Een slagerszoon met een brilletje
Tom Lanoye
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Prometheus, 2006 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : TONEEL : LANO |
31/12/2006
De lectuur van Klaus Manns roman Mefisto (1936) is een heus literair genot waarin engagement en schoonheid om de kroon vechten. De oudste zoon van Thomas Mann slaagt er in om de hitsige en bedreigende sfeer van Hitlers Derde Rijk te schetsen. Mann (1906-1949) spint dit gehele historische portret van een zichzelf vernietigende machtsorgie rond de spilfiguur van een topacteur-in-wording: Hendrik Höfgen. Höfgens handelsmerken zijn ijdelheid en nietsontziende ideologische transformaties om toch maar de macht naar zich toe te halen. Vernuftig schetst Mann de geestelijke gespletenheid waarin zijn hoofdpersonage zich bevindt.
"Zijn zwierige wandeling door de kou en de voorpret over de ontmoeting met Juliette hadden hem licht beneveld gemaakt. Hoe zelden was hij nu nog in zo'n stemming! Vroeger ? ja, vroeger was hij dikwijls, misschien wel bijna altijd zo geweest: zo zwevend en zo in extase. Toen hij op twintigjarige leeftijd bij het reizende toneel de vader en de held op rijpere leeftijd speelde: toen had hij een vrolijke tijd. Toentertijd waren zijn overmoed, zijn speelsheid sterker dan zijn eerzucht ? het was lang geleden, hoewel toch zo enorm lang ook weer niet als het hem nu meestal toescheen. Was hij echt zo veranderd? Was hij niet steeds nog overmoedig en speels? Ook nu, op dit heerlijke moment, wist hij niet meer wat eerzucht was."
Toch zal Höfgen zich dergelijke 'heldere' momenten steeds minder laten ontsnappen in zijn verovering van een machtiger positie, ten koste van alles en iedereen. Uiteindelijk verbastert hij zichzelf en zijn toneeltalent in het vergaren van een holle machtspositie als intendant van het staatstheater in het Derde Rijk.
De homofiele, geëngageerde én problematische levensattitude van Klaus Mann schemert steeds door in de hoofdfiguren die hij opvoerde in zijn literaire werken ? boeken die wel nooit het meesterlijk niveau van zijn vader of oom (Heinrich Mann) behaalden. Ook in de ijdele Höfgen, die zijn ziel verkoopt aan de duivel van de macht, kan een zweem van de gevoelige en labiele Mann herkend worden.
Mann vond al rebellerend zijn weg als theaterrecensent en hij vestigde zich in 1924 te Berlijn. Daar kon zijn rusteloze natuur niet aarden maar hij voedde er wél zijn ervaringswereld met de ingrediënten waaruit zijn verboden vrucht Mefisto zou ontstaan. De roman leest als een ironische ? soms net niet cynische ? kritiek op de theaterwereld die vanuit haar linkse oriëntatie en vanuit haar vermeende medevoeling met de 'man-uit-de-straat' radicaal draait als het blad aan een boom wanneer die edele communicatie, het beoefenen van de toneelkunst, in het gedrang komt. Niet weinig kunstenaars draven voor de zwepen van de overheden uit om toch maar voldoende (en steeds meer) subsidies én (politieke) macht binnen te rijven.
Beweren dat we anno 2006 in eenzelfde van oorlog en wraakzucht zwanger politiek klimaat leven, klinkt hoe langer hoe minder ridicuul. In een interview met 'De Standaard' (07/10/2006) wijst Tom Lanoye (1958) erop dat het "de verdwazing van onze tijd" is om te geloven dat we op de jaren '30 voor zijn omdat we weten wat er fout kan gaan. "Als je de geschiedenis van Europa bekijkt, is de kans op totalitaire regimes of etnische zuiveringen groter dan de kans dat ze zich niet meer voordoen. Wie zegt dat het wel opnieuw kan gebeuren, wordt hysterisch genoemd. Dat is van een ongelooflijke overmoed. Wie zou er vlak voor de beschietingen in Sarajevo gedacht hebben dat ze daar in een oorlog terecht zouden komen? Sluipschutters op De Keyserlei? Ga weg, zeg. Oké, zo ver zie ik het niet komen. Maar een autoritair beleid? Uitsluitingswetten, op basis van religie en ras? Ik vind dat er al bij al vrij lacherig over gedaan wordt. Maar als het publiek na ons stuk even nadenkt over de onvoorspelbaarheid van de geschiedenis, is dat al beter dan dat we de Rosenkavalier op het toneel zetten. Beter zo dan met de zekerheid dat het op acht oktober wel goed zal aflopen."
