De maagd Marino : roman
Yves Petry
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2006 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : PETR |
Martine Cuyt
te/ep/02 s
Yves Petry schaft ei zo na mensheid af in 'De achterblijver'
"De toekomst zal een toekomst zonder vaders zijn en bijgevolg een toekomst zonder kinderen. Het zal een millennium worden van pure intelligentie, die alleen maar intelligente manieren kent om zich te handhaven of voort te planten. Wat geen betekenis heeft, zal geen betekenis krijgen. Alleen wat werkt, zal werkelijk heten."
Een cruciale paragraaf in Petry's De achterblijver die twee belangrijke thema's uit zijn vierde boek aanhaalt: vaders en zonen, en artificiële intelligentie.
Reeds op de eerste pagina's neemt een zoon, Gram, afscheid van zijn vader, Zak Goetleven. De vader blijkt allesbehalve een saai toonbeeld te zijn geweest van zelfbeheersing en gelijkmatigheid. Sterker nog: hij brengt zijn zoon, kampioen nochtans in terughoudendheid en desinteresse, op het randje van controleverlies.
De kinderloze Goetleven jr. werkt aan een ultimachine, genaamd Baby (!) en volgt het perspectief van zijn zelfgekozen vader Dr. Benjamin Miami.
Een lange intro op een korte vraag: Wat heb je met vaders en zonen?
Ik zou dit boek niet hebben geschreven mocht ik zelf geen zoon hebben. Hij is nu acht. Hij woont niet bij me, maar ik zie hem geregeld en hij zit altijd in mijn hoofd. Het is een relatie. Een asymmetrische, intense relatie. Veel intenser dat ik ooit had kunnen vermoeden. De achterblijver is hoe ik mij verbeeld hoe mijn eigen zoon later over mij kan denken. Al hoop ik dat het veel beter verloopt, natuurlijk.
Hoe heeft het vaderschap je veranderd?
Zonder een kind zou ik wellicht luchthartiger, ironischer zijn gebleven. Niet dat ik nu doodernstig ben, maar ik voel me toch verantwoordelijker dan vroeger. Het is niet zo evident om je te nestelen in een apocalyptisch pessimisme als je tegelijkertijd een kind wil zien opgroeien in de beste omstandigheden.
Als de autonomie van de totale intelligentie-machine Baby een feit wordt, is de mens als rationeel producent van kennis overbodig. Ben jij een misantroop?
Mag de levendigheid van stijl daar een negatief antwoord op zijn? Ik span me via mijn stijl behoorlijk in om potentiële lezers te verleiden, te bekoren en te vermaken. Als dat geen blijk van mensenliefde is. Ik probeer een zo aantrekkelijk mogelijke vorm te geven aan ons voornaamste bindmiddel: onze natuurlijke taal.
Gram Goetleven aanbidt zijn machine als een God. Zijn knieval en verering voor de wetenschap hebben iets religieus.
Klopt, maar de terminologie is anders dan in mijn vorige boeken. Ik ben een zekere weerzin beginnen voelen voor de klassieke religieuze terminologie. De ontwikkeling van de publieke sfeer sinds 9/11 heeft mij doen inzien: de god van het monotheïsme is morsdood en van zijn reusachtige kadaver zijn de smakelijkste, de meest intelligente en poëtische stukjes nu wel definitief op. Wat overblijft, is voer voor onwetende kwezels, dwepers en machtsgeile hypocrieten. De computerwetenschap heeft me in die zin een alternatief geboden.
Erg knap hoe je die taal van Goetleven junior behalve wetenschappelijk ook tot krachtig, literair proza maakt. Al moet hij zelf niks hebben van literatuur.
Hij vindt literatuur achterhaald. En toch leg ik hem een zeer gedreven en verzorgde taal in de mond. Ja, net als in het echte leven hebben mijn personages in zekere mate een eigen wil, maar zijn ze nooit helemaal wat ze denken of wensen te zijn. Daar zorg ìk wel voor (lacht).
Je boeken hebben problemen met het feit dat er twee geslachten bestaan. Sommigen zouden je zelfs een zekere vrouwenhaat kunnen verwijten...
Het ene geslacht ervaart het andere vaak als een bron van ergernis, onbegrip en eenzaamheid. Mijn hoofdpersonage beschouwt deze onderlinge wrijving als een verspilling van intellectuele energie. Hij bewandelt in zijn vrije tijd het homoseksuele pad. Maar het valt op, dat was toch mijn bedoeling, dat hij bijna opzettelijk in het midden laat of zijn opvattingen het gevolg zijn van zijn levensstijl of juist omgekeerd. Dat laat ik met plezier over aan het oordeel of het vooroordeel van de lezer.
