Crossroads
Walter van den Broeck
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2007 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 1391 |
Martine Cuyt
ua/an/18 j
Walter van den Broeck pittig over koningshuis in De veilingmeester
Veertig jaar na zijn debuut en 27 jaar na Brief aan Boudewijn legt Walter van den Broeck nu De veilingmeester in de boekhandel. Het boek is een lange brief van Bo (sic) Van Dorselaer aan Walter van den Broeck (die het verhaal wel naar zijn hand mag zetten). Een spannend boek over boeken, de wereld van het veilen, Walter van den Broeck, en Walda van den Brogels sleutelboek De troonopvolgster.
In het boek wordt een cruciale ontdekking gedaan. We verklappen niet wie, hoe en waar. We zeggen slechts: een troonopvolgster voor België? Stel je voor!
Walter van den Broeck: "Het hele land zou in rep en roer staan, tenzij koning Albert met al zijn nakomelingen inderhaast een stap opzij zou zetten om plaats te maken voor de rechtmatige "troonopvolgster".
Hoe lang blijft het rijk van de koning nog overeind, denkt u?
"Zolang Albert koning blijft, blijft ook het koninkrijk overeind. Zijn opvolging wordt andere koek. Dat men nu in versneld tempo aanstuurt op een ceremoniële functie voor de vorst, zou kunnen betekenen dat men Filip nog steeds ongeschikt acht maar hem beleefdheidshalve niet wil passeren. Sommigen zien dan weer tekenen dat Astrid wordt klaargestoomd. Of die geschikter is...? Het is in elk geval een "troonopvolgster" zoals in mijn boek."
U haalt in het boek even uit naar hoe slecht de overheid omgaat met patrimonium. Is die boosheid vertrokken vanuit iets wat uzelf met lede ogen moest aanzien?
"Het is de uitlating van een goed ingelicht personage, maar de berichten die ikzelf lees omtrent de Koninklijke Bibliotheek, het Museum voor Midden-Afrika en het Rijksarchief liegen er ook niet om. Al deze prachtige verzamelingen dreigen te verzuren en te verpulveren."
Over verzamelingen gesproken. U lijkt, net als veilingmeester Bo van Dorselaer, boeken te verzamelen. Hoever gaat u?
"Ik weet niet hoeveel boeken ik in huis heb. In elk geval meer dan ik ooit nog zal kunnen lezen. Maar ik heb wel de naiëve intentie van ze allemaal te lezen. Een bibliofiel ben ik echter niet. Eerste druk of twintigste druk, dat interesseert me niet. Het gaat me om de tekst, hoewel een goed leesbare letter wel is meegenomen. De jongste jaren toch Bo-trekjes gekregen (grinnikt). Het werk van mijn lievelingsauteurs heb ik graag volledig. En dus koop ik weleens boeken die ik al gelezen heb. Redelijk idioot dus. Temeer omdat elke verzameling vroeg of laat toch weer uit elkaar valt."
Veilingmeester plus ceremonie van het veilen worden haarscherp beschreven. Is u zelf een fan van veilingen?
"Alle soorten van veilingen en openbare verkopingen hebben me altijd gefascineerd. Het is een vorm van theater. Voor mij is een veiling geslaagd als een gepassioneerd veilingmeester de hamer hanteert. En ik verkneukel mij in de strategieën van de kandidaat-kopers, het optreden van stromannen en het commentaar van de nieuwsgierigen, kortom van dat hele samenspel. Nee, ik was geen veilingmeester in een vorig leven, maar als ik dat wel geweest was, dan ongetwijfeld een zoals Van Orshaeghen en Bo Van Dorselaer uit mijn boek, zoveel is zeker."
Dirk Leyman
ua/an/31 j
Geestrijke nieuwe roman van Walter van den Broeck
Walter van den Broeck zet in De veilingmeester de sluizen wijd open. De royale Kempense schrijver vergast de lezer op een bibliofiele klopjacht, gevat in een olijke roman met vaudevilleske trekjes en talrijke trompe-l'oeils. De groteske ontknoping is niet meer of minder dan 'een bom onder de monarchie en het hele land'.