Deze bekommernis én de gedeelde geëngageerde passie met Mann heeft Lanoye tot helderheid maar niet tot literaire kilheid aangezet in zijn bewerking van Manns Mefisto. Lanoye vindt in Mefisto for ever een even teder als krachtig evenwicht tussen poëzie en engagement, tussen passie en beredeneerdheid, tussen eenvoud en virtuositeit. Hij schrijft in een zoetsappige taal die in tal van messcherpe dialogen flirt met een realistische spreektaal. Maar in de monologen van het hoofdpersonage, in Lanoyes versie Kurt Köpler geheten, en in de monologen van de minister van Cultuur, alias "De Dikke", en de minister van Propaganda bloeit Lanoyes taal open. Het zijn bloedstollend mooie alleenspraken die paradoxaal genoeg de gruwel van onze hedendaagse en verrechtsende samenleving schetsen.
"DE DIKKE:
Kom mij halen. Kom. Mijn Browning heeft dertien patronen. Ik neem er dertien van jullie met mij mee. Ik neem heel mijn eigen volk mee als dat moet. Een nekschot kan een vorm van liefde zijn. Want als we júllie al niet kunnen overleven ? jullie reetkevers, kapitalisten, negers, joden, levende doden ? dan zijn we ons bestaan niet waard. Wat niet belet dat wij met moed en trots ten onder zullen gaan, voor het oog van heel de wereld, in vuur en vlam, voor vrijheid en voor eer. We weten wat winnen is, zelfs in de nederlaag. Wij zijn verliefd op lijden, begrijpen jullie dat dan niet? Wie zijn waarde weet en zijn geschiedenis kent zoals wij? Die kan alles verdragen. Vernederingen, slagen, uitsluiting en honger. Boter? Wij hebben geen boter nodig zolang we maar kanonnen kunnen maken. Vuurkracht geeft gezag, boter maakt vet. Boter is het lijf wat ideologie is voor de geest. Ik ben nooit bij mijn partij gegaan vanwege het ideologische gezever. Onze politiek was afkeer van de politiek. Ik ben bij mijn partij gegaan omdat ik revolutionair ben."
Lanoye heeft met respect Manns lijvige werk ontmanteld en de kerngedachte in een mooie, eenvoudige en uitermate gebalde taalstructuur gegoten. Zonder in algehele "Vervlaamsing" van namen en plaatsen te vervallen, actualiseert hij de roman. Hij verplaatst de handeling ? logischerwijs ? naar een theaterzaal waar een gedreven groep acteurs repeteert terwijl ze de verkiezingsuitslag angstvallig volgen. "Ze hebben gewonnen". Het rolt er verdacht herkenbaar uit. Enkele seconden later trekken de "vreemdelingen" onder het gezelschap zich terug uit de toneelstrijd en beent een ijverige en ogenschijnlijk minzame minister van Cultuur binnen. Hij noemt kunstenaars "grote kinderen" omdat ze zich gemakkelijk laten verleiden. Een meer profetische uitspraak kan hij zich niet laten ontvallen. Het woelende despotisme in de man staat nog op de waakvlam, maar zal de toneelgroep angstwekkend snel verschroeien.
Lanoye toont zich een buitengewoon sterke dichter die woordengroepen tot vlammende ballen van verpletterende emotie kan maken die tegelijkertijd ook nog eens subliem hilarisch zijn. Het maakt deze tekst tot een parel voor het hart én een wekker voor het verstand ? of beter het maatschappelijke engagement in elk van ons. Deze kracht van Lanoye genereert tevens het minst inventieve aspect van deze tekst: de haast voorspelbaar eenvoudige verhaalstructuur om ? in navolging van Mann ? het vuur van de extreemrechtse waanzin ongenadig te doen vlammen. De tekst brandt in de vlijmscherp geuite woorden en scheldtirades waarmee de personages mekaars karakters tekenen terwijl het moedertje van Kurt Köpler ? Mutti Hilda ? naïef tracht om ondanks alles de lieve vrede te bewaren. Het kost het mensje haar laatste adem.
