Geloof & geluk : sieraad en devotie in middeleeuws Vlaanderen
Jos Koldeweij
Jos Koldeweij (Auteur), Alexandra Hermesdorf (Auteur), Paul Huvenne (Auteur), Hans Vlieghe (Auteur), Ghislain Kieft (Auteur), Christina J.A. Wansink (Auteur), John Sillevis (Auteur), Irene Smets (Auteur), Jeroen Stumpel (Auteur)
3 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Volume | Plaats in de bib |
---|---|---|---|
Aanwezig |
Amsterdam University Press, 2006-2007 |
3 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : KUNST : 736 SCHI |
Aanwezig |
Amsterdam University Press, 2006-2007 |
2 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : KUNST : 736 SCHI |
Aanwezig |
Amsterdam University Press, 2006-2007 |
1 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : KUNST : 736 SCHI |
3 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Volume | Plaats in de bib |
---|---|---|---|
Magazijn |
Amsterdam University Press, 2006-2007 |
2 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 736 KOLD |
Magazijn |
Amsterdam University Press, 2006-2007 |
1 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 736 KOLD |
Magazijn |
Amsterdam University Press, 2006-2007 |
3 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 736 SCHI |
31/12/2007
Dit eerste deel over de schilderkunst van de Lage Landen behandelt de periodes van de middeleeuwen tot en met de 16e eeuw.
Over de schilderkunst van de middeleeuwen en de 15e eeuw schrijven Jos Koldeweij en Alexandra Hermesdorf, Paul Huvenne tekende voor het onderdeel over de 16e-eeuwse schilderkunst. Zoals het een basispublicatie past, zijn de taal vloeiend, de structuur helder, het beeldmateriaal overvloedig en van goede kwaliteit. Achteraan is een richtinggevende bibliografie opgenomen en in de index zijn de kunstenaars en hun werken vermeld.
Uit het beeld op de cover blijkt de grote diversiteit van de oude schilderkunst in de Lage Landen. Naast 'God de Vader' uit 'Het Lam Gods' van Van Eyck is 'De Geldwisselaar en zijn vrouw' van Quinten Metsijs opgenomen, een beeld waarin de hele complexiteit van de 16e-eeuwse maatschappij is vervat: vroom ? de vrouw bladert in een gebedenboek ? en tegelijk werelds en gericht op het verwerven van materieel bezit. Onderaan verschijnt het sneeuwwitte landschap van Pieter Bruegel de Oude met de terugkerende jagers, en daarnaast een heerlijk helletafereel uit Bosch' 'Tuin der lusten'.
Bijzonder interessant in deze publicatie is de expliciete aandacht die de auteurs hebben voor de relaties met andere schilderkunstige media. In de meeste overzichtswerken over de schilderkunst in de Lage Landen staan immers enkel de schilderijen centraal en worden de andere media vergeten: miniaturen, glasramen, muurschilderingen, gepolychromeerde retabels. In de middeleeuwen waren de cross-overs echter legio. Niet alleen is de schilderkunst op paneel of doek in de Lage Landen relatief laat ontstaan (na het midden van de 14e eeuw), maar ook zijn de thematiek en bepaalde technieken in diverse media terug te vinden. Daarenboven werken vele schilders in de late 14e en 15e eeuw niet alleen op paneel of doek, maar creëren zij ook miniaturen, maken zij ontwerpen voor glasramen, polychromeren zij beelden of beschilderen zij de muren van kerken, kapellen en kastelen. De opdrachtgevers komen uit verschillende hoeken, gaande van vorsten en hun entourage, over rijke prelaten en broederschappen, tot bemiddelde kooplieden en burgers.
Het verhaal over de schilderkunst in de 15e eeuw is helder in drie periodes opgesplitst: een eerste generatie met grote namen als Robert Campin (Meester van Flémalle), Jan van Eyck, Rogier van der Weyden; een tweede generatie met kunstenaars als Petrus Christus, Dieric Bouts, Justus van Gent en Hans Memling, maar ook de Gentse familie Van den Bossche, Albert van Ouwater en Geertgen tot Sint-Jans en de beroemde derde generatie met het trio Gerard David, Jheronimus Bosch en Quinten Metsijs.
Ook het tweede deel van de publicatie is bijzonder. In vele overzichtswerken wordt aan de schilderkunst uit de 16e eeuw ? die vaak negatief afgeschilderd wordt als weinig authentiek en maniëristisch ? nauwelijks aandacht besteed. Hier krijgt die periode evenveel gewicht als de alom bekende 15e eeuw. Dat is fijn en verrassend. De auteur heeft in een eerste hoofdstuk aandacht voor de context (politiek, economisch, sociaal, religieus), voor de opdrachtgevers en de iconografie, voor de schilderstechniek en voor de heersende kunsttheorieën. Daarna bespreekt hij uitgebreid de evolutie van de 16e-eeuwse kunst.