De voorbije jaren raakte de West-Europese lezer overvoerd met spannende romans over mysterieuze boekverdwijningen en Heilige Graalachtige queestes. Slungelige, geënerveerde bibliofielen mochten zich in deze whodunits plotsklaps als aalgladde detectives ontpoppen. Met enig bochtenwerk brachten ze hun discrete boekenmissies meestal tot een goed einde. Net als de chicklit groeide de bibliothriller uit tot een volwaardig commercieel genre en leverde het spek naar ieders bek. De Spaanse schrijver Arturo Pérez-Reverte was met De club Dumas wellicht een van de eersten die er internationaal mee doorbraken. Sedert Dan Browns De Da Vinci Code en Carlos Ruiz Zafóns De schaduw van de wind is het hek helemaal van de dam en intussen grijpt het epigonisme wild om zich heen.
Ook in Vlaanderen bleek de lokroep van het genre niet te weerstaan. Zelfs de serieuze Stefan Hertmans waagde zich met zijn roman Harder dan sneeuw aan een turbulente literaire thriller, die zowel genadeloos werd afgebrand als hemelhoog geprezen. En zie, nu stuwt ook Walter van den Broeck in De veilingmeester zijn hoofdpersonage tot een bibliofiele uitputtingsslag met verstrekkende gevolgen. De eerst zo slome Bo (!) Van Dorselaer raakt behekst door "de overtreffende trap van de bibliomanie": "Ik was een gek geworden die boeken kocht om ze te hebben, niet om ze te lezen, een raszuivere péladanomaan." Toch is deze speurtocht slechts het topje van de ijsberg. Van den Broecks vermakelijke roman zit vol met dubbele bodems en houdt de lezer voortdurend op het scherp van de snee. De auteur van Brief aan Boudewijn (1980) blijft met De veilingmeester trouw aan zijn poëtica en laat ook dit boek omzichtig convergeren met de rest van zijn oeuvre, waarin het koningshuis een eersterangsrol speelt én fictie de werkelijkheid naar de kroon mag steken. De zoektocht van veilingmeester Van Dorselaer spitst zich immers toe op de 300 bestaande exemplaren van één welbepaald boek, De troonopvolgster, van de onbekende schrijfster Walda van den Brogel. Hiermee maakt Van den Broeck het bruggetje naar zijn veertig jaar geleden verschenen debuut De troonopvolger (1967), waarin een jongeman in geuren en kleuren een vadermoord vertelt. De manier waarop Van den Broeck koning Boudewijn nu als een duivel uit een doosje De veilingmeester laat binnenduikelen, is gedurfder dan in zijn voorgaande Lakenromans.
Toch vergaloppeert Van den Broeck zich in De veilingmeester geenszins aan intertekstuele spielereien, zoals hem weleens durft te overkomen. Deze schalkse roman stelt vooral het ongebreidelde leesplezier voorop. Wie dit boek nietsvermoedend en zonder voorkennis openslaat, zal er niet minder pret aan beleven. Ondanks een paar stilistische haperingen en slordigheden, demonstreert de auteur van Brief aan Boudewijn dat hij als volleerde verteller nog steeds het klappen van de zweep kent.
Hoofdpersonage Bo van Dorselaer doet in De veilingmeester zijn verhaal aan de schrijver Walter van den Broeck, die het geduldig aanhoort. Maar de schrijver-registrator waarschuwt ons vooraf: "Alles is gelogen. Zelfs dat. En dan nog door een ander. Denk ik." Van Dorselaer ("die zich steeds meer als een personage, als een verzinsel" gedraagt) is in zijn jonge jaren een doelloze luiwammes, die zich na zijn studies kunstgeschiedenis terzijde van de arbeidsmarkt ophoudt. Hij wordt nog steeds geterroriseerd door zijn bazige moeder, bijgenaamd "de inspectrice". Wanneer zijn lusteloze leven flink slagzij dreigt te maken, helpt het toeval hem weer op het spoor. Op de trein knoopt hij een gesprek aan met de wat ouderwetse maar charmante veilingmeester Van Orshaeghen. Waarna hij bij hem in dienst treedt en meteen ook Vera, de dochter des huizes, in de armen sluit: "Niet gedachten, gevoelens of instincten hadden ons op die matras doen belanden, maar louter voorbestemming, dacht ik." Eindelijk kan hij ook het ouderlijk huis achter zich laten. De theatrale veilingbusiness - die Van den Broeck met veel couleur locale én zichtbaar genoegen beschrijft - blijkt Bo als een handschoen te passen. Het hele verhaal komt in een gevaarlijke stroomversnelling wanneer Bo, samen met de inmiddels zieke Van Orshaeghen, de fenomenale inboedel van een Brussels jugendstilhuis moet veilen. Bo raakt totaal van slag door de ontmoeting met de erfgename (Re)Gina Montagu, een mulattin met wie hij de matras deelt: "Het ging om onontkoombaarheid. (...) Niet om mij aan Vera maar aan Gina te koppelen had de kosmos zich sinds de oerknal ingespannen!", klinkt het met gepast gevoel voor overdrijving. Die kosmos heeft in de loop van het boek nog wel meer noodwendigheden in petto, terwijl Van den Broeck ditmaal ook erg kwistig omspringt met triomfantelijke seks en begerige vrouwen, die steevast hun aantrekkelijkheden en kracht mogen uitspelen.