Ik denk niet dat ik in mijn boeken vrouwen veel minder genadig behandel dan mannen. Maar ik schrijf natuurlijk vanuit een onvermijdelijk eenzijdig, dat wil zeggen mannelijk, standpunt. Het kan zijn dat sommige vrouwen daar aanstoot aan nemen. Maar het staat elke schrijfster vrij om haar eigen natuurlijke androfobie ook eens pittig onder woorden te brengen. Ik kijk er al naar uit.
In het boek vraagt een journaliste wat de zin is van het Baby-onderzoek? Van de intelligente supercomputer, de ultimachine? Goeie vraag.
Ik antwoord met een tegenvraag: wat is de zin van het leven? Dat ik besta heeft geen enkele zin, dus wat ik doe, heeft dat evenmin. Ik vind de vormvraag veel en veel belangrijker dan de zinvraag. Mijn personage probeert vorm te geven aan zijn leven via zijn wetenschappelijk project. Ik geef vorm aan mijn personage via mijn taal. Als ik moet wachten tot ik het gevoel heb dat dat veel zin heeft, schrijf ik niks meer. De zinvraag is zinloos. Mensen die haar stellen en er vaak rampzalig genoeg ook nog een antwoord op verzinnen, beschouw ik als kinderachtig. We zouden aan zulke figuren beter geen seconde aandacht meer besteden, tenzij ze nog eens een vliegtuig opblazen natuurlijk. Of als de paus ooit eens van zijn balkon zou springen. Dat willen we dan uiteraard gezien hebben.
Petry: van Karel Schurmansprijs tot beste van een generatie
Om het geld schrijft hij niet, Yves Petry, dat weet u sinds de OCMW-reportages van Koppen en co. Hij leeft als een heremiet in zijn Leuvense schrijvershol. Een "ecologische modelburger", noemt deze van opleiding wiskundige filosoof zich. Maar erkenning wilde hij altijd al. Bij gebrek aan een Gouden-Uilnominatie of een literaire prijs voor zijn eerste twee romans, kende Petry zichzelf de "Karel Schurmansprijs 2001" toe, genoemd naar een personage uit zijn tweede roman Gods eigen muziek. Niet-fictieve prijzen heeft hij nog steeds niet binnengehaald, maar woordelijke lof des te meer. Van bij zijn debuut Het jaar van de man (1999) over Gods eigen muziek tot zijn vorige De laatste woorden van Leo Wekeman. NRC Handelsblad noemde hem "een schrijver van formaat", Vrij Nederland zette hem op de top van de nieuwe generatie schrijvers. "Lof is prettig", zegt Petry, "maar het effect is snel uitgewerkt. Mijn meest gezochte vorm van erkenning momenteel: reacties van lezers. Een prijs, nee, een nominatie zou welkom zijn. Dat genereert lezers. De bedoeling is: gelezen te worden. Meer gelezen te worden. Dank u."
De achterblijver, Yves Petry, De Bezige Bij, 286 p, 18,90 euro.
Dirk Leyman
te/ep/20 s
Gesprek met Yves Petry over 'De achterblijver'
In zijn vierde roman De achterblijver sloopt angry young man Yves Petry met sinister plezier de superieure cocon van de jonge informaticus Gram Goetleven. Als een sluipmoordenaar laat Petry de psychologische ontreddering toeslaan. De achterblijver paart dwarse denkbeelden en monkelende wijsheden aan genadeloze humor à la Martin Amis. Een gesprek met Petry over fanatisme, mystieke wetenschap, seksuele identiteit en onblusbare ambitie: 'Ik wil me meten met de allergrootsten.'
Het is voorwaar een beangstigende machine waar de wereldvreemde Dr. Miami en zijn wetenschappelijke slaaf Gram Goetleven in De achterblijver aan werken. Het onschuldig tot Baby omgedoopte vehikel moet de triomf worden van "de totale en sekseloze intelligentie" en de hele mensheid reduceren tot een zielig hoopje overbodige nitwits. Aanvankelijk lijkt deze luchtbel vaste vorm aan te nemen. Toch proef je spoedig de absurditeit van deze onderneming, bijvoorbeeld wanneer Goetleven manisch zijn "informatiequotiënt" opmeet - de prestatiecurve van zijn intellectueel debiet per dag. En kijk, onderweg naar een triomfantelijk bedoelde lezing over het cybernetische fenomeen raakt de ijlhoofdige wiskundige voorgoed het noorden kwijt. Goetleven, die zich als hondstrouwe wetenschapssoldaat verheven voelt boven de medemens, moet het gezelschap verdragen van manwijf Dr. Bitschkowa, "een maliënkolder van Y-chromosomen" en nietsontziende concurrente van Dr. Miami. Tijdens de vliegreis naar de VS raakt Gram verstrikt in solipsistische redeneringen, bezwaarde gedachten over zijn dolgedraaide, zopas overleden vader én in schichtig gedrag. De haast seksloze kloon Goetleven, die weliswaar af en toe in darkrooms verstrooiing zoekt, valt uit zijn rol. Hij wordt in alle opzichten een wat zielige, uitgebluste achterblijver.