Die vlam flakkert ook letterlijk op de scène in een al even briljante regie van Guy Cassiers, sinds dit seizoen de nieuwe artistieke leider van Het Toneelhuis te Antwerpen. Dat Cassiers' hart sneller gaat slaan van mijlpalen in de literatuurgeschiedenis is bekend na zijn onvergetelijke enscenering van Marcel Prousts meesterwerk A la recherche du temps perdu. Aan de roman van Mann had hij opnieuw een fikse kluif. Hij vroeg Lanoye om deze tekst te bewerken tot een even geëngageerde als ontroerende noodkreet op de planken.
Cassiers toverde weer met zijn verbazingwekkend vermogen om acteurs en technologie tot een intieme omstrengeling te verleiden. Hierdoor creëerde hij een voorstelling die gracieus zwalpt tussen verraderlijke intimiteit en ontluisterende extravertheid. De creatie opent met een sterk staaltje van dit unieke evenwicht wanneer een adembenemende Dirk Roofthooft (in de rol van Kurt Köpler) de beginmonoloog afsteekt. Terwijl flakkeren schuin achter hem kwieke vlammetjes op een venstervormig kwartet van rechthoekige videopanelen. Zo plaatst Cassiers de intimiteit van de woorden tegenover een minutieus dreigend beeld- én geluidsdecor. Naarmate de voorstelling vordert en de zwartheid van het extreemrechtse denken de toneelploeg omheen Köpler uitvreet, wordt dit decor almaar prominenter, zonder de acteurs te domineren. De manier waarop Cassiers deze dreiging laat aanzwellen, getuigt van een bijzonder empathisch regietalent om te componeren met lichamen, beelden, geluiden én publiekreacties.
Na de pauze, wanneer het decor ontmanteld is en de voorstelling zich verder door het zwarte slijk van het extreemrechtse gedachtegoed trekt, kijk je naar een ontheemde samenleving. Het is een verkrachte maatschappij die vertegenwoordigd wordt door een hoopje menselijke gruzelementen die trachten om hun verstand en gevoel met elkaar te laten communiceren. Als toeschouwer kijk je echter niet alleen tegen de geënsceneerde ellende aan, die soms een ietwat te heldere voorbode lijkt van wat onze maatschappij (opnieuw) kan overkomen. Tevens geniet je van het spelplezier waarmee de acteurs hun personages verrijken door lichte karikaturale toetsen (zoals een schitterende Josse De Pauw als vals joviale minister van Cultuur), door extreem hard te spelen (Stefan Perceval als Niklas Weber en minister van Propaganda) of onvoorstelbaar zacht te blijven (Gilda De Bal als Mutti Hilda). Zo wordt Mefisto for ever ook een ode aan het theater.
Lanoye daagde, samen met Cassiers, de acteurs uit om zijn woorden tot poëzie én politieke statements te maken. De theaterploeg daagt op zijn beurt het publiek uit om na te denken, om te durven onder ogen zien dat hun spel ooit opnieuw tot censuur kan verschralen. [Els Van Steenberghe]
Willem Nijssen
In deze vrije toneelbewerking van de roman ‘Mephisto’ van Klaus Mann blijft Tom Lanoye in de rode draad wel bij de verhaallijn van het origineel –een acteur conformeert zich op opportunistische wijze aan het nazi-schrikbewind om zo te kunnen blijven toneelspelen–, maar hij voegt ook veel nieuwe elementen toe. Zo reiken enerzijds bepaalde passages tot in het heden (racisme, Vlaams Belang), anderzijds geven de vele fragmenten uit overbekende stukken (Griekse klassieken, Shakespeare, Tsjechov) een soort “eeuwigheidswaarde” aan het thema van Het Kwaad, het verraad, de lafheid, het zielige ego van narcistische, op roem of macht beluste personages. Het documentaire en aanklagende karakter van de roman wordt op deze manier uitgebreid tot een vraagstuk “van alle tijden”. En dat is wat de grote klassieke drama’s ook doen: het lot van een mens uitvergroten tot het Noodlot dat ons allen aangaat. In die zin is dit groots toneel, sterk gecomponeerd in woord en beeld, krachtig van emotie zonder valse pathos, “polyfoon” (soms ook letterlijk), maar glashelder. Absoluut een van de topstukken van 2006.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.