In het huis van de familie Montagu treft Bo in een geheime kast 250 exemplaren aan van De troonopvolgster van Walda van den Brogel, een schier onbekende schrijfster die in geen enkel literair handboek een notitie waard is. Elk boek bevat in de colofon een cryptische, handgeschreven boodschap, terwijl de inhoud van het boek geheel zinledig is en op postmodernistische wijze door elkaar gehusseld lijkt (waarmee Van den Broeck knipoogt naar het trucje dat hij met 362.880 x Jef Geys uithaalde, waar de volgorde van de hoofdstukken door "loting" werd bepaald). Bo van Dorselaer is meteen geprikkeld en zal niet rusten voor hij de resterende 50 exemplaren op de kop heeft getikt, in de onderhuidse hoop dat hij ook de raadselachtige Gina Montagu (die is teruggekeerd naar de Verenigde Staten) naderbij zal komen. Van den Broeck beschrijft de verschillende stadia van de péladanomanie met een sadistisch genoegen en zo beeldend, dat de zoektocht naar het paneel van de Rechtvaardige Rechters er kinderspel bij wordt. Bo ruïneert zichzelf in alle opzichten: hij eet nog amper, verwaarloost zijn vriendin Vera én laat het veilinghuis bijna naar de haaien gaan. Plots blijken er ook Waldakapers op de kust te zijn en stijgt de prijs van De troonopvolgster tot waanzinnige hoogten. Hoofdstuk na hoofdstuk licht Van den Broeck een tipje van de sluier op, in een boek dat met een rotvaart naar zijn ontknoping toe roetsjt. Geleidelijk aan daagt het de lezer. Is Re(gina) werkelijk het onechte kind van Boudewijn en het gevolg van een koninklijke onenightstand? En was De troonopvolgster niet meer dan een chantage-instrument van Regina's moeder? In ieder geval vormt het "een bom onder de monarchie en het hele land". Van den Broeck krijgt er niet genoeg van en breit aan zijn al geraffineerde plot nog een paar uitlopers. Verwondert het dat alle exemplaren van De troonopvolgster ten slotte door het vuur verteerd worden?
Het steeds jachtiger vertelritme, de hoogst bloemrijke metaforen en de overdaad aan onwaarschijnlijke gebeurtenissen zorgen ervoor dat De veilingmeester de lezer een paar keer omverblaast. Sommige terzijdes (bijvoorbeeld over zijn homoseksuele broer 'Private Parts') zijn ietwat ongelukkig en helemaal over the top. Maar de geestigheid waarmee Van den Broeck zijn tribulaties opdist werkt zo aanstekelijk dat je hem uiteindelijk alles vergeeft. "U hebt er een handje van om de mensen op het verkeerde been te zetten, om fictie als waarheid en waarheid als fictie voor te stellen", zegt Bo op de slotpagina tegen de schrijver Van den Broeck. Na het dichtklappen van De veilingmeester duizelt het de lezer van zo veel wilde theorieën, plotwendingen én de pikante ontluistering van koning Boudewijn. Toch past niets anders dan een royale buiging voor zo veel jongensachtige branie en fantasie van de bijna 66-jarige Van den Broeck, die de bibliothriller op slag een rocamboleske 'Belgische' variant schenkt.
Matthijs De Ridder
ua/an/19 j
In 1967 verscheen Walter van den Broecks eerste roman, De troonopvolger . Dat cynische, met existentialisme overgoten verhaal over de zich eeuwig herhalende geschiedenis speelt een merkwaardige rol in zijn nieuwe roman, De veilingmeester . Dit boek draait namelijk voor een groot deel om de zoektocht naar het mysterie achter een boek waarvan zowel de titel als de schrijversnaam zinspeelt op dat debuut: De troonopvolgster van Walda van den Brogel.