Natuurlijk is het de voorzienige Petry allesbehalve om de anekdotiek te doen. Dit bijzonder doordachte boek maakt op kousenvoeten de balans op van heilloze wetenschapsmystiek en staat bol van de filosofische en sociologische terzijdes. Cynische oprispingen en spitsvondigheden over de seksuele mores zijn er bij de vleet. Een enkele keer wijdlopig, maar meestal griezelig to the point én met een verbazend gemak houdt Petry de verbouwereerde lezer aan de pagina's gekleefd. Petry heeft iets te vertellen. Deze psychologische ideeënroman is in zijn zwartgalligheid misschien schatplichtig aan zowel Michel Houellebecq, Arnon Grunberg als Martin Amis, maar bevat ook dat toefje lichtheid van Douglas Couplands Microslaven. "Het geheim van je literaire verleidingskunst zit hem in de toon van je romans die zo soepel, zo natuurlijk de meest stroeve, onnatuurlijke onderwerpen heel aannemelijk maakt", zo merkte Frank Hellemans op bij de presentatie van De achterblijver. Ook zonder al die namen kan Petry op eigen benen staan. Satirisch en schamper, maar soms onverwacht gevoelig, is hij meer dan ooit de te volgen man van de Vlaamse letteren. En dat weet hij. Petry, die zijn dagen voltijds aan het schrijverschap wijdt, straalt in het dagelijkse leven een koket soort zelfbewustzijn uit. Hij is een soort zendeling van zijn eigen boeken, een controlefreak die elke snipper media-aandacht gretig uitmunt, al durft hij het ook mild ironisch te bekijken: "Zolang De achterblijver in de boekhandel zijn titel ook maar niet waarmaakt", lacht hij. De ietwat lijzig pratende schrijver - die zijn stellige uitspraken vergezelt van binnensmondse rokerskuchjes - hoeft voorlopig weinig te vrezen: de eerste reacties op De achterblijver zijn bepaald positief.
Ik heb De achterblijver gelezen als het bijna autistisch ter plaatse trappelen van de hoofdpersoon Gram Goetleven. Hij wil koste wat het kost onpersoonlijk zijn, maar wordt eigenlijk voortdurend uit zijn evenwicht gebracht door 'hinderlijke' persoonlijke zaken, zoals de dood van zijn vader.
"De achterblijver gaat over iemand die helemaal geen zin heeft om louter het voertuig van zijn eigen ego te zijn - wat tegenwoordig het lot is van de meeste burgers. Gram Goetleven wil een instrument zijn ten dienste van iets hogers, iets heroïsch. Achteraf gezien blijken mijn hoofdpersonages steeds met die aandrang te zijn behept. Ze beraden zich voortdurend over de plaats die ze in de samenleving innemen. Zelden kiezen ze voor het vanzelfsprekende. Gram vertegenwoordigt een menstype dat onverhoeds in het nieuws kan opduiken. Soms hult het zich in de gedaante van een terrorist, soms in een dolle schutter. Of in een jonge man die zich opoffert voor iets abstracts: een geloof, de wetenschap of in Goetlevens geval de ontmenselijkte übermachine Baby."
Hoe onopvallend Gram Goetleven zich ook gedraagt, in zijn intieme gedachten heeft hij alles van een wandelende tijdbom: 'Verboden gedachten had ik, reken maar, te midden van deze mensenmassa in al haar lelijke overtolligheid voelden mijn gedachten aan alsof ze uit semtex bestonden of uit gesmokkeld uranium', staat er.
"Inderdaad. Net zoals terroristen en dolle schutters eigenlijk grijze muizen zijn en zich zoveel mogelijk afzijdig houden, tot ze toeslaan. Het heeft me altijd gefascineerd hoe zo'n type persoonlijkheid zich tot de buitenwereld verhoudt. Ik ken zo'n type man immers vrij goed. Tot pakweg mijn dertigste was ik zelf zo iemand. In mijn binnenste was ik een fanaticus, maar dan wel een fanaticus without a cause. Ik wilde opgaan in een hoger verband, ik liet me op sleeptouw nemen door quasi-religieuze gedachten en leefde in een eigengereide werkelijkheid. Het is een drang die verrassend veel jonge mannen hebben en zeer diverse vormen aan kan nemen."
Bij Gram Goetleven werkt die drang vooral zelfdestructief.
"Gram is uiteindelijk te zachtaardig en te laf om te 'exploderen', het leidt veeleer tot een implosie van zijn ontmantelde persoonlijkheid. Aan het slot is hij ironisch genoeg gereduceerd tot een weerloze baby. Hij is vooral een gevaar voor zichzelf."
