Jan Fabre : piëtas
Giacinto Di Pietrantonio
Giacinto Di Pietrantonio (Redacteur)
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Enkel raadpleegbaar |
Mercatorfonds, 2006 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : KUNST : 700 FABRE |
31/12/2006
In 2006 kon je in Antwerpen in het MuHKA het weinig bekende vroege werk van duizendkunstenaar Jan Fabre bekijken en ging de kunstenaar in het KMSKA met recent beeldend werk een confrontatie aan met de oude kunst. Bij die gelegenheid verscheen in de reeks prestigieuze kunstboeken van het Mercatorfonds een overzicht van het volledige beeldende werk. De theatermaker blijft dus buiten beschouwing. Na een paar inleidende teksten, die Fabres oeuvre situeren in de spanning tussen toen en straks, eindig en oneindig, gaan twaalf hoofdstukken in op de verschillende aspecten van Fabres artistieke bedrijvigheid: de soms stuntelige, soms imponerende bicblauwe tekeningen, de zoekende performances, de hybride fotowerken en films, de ophefmakende sculpturen en installaties. Bindteksten van de samensteller leiden elk hoofdstuk in. Misschien willen ze de lezer vooral in de juiste, vaag bewonderende stemming brengen, op de keper beschouwd zijn ze meestal pseudodiepzinnig gezwam: "Wanneer we te maken hebben met tijd, vindt een gebeurtenis na een andere gebeurtenis plaats, en het hoeveel en het wanneer vallen uiteindelijk samen. Hoeveel tijdkaarten zonder tijd, de paradox van ruimtelijkheid en tijdelijkheid tezamen in de relativiteit en dus de seculiere individualiteit der mensheid". Helaas zijn ook de meeste begeleidende essays in hetzelfde bedje ziek: veel dure woorden, ophemelende lyriek en warrig gefilosofeer in plaats van secure beschrijving, gefundeerde interpretaties en kunsthistorische contextualisering. Het valt op dat de auteurs Fabres werk wel graag in verband brengen met grote oude namen uit de kunstgeschiedenis, maar een wijde boog maken om de verwantschap met andere 20e-eeuwse en hedendaagse kunst. Nu wordt de indruk gewekt dat Fabres werk eenmalig origineel en eigenzinnig afgekeerd van de tijdgeest oprijst, terwijl het juist heel vaak impulsen van anderen herkauwt en salonfähig maakt. Gelukkig bevat het boek ook een paar goed geschreven, nuchtere en doordachte essays: Stefan Hertmans over het insectenmotief in Fabres beeldend werk, Sebastian Hackenschmidt over het gebruik van beenderen, Bart Verschaffel over nut en nadeel van het vlees. Zonder meer indrukwekkend is het kijkgedeelte: een schat aan uitstekende, meestal paginagrote reproducties en foto's, in de lijst van afgebeelde werken nauwkeurig toegelicht met vermelding van materiaal en afmetingen. Hier komt het werk van Jan Fabre in volle glorie op je af: overdadig, mythomaan, direct gericht op emotie. Wie blijft ongevoelig voor de overweldigende formaten vol bic-inktkrabbels en het bebicte kasteel Tivoli, de schittering van de prachtkevers op schedels, bedden en doodkisten, het goud van de spijkermannen, de kruisen met keverstaarten, de engelen en monniken van beenderschijfjes, de metaalglans van stukken ridderharnas? Zonder omwegen en in ijltempo naar het sublieme, zij het nogal eens ontnuchterd door de bijgedachte aan edelkitsch en parasietendom, met als dieptepunten de potsierlijke tempeltjes uit vlees (1980) en de kneuterige tranentekeningen van kastelen (2000-2006). Over Fabre zullen kunstliefhebbers van mening blijven verschillen. Kunsthistorici en -critici zouden het debat kunnen verhelderen, maar dat mag je van een overwegend hagiografisch bedoelde uitgave als deze niet verwachten. Blijft de confrontatie met een problematisch schitterend werk in een overigens prachtig vormgegeven kijkboek. [Erik de Smedt]
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.