,, Ceci est une fiction. Dat was de mededeling die de RTBF een aantal weken geleden na een halfuur toevoegde aan de nepdocumentaire over de door Vlaanderen geforceerde splitsing van België. Maar deze fictie ging al snel met de werkelijkheid aan de haal. In verontwaardigde reacties lieten alle premiers van het land zich uit over het gevaar van een dergelijke fictie voor de goede verstandhoudingen tussen de gemeenschappen.
Walter van den Broeck moet geamuseerd naar dit politieke schouwspel hebben gekeken. Zijn volledige oeuvre zou immers die ondertitel kunnen dragen. ,, Ceci est une fiction '', maar dan wel een fictie met waarachtige bedoelingen. In Het beleg van Laken schreef hij bijvoorbeeld: ,,In feite probeer ik de grens tussen werkelijkheid en fictie weg te gummen, monseigneur. De vraag die Van den Broeck daarmee opwerpt, is of de werkelijkheid wel zo werkelijk is en of sommige fictieve constructies niet veel echter' zijn. Omdat het niet mogelijk is om daar een bevredigend antwoord op te vinden, blijft de lezer achter met een wankele constructie, waarin officiële geschiedenissen en krankzinnige fantasieën met elkaar strijden om de geloofwaardigheid. Het is de afspiegeling van een maatschappij waarvan de werkelijkheid niet in een klassiek beeld te vangen is en die - in een populaire interpretatie - veeleer neigt naar het surreële.
Eigenlijk is ook het proza van Van den Broeck zo'n complexe fictie geworden. Telkens als hij een boek publiceerde, voegde hij weer een beetje fictie aan de werkelijkheid toe en die verdunde realiteit kon vervolgens weer optreden in een nieuwe roman. Ergens in die eindeloze cyclus moet ook De veilingmeester worden gesitueerd. Het zal niemand verbazen dat Van den Broeck de zaak nog een beetje ingewikkelder heeft gemaakt dan ze al was. Hij introduceert deze keer namelijk niet zijn eigen oeuvre, maar hij laat de hoofdpersoon van het boek, de jonge veilingmeester Bo Van Dorselaer, 276 exemplaren vinden van een roman die een afgeleide lijkt van Van den Broecks debuut. Walda van den Brogel dient zich aan als de vrouwelijke variant van de schrijver en haar boek De troonopvolgster lijkt de vrouwelijke tegenhanger van diens eersteling. Maar er is iets vreemds aan de hand met dit boek. Het heeft nooit enige weerklank gehad en de inhoud is compleet onbegrijpelijk. De opeenvolgende zinnen vormen geen logisch verhaal.
Bo weet niet goed wat hij moet denken van de merkwaardige vondst, maar is zo geïntrigeerd dat hij besluit de boeken te bewaren en de complete oplage van 300 stuks zelfs te vervolledigen. Er moet een verhaal achter zitten, beseft hij. Het feit dat elk exemplaar in het colofon een opdracht bevat waaraan telkens een woord is toegevoegd, sterkt het vermoeden dat er een mysterie aan dit boek verbonden is. De meeslepende zoektocht naar het geheim van De troonopvolgster is geboren.
De coup de foudre die Bo beleeft als hij de boeken vindt, is niet de eerste in de roman. Van den Broeck plaatst zijn personages voortdurend oog in oog met hun lotsbestemming. Bij een eerste ontmoeting weten zij meestal meteen dat ze voor elkaar gemaakt zijn, of dat ze een eenmalig avontuurtje zullen beleven. Wanneer Bo en veilingmeester Van Orshaeghen elkaar ontmoeten, staat de samenwerking tussen die twee in de sterren geschreven, en bij het eerste treffen van Bo met de dochter van zijn toekomstige werkgever is het huwelijk al in de maak.
Hieraan ligt een tamelijk fatalistische levensvisie ten grondslag. De mens krijgt van Van den Broeck niet al te veel bewegingsruimte. Hij is een voorbestemd wezen dat slaafs achter zijn lot aanloopt en zelden de zin van zijn levenswandel te zien krijgt. Bo Van Dorselaers vlucht voor zijn onuitstaanbare moeder, zijn ontmoeting met Van Orshaeghen, zijn relatie met diens dochter Vera, het slippertje met de bloedmooie Gina Montegu en de krankzinnige zoektocht naar de ontbrekende exemplaren van Walda van den Brogels De troonopvolgster staan allemaal in één groots verband. Als Bo het mysterie - waarvan ik hier niet te veel zal verklappen - uiteindelijk heeft opgelost, ziet hij welk plan de kosmos met zijn leven heeft gehad en om welke reden zijn genen bepaalde andere genen hebben ,,gezocht.