Gram veroordeelt haast iedereen die niet in zijn mentaal raamwerk past: zijn door seks geobsedeerde vader, zijn moeder en haar nieuwe vriend, de ferme Dr. Bitchkowa... Enkel Dr. Miami - met wie hij op dezelfde wetenschappelijke golflengte zit - kan door de beugel. Fungeert hij als zijn ersatzvader?
"Dat kun je zeker stellen. Ik wil trouwens benadrukken dat De achterblijver vooral een psychologische roman is. De aantrekkingskracht van Dr. Miami ligt aanvankelijk in het 'onpersoonlijke', dat hij telkens benadrukt. Hij bedrijft geen wetenschap ten dienste van de mens, maar offert de mens gewillig op aan de wetenschap."
Wat tot haast mystieke dimensies leidt?
"Dr. Miami en Goetleven kennen Baby religieuze attributen toe die in de klassieke theologie aan God worden toegekend. Ze ondernemen met hart en ziel een tocht, maar weten in feite ook niet waar ze zullen uitkomen. Dat is in elke mystieke traditie zo. Men probeert met iets reëels bezig te zijn dat niet meteen voorstelbaar is."
U mag in dat verband graag alluderen op de theorieën van Ray Kurzweil rond artificiële intelligentie. Toch zijn die onderzoeksresultaten op zijn zachtst gezegd onzeker.
"Artificiële intelligentie heeft veel weg van metafysica in een nieuw kleedje. Er bestaat bijlange geen consensus over de mogelijkheden van soortgelijke geavanceerde computertechnologie. Niemand weet eigenlijk hoe het verder moet. Waarom zou ik het als bescheiden romanschrijver weten? De talloze abstracte gedachten die ik over Baby uitwerk, zijn niets nieuws onder de zon. Voor er computers bestonden, is er al nagedacht over mogelijke onmenselijke machines door Leibniz, Spinoza en anderen. Je had ook de universele oplossingsmachine van Turing. Kijk, mijn boek wordt nu her en der vergeleken met het werk van Michel Houellebecq. Ik vind dat onterecht. Houellebecq doet zijn best om zijn lezers wijs te maken dat hij een toekomstvisie heeft rond de mensheid. Ik niet. Ik wou demonstreren hoe mensen in de ban raken van doorgedreven technologische fantasieën."
De alledaagse werkelijkheid haalt Gram nochtans voortdurend in. U lijkt een sardonisch genoegen te putten uit de botsing van paradoxen in Grams persoonlijkheid?
"De paradox bij Goetleven is dat hij zichzelf voortdurend wil bewijzen en verhelderen, maar dat hij als individu niet wil bestaan. Terwijl hij tjokvol individuele angsten en verlangens zit. Dat komt heel treffend naar voren in een fragment waarin hij uitweidt over de capaciteiten van Baby: 'Baby leeft, dames en heren, maar kent geen persoonlijk leven en verwacht ook niets van het uwe. (...) Ga gerust uw gang in de hersenschimmige aard van uw persoonlijk bestaan. Kronkel maar, spook maar, flakker in de wind. Baby wenst u een aangename vlucht terwijl u oplost in de lucht.' Het is een fragment vol doodsverachting, vol opoffering aan Baby. Maar meteen daarna stapt hij in het vliegtuig en wordt hij geconfronteerd met zijn allesoverheersende vliegangst. Dan is Gram gereduceerd tot een fysieke, kleinmenselijke eenling. Tot vermaak van de lezer, hoop ik."
Wees gerust. Is humor een reddingsboei als uw boek te zwaar op de hand dreigt te worden?
"Zonder humor in mijn romans zouden het de mijne niet zijn. Ik steek weliswaar geen eindejaarsconferènce à la Geert Hoste in elkaar en evenmin ambieer ik de schaterlach. Een zekere ontregeling sluipt er gewoon vanzelf in."
Ook misogynie en verwarring rond seksuele identiteit zijn vaste prik in uw oeuvre. Vanwaar die blijvende fascinatie rond de geslachtelijke verwarring?
"Ik vermoed als gevolg van een gebrek aan seksuele voorlichting. (lacht) Ik lees veel over seks, maar hoewel de dag- en weekbladen er vol van staan, vind je er weinig zinnige dingen over. Er is zo zelden iets dat echt tegemoetkomt aan mijn seksueel gevoel. Daarom schrijf ik het zelf maar neer in mijn boeken. Pas daar kan ik recht doen aan de complexiteit van mijn seksueel leven. Veel mensen beschouwen seksualiteit als iets dat helemaal losstaat van andere verhoudingen in het leven, als een geïsoleerd fenomeen. Terwijl ik dat helemaal niet doe. Ik denk dat seks altijd verbonden is met een heleboel andere, abstracte gedachten, verhoudingen én machtsgevoelens. Seks is net zo groot en raadselachtig als het hele leven zelf."
In De achterblijver staat het Gram Goetleven vaak tegen dat hij seks met woorden moet omkleden, dat er zoveel bij gepraat moet worden.