Deze rijke publicatie, waarin, de samenhang tussen de kunst uit het Noorden en het Zuiden, tussen de 14e, 15e en 16e eeuw duidelijk wordt gemaakt, is een must voor iedereen, jong en oud, geïnteresseerde leek, student of wetenschapper. [Brigitte Dekeyzer]
31/12/2008
Op het eerste gezicht lijkt het niet vanzelfsprekend de schilderkunst van de Lage Landen samen in een overzichtswerk te behandelen. Toch blijkt er een intense wisselwerking te zijn geweest tussen Noord en Zuid. Vooral de eerste helft van dit boek, over de 19e eeuw, besteedt veel aandacht aan de maatschappelijke en culturele inbedding van kunstenaars(groeperingen), aan samenwerkingsverbanden en beïnvloeding. Het verhaal van de 19e-eeuwse schilderkunst is dat van een geleidelijke verzelfstandiging van de kunstenaar. Aanvankelijk een staatszaak (met een uitgesproken academische kunstbeoefening van geijkte genres), bevrijdde de kunst zich langzaam van de traditie. Het directe contact met de natuur, naar het voorbeeld van de Franse plein-airschilders, baande de weg naar een authentieker realisme. De Haagse School, Vincent Van Gogh en Les Vingt vormen het hoogtepunt van een lange ontwikkeling. Het fin de siècle in België en Nederland bracht luminisme, neo-impressionisme en de geheimtaal van het symbolisme. De sociologische invalshoek is ongetwijfeld een pluspunt, maar soms komt de kunst er bekaaid af. Over het werk van Les Vingt verneem je bijna niets; je krijgt alleen informatie over allerlei contacten, tentoonstellingen en uitwisselingen. Gelukkig is het verhaal over de 19e eeuw overvloedig geïllustreerd, met veelal paginagrote kleurenreproducties. De illustraties op tegenoverliggende bladzijden zijn dikwijls heel verhelderend: zo tonen ze de voorlopers van Van Goghs 'De aardappeleters' in composities van de boerenfamilie rond de tafel en voor de haard bij Anthon van Rappard en Jozef Israëls.
Het verhaal over de 20e eeuw vindt een beter evenwicht in de bespreking van oeuvres, stromingen en cultureel-maatschappelijke context. Terecht is er nu ook meer aandacht voor de buitenlandse invloeden en vooral de zelfstandige verwerking ervan. De ontwikkeling van Mondriaan wordt diepgaand en helder beschreven (op p. 147 zijn de bijschriften wel verwisseld), en ook Spilliaert, Ensor en Rik Wouters krijgen de gepaste aandacht, al is het me een raadsel wat uitgerekend bij de kleurrijke Wouters de zin is van een zwart-witreproductie. De Latemse school, lange tijd overgewaardeerd, verdwijnt nu ? even onterecht ? bijna tussen de plooien. Veel aandacht krijgen de eigenzinnige figuratieve stromingen in het interbellum (Willink, Tytgat, Brusselmans), en in het bijzonder het nieuwe realisme van Pyke Koch, Raoul Hynckes en Dick Ket. Gustave van de Woestyne moet het met één alinea stellen. Het Belgische surrealisme van René Magritte krijgt een degelijk afzonderlijk hoofdstuk. De naoorlogse stromingen worden vrij summier behandeld: Cobra, abstract expressionisme, nieuwe figuratie en een slothoofdstuk 'open wegen voor de schilderkunst', waarin wat slapjes de crisis van de schilderkunst in de jaren '60 en de geleidelijke herleving ervan in de volgende decennia uit de doeken worden gedaan. Een gedetailleerd register (inclusief de besproken en afgebeelde werken, musea en stromingen) en kaarten en tijdslijnen voor de drie delen besluiten dit zeker informatieve maar soms wat onevenwichtige overzichtswerk. [Erik de Smedt]
Anne Schulte Nordholt
De Zuid-en Noord-Nederlandse schilderkunst zijn in feite een, hoewel ze meestal als twee verschillende onderwerpen in de literatuur voorkomen. In deze serie van drie, waarvan dit boek het eerste deel is*, wordt de schilderkunst van beide gebieden als een geheel behandeld. Dit deel behandelt de middeleeuwen en zestiende eeuw. Beginnend bij de eerste sporen van een Nederlandse schilderkunst, wordt deze chronologisch beschreven. Steeds wordt van een periode de algemene ontwikkeling geschetst, waarna de belangrijkste schilders aan bod komen en van hen weer enige toonaangevende werken. Op deze manier blijft veel werk onbesproken, maar gaan de schrijvers wel dieper in op de wel behandelde werken. Zo ontstaat een vrij diepgaand beeld van iedere periode en zijn kunst. Tot de 16e eeuw vinden de belangrijkste ontwikkelingen plaats in de zuidelijke Nederlanden, daarna wordt het accent langzamerhand verlegd naar het noorden. Het boek is ruim geïllustreerd, deels in kleur, mooi uitgevoerd en zeer leesbaar geschreven en voorzien van een notenapparaat. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.