Uit veel meer dan zoekende genen blijkt de mensheid uiteindelijk niet te bestaan. Bij Van den Broeck is een leven dat geen bijdrage meer kan leveren aan het reproductieproces dan ook niet veel meer waard. Als een mens zich, dikwijls met tegenzin, naar de vervulling van zijn plicht om voor opvolging te zorgen heeft gesleept, treden depressies, waanzin, ongelukken en agressieve kankers aan om het pleit te beslechten. Ook wat dat betreft, heeft de mens niet veel te kiezen, want hoewel opvallend veel personages met zelfmoordneigingen rondlopen, is de zelfverkozen dood nooit de echte oorzaak van het overlijden. Het leven zoekt in deze roman zijn eigenzinnige weg en stoort zich zelden aan logica, tradities of onaantastbaar geachte instituten.
Van den Broeck wil met zijn queeste aantonen dat heerschappij op basis van erfelijke opvolging en uiteindelijk ook staatsverbanden en rassen de grootste ficties zijn die men zich kan voorstellen. Hij haalt er zelfs een op zijn minst discutabele theorie uit de biogenetica bij om aan te tonen dat iedereen uiteindelijk afstamt van dezelfde Afrikaanse oermoeder. De zeldzame mensen die haar onverdunde genetische materiaal met zich meedragen, zijn de echte heersers van de kosmos, al hebben ze natuurlijk geen feitelijke macht.
Desondanks weet Van den Broeck zijn surreële of bovenwerkelijke zoektocht naar de ,,troonopvolgster wel te verbinden met de erfopvolging in de familie Van Saksen-Coburg.
De veilingmeester zou, behalve een spannend verhaal met een bijzondere, zij het ietwat gekunstelde plot, een feministische correctie op de geschiedenis van de mensheid genoemd kunnen worden. Met geschiedenis' wordt in dit geval ook het oeuvre van Van den Broeck bedoeld. Het is niet toevallig dat Bo Van Dorselaer het relaas van zijn zoektocht aan de schrijver vertelt die, geconfronteerd met de fictieve vrouwelijke tegenhanger van zijn debuut, wordt uitgedaagd om op basis van de nieuwe feiten' een nieuwe fictie' te maken; ,,De Gelogen Waarheid. Dat kosmische vrouwelijke evangelie kun je bovendien zien als een pleidooi voor een compleet andere wereld. Een wereld waarin rassenkwesties tot het verleden behoren omdat het begrip ras' door het voortschrijdende inzicht zijn betekenis heeft verloren. Een wereld ook waarin staatsgrenzen en machtsstructuren allesbehalve bepalend zijn, omdat iedereen functioneert in een veel groter systeem.
Van den Broeck geeft zijn pleidooi voor de alternatieve indeling van de wereld echter geen kans. In zijn visie is de mens de speelbal van het lot en is er bitter weinig dat hij zelf in de hand heeft. Elke gedroomde maatschappij is daardoor zozeer een in zichzelf gekeerde fantasie dat ze noodgedwongen ieder staatsgevaarlijk of hervormend potentieel ontbeert. Van den Broecks ,,Gelogen Waarheid speelt zich volledig in de romanruimte af. De zin ,, Ceci est une fiction is als waarschuwing dan ook overbodig. Er lijkt geen maatschappelijke onvrede ten grondslag te liggen aan zijn poging om de werkelijkheid te herschrijven als fictie. Bovendien lijkt de nieuwe romanwerkelijkheid geen aanstalten te maken om de wereld buiten de roman te beïnvloeden. Maar zolang je je als lezer tussen de kaften van dit boek bevindt, is er geen probleem. De veilingmeester laat zich dan vooral genieten als een meeslepende whodunit, die - ondanks alle bedenkingen - tot het einde toe blijft boeien.
Frank Hellemans
ua/an/17 j
Veertig jaar geleden debuteerde Walter van den Broeck met De troonopvolger, een vader-zoonroman vol zwarte humor. Vandaag speelt De troonopvolgster van een zekere Walda Van den Brogel de hoofdrol in De veilingmeester, zijn nieuwste grote schelmenroman. Bo Van Dorselaer, een student kunstgeschiedenis die toevallig in het leven van een veilingmeester binnenstapt, rolt in dit boek van de ene verrassing in de andere én de lezer met hem. Dat zijn voornaam naar Boudewijn verwijst, is typisch voor het koninklijke universum dat Van den Broeck steevast ter sprake brengt. Maar dat een vrouwelijke telg van de koningsfamilie én een schrijfster de dienst uitmaken, is anders. En dat Van den Broecks verteller zo gebiologeerd is door het eeuwig vrouwelijke, is groot nieuws voor wie het werk van patriarch en stambewaarder Van den Broeck kent.