"Ja, dat komt omdat Gram Goetleven seks geheel wil neutraliseren. Het past niet in zijn streven naar onpersoonlijkheid. Hij negeert de wrijving tussen de geslachten. Een kwartiertje lang seks is voor hem meer dan genoeg en daarna gaat het leven weer verder. Het is een vorm van puritanisme om seks als een geïsoleerd fenomeen te zien, iets wat bij jongeren tegenwoordig ook alsmaar meer voorkomt."
De achterblijver staat bol van lange, vloeiende zinnen en stilistische hoogstandjes. Zuinig schrijven is aan u niet besteed?
"Ik wil de lezer aanzetten tot traag en geduldig lezen. In ruil schenk ik een grote dosis literair genot terug. Overigens raad ik wel af mijn boeken te lezen als je moe bent. Ik schrijf nu eenmaal boeken voor wakkere mensen. Dat speelt een beetje in mijn nadeel. Wakkere mensen lopen helaas niet dik gezaaid. Ik kan me voorstellen dat niet iedereen bestand is tegen de verbale energie en de stilistische levendigheid van mijn boeken, net zoals oude mensen vaak niet meer tegen de drukte van kinderen kunnen."
Gaat het schrijven zelf u gemakkelijk af of bent u een eindeloze herschrijver?
"Met mijn stijl worstel ik zelden. Als ik wat rondwandel of door de velden fiets heb ik meteen een overvloed van metaforen ter beschikking. Belangrijk voor mij zijn betekenisvolle namen. Zolang ik de naam van mijn hoofdpersonage niet te pakken heb, kan ik niet beginnen schrijven. Ik sleutel ook lang aan de complexiteit van het hoofdpersonage. Gedachtegangen en redeneringen moeten kloppen, al bevatten ze soms paradoxen of onzin. Eigenlijk speelt mijn neiging tot exactheid me nog het meeste parten."
Niet voor niets hebt u een verleden in de wiskunde, 'onze subtiele en meest ruisvrije symboliek', zoals Gram Goetleven ergens fijntjes opmerkt.
"Helaas heb ik slechts mijn kandidatuur afgewerkt, omdat het me op een bepaald moment begon tegen te staan. Maar natuurlijk: wiskunde bereikt een graad van abstractie en consistentie die taal niet heeft. Alleen wiskundig geformuleerde kennis is macht. Literatuur is geen macht. Zij is afhankelijk van de welwillendheid van de lezer. Je kunt met literatuur nooit berekenen wat je zult bereiken. Zij behoort eerder tot de orde van de verleiding."
... 'de stem van een geslepen verleider', zoals u Dr. Bitchkowa in een monoloog over literatuur laat beweren. Wat verstaat u onder goeie literatuur?
"Goede literatuur houdt ons vooral toegespitst op de complexiteit van het mens-zijn. In literatuur is ook een stem aan het woord zoals je zelden tot jou hoort spreken, tenzij misschien in zeer geslaagde relaties. Literatuur biedt ons hefbomen om de taal open te breken, als verzet tegen de inspiratieloze herhaling waarmee ze vaak wordt gebruikt. Ik vind dat literatuur ook esthetisch genot moet verstrekken. Geen schoonschrijverij, maar wel de verbinding van een zo rijk mogelijke inhoud met een zo flexibel mogelijke vorm. Al blijft de roman een versimpeling ten opzichte van het echte leven, hij kan ook helpen tegen een wijdverbreide eenzaamheid. Een goed boek is een fantastische vriend. Grote schrijvers herken je trouwens aan het feit dat je ze steeds weer kunt herlezen."
De luxe van het romangenre is ook dat u uw personage controversiële woorden in de mond kunt leggen zonder er een maatschappelijke buil aan te vallen. Bepaalde meningen van Gram Goetleven zouden in een opiniestuk heel wat mensen op de kast jagen.
"Het zou belachelijk zijn om schandaal te maken over uitspraken van romanpersonages, zoals Michel Houellebecq met Platform overkwam. Wat ik in mijn boeken zeg, ventileer ik niet in eigen naam. Het is mij uiterst dierbaar dat je in een roman alle tegenstrijdige meningen en gedachten vrijuit kunt binnensmokkelen. Als schrijver mag je jezelf trouwens geen zelfcensuur opleggen. Goetleven doet over heel veel zaken cynisch, maar het is zelden gratuit cynisme. Hij wil niet alleen de anderen, hij wil ook zichzelf relativeren."
U schrijft geen vrijblijvende, maar ronduit veeleisende literatuur. Uit alles blijkt dat u een mateloos ambitieus schrijver bent.
