar is de existentiële nood zo hoog in de posthistorische wereld ? lees: de wereld waarin geen betekenisvolle breuk met de status-quo meer denkbaar is ? dat voor de gekrenkten en onderworpenen van deze tijd geen andere perspectieven overblijven dan wraak en blind geweld.
Sloterdijk doet alsof hij deze opvatting een gedegen filosofische basis geeft, maar eigenlijk zegt hij hetzelfde als wat de vermaledijde Badiou en ?i?ek zeggen (en met hen nog heel wat theoretici van het postcommunisme): wanneer politiek door zowel 'links' als 'rechts' gereduceerd wordt tot management van de status-quo, kunnen de onvrede en het verlangen naar beterschap zich enkel uiten in de vorm van schijnbaar irrationeel en ongemotiveerd geweld. Precies dat geweld dat de weldenkende burgers uit hun verlichte Utopia meenden te hebben verbannen.
Eros en thymos
Behalve een filosofische inbedding geeft Sloterdijk de woede ook een eigen geschiedenis. In de presocratische Griekse cultuur gold de thymos ? een verzamelnaam voor emoties als woede, trots en geldingsdrang ? als een eerbare en door de goden ingefluisterde energie. Onder invloed van de platoonse metafysica en later het christendom kwam de thymos in een slecht daglicht te staan. Beheersing van woede en uitstel van wraak werden dominante Europese waarden. De christelijke god ontwikkelde zich tot de eerste internationaal opererende woedebank: het christendom spoorde de onderdrukte gelovigen aan hun woede over te dragen aan een centrale god, die de verzamelde woede aan het einde der tijden voor een collectieve wraak zou inzetten.
Met de verlichting ontstaat ook het verlangen naar een aardse wreker, een wreker die in het hier en nu opereert. Het communisme treedt op als de eerste aardse woedebank, die vergelding in dit leven en in deze wereld in het vooruitzicht stelt. Het communisme wordt levensvatbaar wanneer de onderdrukte niet langer deemoedig zijn andere wang aanbiedt, maar het plan opvat om op een goede dag terug te slaan. In zijn beeldspraak teert Sloterdijk op de marxistische analyse van het kapitaal: geld wordt kapitaal wanneer het geïnvesteerd wordt met het doel te renderen en zichzelf te vermeerderen. Op analoge wijze functioneert de communistische beweging als een bank die de "wereldwijd verspreide tegoeden van de woede' [investeert] in één enkele finale actie genaamd 'wereldrevolutie"'.
Over de gevolgen van deze ontwikkeling laat Sloterdijk geen twijfel bestaan: "het mateloze onheil van de afgelopen eeuw [...] [vindt] zijn wortels [...] in de ideologische pogingen van aardse woedeagentschappen om de wraak onder hun hoede te nemen". Hoewel hij het postcommunistische consumentisme hekelt als het "onverbiddelijk weke midden" dat een einde maakt aan de zinvolle tijd en aan het denken tout court, ontzegt Sloterdijk het revolutionaire verleden elke zweem van grootsheid.
In het laatkapitalisme of consumentisme heeft de woede zijn functionaliteit verloren: waar het communisme de incarnatie was van de thymos, heerst in het kapitalisme het monopolie van de eros. Het kapitalisme leeft van de begeerte, de hebzucht, het verlangen naar het bezit van de ander, en de fantasie van het zichzelf genererende kapitaal. Het vindt zijn ideologische weerspiegeling in de psychoanalyse en in de theorieën van "het constitutieve tekort". Sloterdijk zegt het niet met zoveel woorden, maar deze sneer naar de opvatting over het constitutieve tekort lijkt bedoeld voor het poststructuralisme en het postmarxisme: voor denkers als Derrida, Deleuze, Laclau en ?i?ek, die het gebrek, de fout in het systeem, en aanverwante begrippen tot de kern van hun wereldbeeld verheffen. Maar opnieuw laat Sloterdijk het na om deze interessante filosofische én politieke discussie aan te gaan.
Het voorlopig laatste hoofdstuk in de geschiedenis van de woede wordt volgens Sloterdijk geschreven door de politieke islam, de meest succesvolle internationale verzetsbeweging in de postcommunistische tijd. Sloterdijk vraagt zich af of de politieke islam de opvolger kan worden van het communisme: "Kan de politieke islam ? met of zonder terroristische component ? zich ontwikkelen tot een wereldwoedebank?" Het antwoord op die vraag is tezelfdertijd verontrustend en op een wrange wijze geruststellend.
Verontrustend vanwege het apocalyptische beeld dat Sloterdijk schetst van een wereldwijde massa van woedende en gefrustreerde jongemannen, volgelingen van een religie die enkel tot afbraak in staat is, militanten die bereid zijn hun leven te geven in de strijd tegen het Westen: "de omvangrijkste golf van genocidezwangere jongemannenoverschotten uit de geschiedenis van de mensheid". Geruststellend omdat deze "genocidezwangere" beweging zichzelf zal uitputten in haar louter negatieve, reactionaire spiraal van geweld: "de zelfvernietiging van de overbodigen". Sloterdijk laat hier alle nuance, alle filosofische subtiliteit varen, en kiest voor de ietwat hysterische vlucht naar voren. En zo tracht hij zichzelf van een plaatsje te verzekeren in het pantheon van gerenommeerde minachters en beledigers van de snelst groeiende religie ter wereld.
[Sven Vitse]
Dr. D.G. van der Steen
Het lijkt soms of Sloterdijk zijn boeken niet schrijft, maar laat overkoken. Zijn onvoorstelbare belezenheid en creativiteit hebben ook nu weer een boek opgeleverd vol briljante inzichten op een breed gebied van politieke psychologie en cultuurfilosofie. Centraal begrip is ditmaal de 'thumos', waarmee hij duidt op een persoonlijkheidsaspect dat in het christendom is onderdrukt en in de psychoanalyse miskend: iets als eerzucht, trots, woede, geldingsdrang. Aansluitend bij Nietzsche en bij Fukuyama analyseert Sloterdijk aan de hand van dit begrip de grote geestesstromingen uit heden en verleden, van de Ilias tot de politieke islam. Fascinerende lectuur, zoals steeds bij Sloterdijk. Maar het probleem is, en ook dat keert in zijn boeken steeds terug, de overmaat aan associatieve metaforiek, die het moeilijk maakt om na te gaan wat hij nu precies beweert en of dat ook hout snijdt.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.