'Haar lange benen en haar volmaakte kontje staken in een zo strakke broek dat het leek alsof haar lichaam zelf dat kledingstuk had uitgezweet.' Wanneer het hoofdpersonage de bloedmooie Gina ziet binnenwandelen, is het duidelijk dat het met de introductie van deze femme fatale in het verhaal pas echt menens wordt. Voordat dit omineuze rendez-vous plaatsvindt, spint Van den Broeck het scenario voor een schelmenvertelling in de stijl van John Irving. Bo, die zich eerst lijkt neer te leggen bij een rol als loser, kijkt onbevangen tegen het leven en zijn werkloosheid aan: 'Niets willen willen, dat was het geheim van de Smid van het Leven.' Het is echter precies deze naïviteit die hem in het opwindende bestaan van andere, meer ondernemende avonturiers doet verzeilen. Wie de handen in de schoot legt en met verwondering om zich heen kijkt, krijgt vanzelf het leven op de schoot toegeleverd. Strebers daarentegen die alles willen forceren, vangen bot: 'Streven is de dingen beletten uit zichzelf naar je toe te komen.' Met dergelijke zuinige zinnetjes geeft de verteller voortdurend wijze commentaar bij de ogenschijnlijk knotsgekke wendingen in het leven van zijn hoofdpersonage.
Bo belandt aanvankelijk in het milieu van een veilingmeester en in het bed van diens dochter. Van het een komt het ander. Op een blauwe maandag wordt Bo zelf veilingmeester. Hoewel hij als geen ander profiteert van de roes van de verzamelaar, raakt hij verslaafd aan de irrationele kick van de collectioneur: alles willen bezitten. Bo lijdt aan péladanomanie , de overtreffende trap van bibliomanie, aldus Van den Broeck. Hij wil alle driehonderd exemplaren van De troonopvolgster in zijn bezit krijgen en zou de spreekwoordelijke moord plegen om zo ver te raken. Hij vraagt zich af wie er echt schuilgaat achter Walda Van den Brogel en vooral wat de handgeschreven woorden achteraan op het colofon van elk exemplaar zouden kunnen betekenen. De ontmoeting met de mysterieuze Gina, een klant die hem de rijkelijke inboedel van haar ouderlijke Brusselse huis wil laten veilen, brengt deze bibliothriller in een stroomverstelling. In elk hoofdstukje valt er plotseling een lijk uit de kast. De lezer kan nog slechts naar adem happen tot hij uiteindelijk de puzzelstukjes in elkaar ziet schuiven. Maar zelfs dan houdt de verteller een ultieme verrassing in petto als het gaat om de moeder van Bo. Ook zij blijkt, zoals iedereen in dit boek, een andere, extreme kant te hebben. Slotsom van de verteller: 'Het Grote Iets geeft en neemt.'
Van den Broeck heeft zich in deze betere boulevardkomedie helemaal uitgeleefd. Het vertelplezier spat van de bladzijden. Genetische speculaties over de Afrikaanse oermoeder Lara die 150.000 jaar geleden haar mitochondriaal DNA tot in de Vlaamse genen onveranderd heeft doorgegeven, wisselen elkaar af met de wildste hypothesen over roze balletten. Als schrijver vermaakt hij zich met personages in sjamberloek te laten opdraven, voorzien van zogenaamde Geheimratsecken of ouderwetse bakkebaarden. Hij portretteert ook met lichte spot zichzelf wanneer hij, zoals een filmregisseur in een cameo, eventjes door het beeld loopt: 'Raar, hardhorend aan de linkerkant en lichtjes dementerend.' Raar maar waar en absoluut niet dementerend: De veilingmeester is een boek waarin blijkbaar niets moest en daardoor is alles op zijn pootjes terechtgekomen. De beschrijving van het eeuwig vrouwelijke heeft Van den Broeck extra vrolijk gemaakt en werkt aanstekelijk. De lezer kan er alleen maar wel bij varen, bij deze vrolijke wetenschap, die de voor altijd jonge Faust ons hier voorschotelt.