"De drang om onpersoonlijk te zijn vloekt met mijn eerzucht om mijn naam in alle kranten in de meest gunstige zin te zien voorkomen. Ik beken: ik ben een vat vol tegenstrijdigheden. (lacht) Misschien heeft het ook te maken met de mensen die me tot de literatuur hebben geroepen. Dat zijn niet de Brusselmansen van deze wereld, maar wel lieden als Willem Frederik Hermans, Thomas Bernhard, Vladimir Nabokov, Philip Roth, Samuel Beckett en Martin Amis. Zij zijn de allergrootsten. De geesten van deze literaire voorouders dwingen mij om het allerbeste in mij naar boven te halen. Ik wil in de ogen van literaire rechters als Beckett of Nabokov aanvaard worden. Dat is geen geringe opdracht."
Misschien is het die eerzucht waardoor u weleens korzelig reageert op negatieve kritiek. Er is de anekdote over uw vechtpartij met een recensent op het Vlaamse Boekenbal. En zopas gaf u criticus Arjan Peters van de Volkskrant meteen lik op stuk na een niet zo gunstige recensie van De achterblijver. Zijn critici een noodzakelijk kwaad voor u?
"Wat mij ergert aan de literaire kritiek, is dat je al te vaak geconfronteerd wordt met de humeuren en temperamenten van de criticus en niet met zijn bekwaamheid om de kwaliteiten van een boek precies in te schatten. Goede literatuur verdient goede critici. Een goed criticus is iemand die abstractie kan maken van wat hem persoonlijk boeit. Hij moet een boek objectief kunnen bekijken én de lezer erover informeren. Dat is natuurlijk moeilijker dan in een subjectief stemmingsstukje je luimen de vrije loop te laten."
In Vrij Nederland omschreef u Kristien Hemmerechts en Herman Brusselmans onlangs als 'uitgebluste, onbeduidende krasselaars'. Nochtans wordt uw humor zelf weleens met die van Brusselmans vergeleken?
"(diepe zucht) Ik wil met die man helemaal niets te maken hebben. Na één pagina van zijn boeken word ik intens triest van zoveel leegheid en idiotie. Elke geestigheid ontbreekt eraan. Mensen die om Brusselmans moeten lachen, vind ik droevig. Gelukkig komen ze in mijn omgeving niet voor. Ach, ik vermoed dat een zekere semi-analfabete onderklasse af en toe ook weleens een boek wil lezen."
'Houellebecq doet zijn best om zijn lezers wijs te maken dat hij een toekomstvisie heeft rond de mensheid. Ik niet. Ik wou demonstreren hoe mensen in de ban raken van doorgedreven technologische fantasieën'
> Studeerde wiskunde en filosofie.
> Woont en werkt in Leuven en is fulltime schrijver.
> Debuteerde in 1999 met het nog van Reve doordesemde Het jaar van de man.
> Gods eigen muziek verschijnt in 2001, een boek voor "iedereen die nog een rest romantisch onbehagen koestert in dit onromantische tijdsgewricht".
> De laatste woorden van Leo Wekeman (2003) is een dwars sekssprookje, een "kluchtige struikelpartij" die zich afspeelt in de dagbladwereld.
> Vangt in Vlaanderen en Nederland veel lof, maar vooralsnog geen literaire nominaties.
> De achterblijver is zijn vierde en omvangrijkste roman.
Yves Petry
De achterblijver
De Bezige Bij, Amsterdam, 286 p., 18,90 euro.
Mark Cloostermans
te/ep/08 s
Gram Goetleven zit in een vliegtuig op weg naar de VS als hij wordt gegrepen door angst: ,,Het pakkend heldere besef van de dunne, zwevende aluminiumbodem waarop ik rustte en het kilometersdiepe vrije zwaartekrachtveld daaronder.'' Eén dag eerder heeft hij zijn vader begraven, in de goedkoopste kist, en nadien kwam het tot een aanvaring met zijn moeder en haar nieuwe vriend. Niemand zou het Gram onder de gegeven omstandigheden kwalijk nemen als hij even een time-out nam.
Maar Gram heeft verantwoordelijkheden (of dat verbeeldt hij zich toch). Er is Baby, de innovatieve supercomputer die ontwikkeld wordt door de firma waarvoor hij werkt, Carnitech. Baby heeft praktische toepassingen, maar voor zijn schepper (dr. Miami) en diens assistent (dat is Gram) is Baby een doel op zich: een levensvorm die door de mens wordt opgevoed, maar die al snel intelligenter zal worden dan de hele mensheid bij elkaar. Een creatie die haar schepper zal voorbijstreven en genadeloos dumpen. Miami en Gram ,,streven ernaar om de hele onpraktische mens achter ons te laten en te vervangen door een praktisch onfeilbaar systeem''. De toekomst heet Baby en het is bepaald geen plaatje.