31/12/2007
Walter van den Broeck debuteerde in 1967 met De troonopvolger, waarin de vader-zoonrelatie op freudiaanse leest wordt geschoeid. Nu, veertig jaar later, is er De veilingmeester, een wervelend verhaal waarin Van den Broeck alle registers van zijn rijke schrijfstijl opentrekt.
De veilingmeester brengt het levensverhaal van Bo van Dorselaer, wiens levensloop zich aanvankelijk allerminst onder een gunstig gesternte lijkt te ontwikkelen. Gekweld door een bazige moeder, die als inspectrice in het onderwijs voor alles de schone schijn wil ophouden en voor haar zoon van een al even degelijke beroepscarrière droomt, verbrandt hij de schepen achter zich wanneer hij, terugkerend van weer eens een vergeefs sollicitatiegesprek, veilingmeester Van Orshaeghen ontmoet. Van het een komt het ander: Bo begint een relatie met Van Orshaeghens dochter Vera en weet zich al snel de kneepjes van het vak eigen te maken. Nu het ernaar uitziet dat zijn broodje dan eindelijk toch gebakken is, dreigt alles weer mis te lopen als hij de inboedel van een rijkeluiswoning onder de hamer moet brengen. In een van de kamers vindt hij een aantal exemplaren van 'De troonopvolgster' van een zekere Walda Van den Brogel. Aan de tekst ervan is kop noch staart te krijgen, en toch laat het boek Van Dorselaer niet los. In het colofon ervan staat telkens een opdracht opgenomen met een naam en een woord. Hiermee geeft Van den Broeck de aanzet voor een regelrechte bibliothriller, in een sfeer die doet terugdenken aan Eco's In naam van de roos of De schaduw van de wind van Carlos Ruiz Zafon. Bo wil en zal de driehonderd exemplaren van het boek in handen krijgen, ook al moet hij daarvoor zijn veilinghuis, dat hij na de dood van Van Orshaeghen verondersteld wordt te leiden, op de rand van het faillissement brengen en komt zijn relatie met Vera erdoor in het gedrang. Hoe hij die exemplaren bemachtigt, hoe hij er ten slotte ook in slaagt de namen en de woorden van de erin voorkomende opdrachten tot een sluitende tekst te laten ineenvloeien, hoe bij dat alles de ene verrassende wending na de andere een aantal lijnen uitzet die (weer eens) tot bij het Hof en koning Boudewijn leiden en zelfs de ondertussen overleden moeder van Bo weer een rol toekennen, het wordt door Van den Broeck allemaal in een overtuigend verhaal gegoten.
De veilingmeester mag dan een lichtvoetige roman zijn, voor Van den Broeck betekent dit allerminst dat hij zijn schrijfopvattingen zou verloochenen. Het omkaderende openings- en slotfragment maken duidelijk dat de auteur, die sporadisch ook op andere plaatsen in het verhaal zijn opwachting maakt, het boek 'zogezegd' op vraag van Bo van Dorselaer geschreven heeft. Hier speelt Van den Broeck zijn geliefkoosde spel met de relatie tussen werkelijkheid en verzinsel. Het motto dat aan het boek voorafgaat luidt: "Alles is gelogen. Zelfs dat. En dan nog door een ander. Denk ik." En in de slotpassus wijst Bo de schrijver erop dat "alleen u en ik zouden weten dat wat u als verzinsel presenteert de waarheid is." In dat schemergebied tussen Wahrheit und Dichtung voelt een schrijver als Walter van den Broeck zich het meest thuis.