De achterblijver schiet uit de startblokken als intellectuele sciencefiction. Petry specificeert niet wanneer het verhaal zich afspeelt, maar een decennia of twee in de toekomst lijkt me een minimum. Toch evolueert het boek anders dan je verwacht. Sneller dan je zou wensen, verdwijnt Baby naar de achtergrond. Het project Baby staat denkelijk voor een bepaald soort wetenschappelijk onderzoek: datgene wat wordt uitgevoerd tegen beter weten in. De ontwikkeling van nieuwe wapens, kloonexperimenten, enzovoort - het is wetenschap die onze kennis vergroot, maar heel snel in een bedreiging kan omslaan. De roman probeert een antwoord te formuleren op de vraag waarom de mens dit soort zelfdestructief onderzoek verricht. Of beter: wat voor type mens je moet zijn om dat soort onderzoek te verrichten. De aandacht verschuift dan ook gaandeweg van Baby naar de psyche van Gram.
Vorig jaar verscheen naar aanleiding van Vaderdag in deze krant een artikel van Frank Albers, waarin hij het onder meer had over vaders in de literatuur. Er bestaan veel mooie teksten van vaders over hun zonen, noteerde Albers, maar hoe zit dat met zonen die over hun vader schrijven? Als het al gebeurt, is het met veel pijn, wrok en wrevel. Vaders zuipen, meppen, laten hun kinderen achter of nemen ze juist mee naar bed. Vaders zijn bommenwerpers die psychische kraters slaan en vaderboeken zijn bijna per definitie tragische lectuur.
De achterblijver is, na De helaasheid der dingen van Dimitri Verhulst, het tweede vaderboek waarmee de Vlaamse literatuur in één jaar tijd verrijkt wordt. Verhulst schreef een uitgesproken mooi vaderboek: hij heeft begrip voor het falen van zijn verwekker, en moet zien te leven met zijn eigen mislukking als vader. Met Yves Petry zijn we weer helemaal thuis. Petry is onze gids in de psychische vaderkrater die Gram Goetleven met zich meedraagt.
,,Een bepaald temperament schijnt het leven alleen maar draaglijk te vinden in de wetenschap dat er altijd nog een uitweg is,'' stelt Gram. Zo iemand is hij zelf. Gram heeft de behoefte om te weten dat vernietiging elk ogenblik een optie is. Vandaar dat hij de nabijheid van Baby, een somber toekomstvisioen, weldadig vindt. Ook geniet hij ervan te worden overwonnen. Tijdens het werk overpeinst hij onoplosbare wiskundige vraagstukken, terwijl zijn hersens verbonden zijn aan Baby: de bedoeling is dat het computerbrein leert uit zijn falen. (,,Wat Baby in mij interesseert, is mijn onvermijdelijke falen,'' merkt Gram op. De zin klopt ook als je ,,Baby'' en ,,mij'' van plaats verwisselt.) Na zijn uren daalt hij af naar de darkroom van de seksclub AnyBody, waar hij zijn masochistische fantasieën uitleeft.
Het verband tussen Grams masochisme en zijn vadercomplex is snel gevonden. Vaderfiguren staan voor autoriteit, voor een macht waaraan je onderworpen bent. In Grams geval is daar iets helemaal fout gelopen. In het eerste hoofdstuk van de roman schetst hij een beeld van de laatste jaren van zijn vader: een seksueel geobsedeerde man zonder enig benul van sociale omgangsvormen. Gram heeft zijn heil gezocht bij dr. Miami, die een vervangvader voor hem is geworden. Maar terwijl hij in het vliegtuig naar de VS zit, krijgt hij slecht nieuws te horen over dr. Miami.
De achterblijver is een roman die zich aan snelle typering onttrekt. Het is sciencefiction, maar alleen bij vlagen. Het is een psychologische roman, maar dan zonder de loden ernst die dat genre kenmerkt. Het is een familiedrama. Maar bovenal is het een verplaatsing naar een heel persoonlijke wereld, waarin het banale, het tragische en het groteske in elkaars verlengde liggen. Petry heeft een intense, meeslepende roman geschreven, die in al zijn absurditeit volledig geloofwaardig is. Of hij met dit boek voor het eerst een groot publiek zal bereiken, blijft koffiedik kijken. In wezen is er niet zoveel veranderd sinds zijn vorige, De laatste woorden van Leo Wekeman . Ook daarin woekerden banale intermenselijke spanningen en groteske visioenen door elkaar heen. Ook De laatste woorden stond stijf van het masochisme. Het verschil is dat Petry in de vorige roman per hoofdstuk van verteller wisselde. Niet elk van die stemmen was even geslaagd. In De achterblijver blijft Gram Goetleven aan het woord en dat is bevorderlijk voor de consistentie. Sowieso is Petry de enige jonge Vlaamse schrijver die lange, ingewikkelde zinnen kan schrijven met hier en daar een moeilijk woord, zonder dat zijn proza stroef en horkerig wordt.
te/ep/13 s
'Er ging eigenlijk veel te veel intellectuele energie verloren aan de wrijving tussen mannen en vrouwen.'