Bo van Dorselaer verspreidt een ondermaats blijvend licht vergeleken met de sterke vrouwenfiguren in de roman. Zijn visionaire theorieën steken schril af met de realiteitszin en doordachte aanpak van de vrouwen in zijn omgeving. Ook hier speelt Van den Broeck dubbel spel: Bo's ontmoetingen met zijn vroegere studiekompanen en vooral dan met de wispelturige Annelies krijgen een overtuigend pendant in de figuur van Vera van Orshaeghen. Zij weet wat Bo niet weet, zij tekent uiteindelijk zijn toekomst uit en leidt de hele heisa rond 'De troonopvolgster' (het boek, maar ook letterlijk, in het licht dan van wat de monarchie hier te lande te wachten staat) naar een misschien wel voor allen bevredigende oplossing. [Jooris Van Hulle]
Dr. Theo Hoogbergen
Een ingenieuze, voortreffelijk geschreven en intrigerende roman rond Bo van Dorselaer, die uit een problematisch gezin zijn eigen weg zoekt en toevallig terecht komt in een veilinghuis. Hij volgt er niet alleen een opleiding-in-de-praktijk, maar trouwt met de dochter van de eigenaar en neemt na diens plotselinge dood de zaak over. Hij blijkt succesvol totdat zijn eigen toekomst en die van het veilinghuis teloor dreigt te gaan door een item dat een obsessie wordt uit een van zijn inboedels: een geschrift onder de naam 'De troonopvolgster'. Alles verloopt vervolgens als een spannende thriller: de suggestie van een onechte koninklijke dochter, een niet te ontcijferen colofon, een aantal van 300 misdrukken die tegen astronomische bedragen worden opgekocht door een geheimzinnige stroman. Faillissement dreigt, maar de ontknoping brengt inzicht. Voorbestemming is niet te achterhalen: 'elk streven is tijdverlies. Streven is de dingen beletten uit zichzelf naar je toe te komen'. De verhoudingen tussen de ouders van de hoofdpersoon en de praktijken van een veilinghuis worden fascinerend beschreven. Kleine druk.
Luc De Decker
ru/eb/15 f
Verzamelen is een gesublimeerd zoeken naar geluk, schrijft Bart Plouvier in Weg naar Frankrijk . Allicht bedoelt Walter van den Broeck hetzelfde in zijn nieuwe roman De veilingmeester . Maar een mens op zoek naar geluk valt bij de Kempense schrijver al gauw samen met Prometheus, de titaan die het vuur van de goden stal. Die hoogmoedige greep kwam Prometheus duur te staan. Ook Bo Van Dorselaer, het hoofdpersonage in De veilingmeester , dreigt te kapseizen onder zijn verzamelwoede. Hij werpt zijn relatie, zijn werk, zelfs zijn leven in de waagschaal voor een onzinnige bibliomane queeste.
In het oeuvre van de bijna 66-jarige Walter van den Broeck werpt zo'n streven zelden vruchten af. De mens ontkomt niet aan zijn lot, zeker niet de kleine mens , die net als de schrijver "toch ook maar uit een werkmansbroek geschud" is - zoals een personage opmerkt in de roman Het beleg van Laken (1985). De berusting contrasteert schril met het vurige sociaal engagement van de schrijver. Die bizarre contradictie heeft Van den Broeck gemeen met Louis Paul Boon, die zijn volk een geweten wilde schoppen, maar besefte dat alles bij het oude zou blijven. De mens als treuzelende Prometheus.
In een van zijn vroege werken, De dag dat Lester Saigon kwam (1974), wil Van den Broeck "een bloederig letterspoor" achterlaten. Nu stuiten we nogal expliciet op berusting en voorbestemming. Bo Van Dorselaer ontsnapt nog wel uit het verstikkende kleinburgerlijke gezin (een constante uit de vroege romans van Van den Broeck), maar lijkt geen vat te hebben op de gebeurtenissen. Een toevallige ontmoeting met een veilingmeester brengt hem in diens zaak én levert een relatie met diens dochter op. Een stomende avond met een beeldschone klant leidt naar een verborgen boekenkast met een kleine 300 exemplaren van De troonopvolgster , een onleesbaar postmodernistisch boek van ene Walda van den Brogel. Een schrijversgrapje: 40 jaar geleden debuteerde Walter van den Broeck met De troonopvolger . Daar ontstaat de alles verwoestende verzamelwoede om alle 300 exemplaren van het boek te bemachtigen.
Van "een bloederig letterspoor" is al lang geen sprake meer. Of toch? Ook al verschoof het register van sociale kreten naar ironie en schalksheid, Walter van den Broeck breit er een ontknoping aan die koning Boudewijn (nog een vaak weerkerend personage in zijn oeuvre) wel in een zalig, maar niet in een heilig daglicht plaatst. Een code in De troonopvolgster wijst op een koninklijk slippertje én een troonopvolgster. Kennis die de orde aan het wankelen brengt? Boudewijn, het gepersonifieerde sociale en politieke status-quo, valt van zijn piëdestal. Dus is al dat streven toch niet vergeefs? Of is dit een al te politieke interpretatie van een roman die vooral een vlotte vertelling is, schelms à la waarde landgenoot Walter van den Broeck (die ook nooit om een literaire knipoog verlegen zit) ?
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.