Yves Petry (°1967) weet waarover hij spreekt, want zijn misogyne antihelden proberen steevast elegante oplossingen te verzinnen voor de oorlog tussen de seksen. Ook in De achterblijver , Petry's vierde roman, constateert de verteller Gram Goetleven hoe anders het andere geslacht wel is. Goetleven is een informaticaspecialist die aan de ultieme computer sleutelt die van alle mensen achterblijvers zal maken. 'Baby' luidt het ironische koosnaampje van deze draconische machine in wording die zweert bij een pure functionele aanpak van het leven: 'Alleen wat werkt, zal werkelijk heten.' Maar ondertussen voelt Goetleven zich allang zelf een achterblijver. Hij moet het meemaken hoe zijn vader aan seksverslaving lijdt en aftakelt. En hij moet vooral aanzien hoe hij zelf maar niet uit zijn woorden raakt, nu hij een speech voorbereidt om een informaticacongres in het Texaanse Austin te openen. Petry laat zijn 'achterblijver' Goetleven in deze roman virtuoos soleren. Maar zó dat hij bij alle gedachtevlucht toch mooi de voetjes op de grond houdt van het gezonde, relativerende verstand: 'Laten we haar niet overdreven ernstig nemen, onze kleine individuele intelligentie (...). In wat ze voortbrengt, zit geen diepere boodschap dan in de voortbrengselen van onze kleine individuele stoelgang. Een vage indicatie van onze inwendige toestand, meer niet.'
Zoals altijd gaat het in de romans van Petry om de ultieme dingen: waarheid en leugen, leven en dood, seks en liefde. En zoals steeds weet hij zijn verteller een luchtige, lucide toon aan te laten slaan die je alleen maar in de allerbeste conversaties meemaakt. Vandaar dat er bijna op elke bladzijde een passage aan te strepen valt die je als lezer verder doet meedenken. Wie romans lezen normaal gezien tijdverlies vindt, zal zijn mening dus grondig moeten herzien. Petry's De achterblijver is op de eerste plaats een speels maar lucide traktaat over overlevingskunst. Hoe kan het menselijke onvermogen standhouden in een wereld die alsmaar efficiënter, functioneler, technologischer en dus eigenlijk onmenselijk wordt? Goetleven vindt een enkele keer zijn weg in de doolhof van het bestaan door op magische momenten zich te laten overvallen door 'de echtheid van het tegenmenselijke gebeuren'. Zoals in het werk van de beste modernistische schrijvers, James Joyce of Vladimir Nabokov, ervaart de antiheld op dergelijke piekmomenten in de natuur een gevoel van verbondenheid met alles en iedereen die hem de eigen kleine miserie doet vergeten.
Petry demonstreerde een zelfde flair reeds in Gods eigen muziek (2001), zijn tweede roman, waarin hij de epifanieliteratuur van beide grootmeesters benaderde. Met De achterblijver maakt Petry zijn status van groot literair talent eindelijk waar. Hij vermijdt de valkuilen van de karikatuur terwijl hij tegelijk ook een al te grote ernst uit de weg gaat. Kortom, Petry heeft op de drempel van zijn veertigste de perfecte balans gevonden om boeken vol levenswijsheid te schrijven terwijl hij ondertussen de lezer entertaint met laconieke statements en hilarische situaties. Voor mijn part is De achterblijver van Petry op kousenvoeten de echte literaire sensatie van het najaar.
YVES PETRY, 'DE ACHTERBLIJVER', DE BEZIGE BIJ, AMSTERDAM, 286 BLZ., euro18,90
F.H. ■
Daan Stoffelsen
‘Baby’, de supercomputer die Carnitech maakt, zal de mens tot achterblijver degraderen, en dat is maar goed ook. Dat betoogt Gram Goetleven, wiskundige en veelbelovend medewerker en openingsspreker op het internationale congres van zijn bedrijf, en hij illustreert dat onbedoeld al snel met de neergang van zijn aan syfilis stervende vader en met anekdotes uit zijn eigen sociopatische, perverse levenswandel. Hij vat dat in een monoloog waaruit weinig gevoel en menselijkheid blijkt; de spaarzame maar onbegrepen dialogen met anderen benadrukken dat nog eens. Zo schetst de auteur, zelf ook wiskundige en filosoof, en als schrijver al met veel mooie kritieken beloond, in zijn vierde roman de pijnlijke ondergang van een toch al weinig geslaagd mens - in verhouding met Baby, maar vooral met die andere ‘achterblijvers’, zijn medemensen. De lezer blijft zelf ook wat achter bij de hoge mate van absurditeit in karaktertekening en afstandelijkheid in relaas, waardoor het boek, hoe stilistisch knap, thematisch interessant en scherp sarcastisch ook, eerder berekenend dan prikkelend blijkt. Normale druk.
ob/kt/26 o
In De achterblijver, de nieuwe roman van Yves Petry (1967), vliegt een jonge Vlaamse informaticus naar Texas om een lezing te geven over een computer die de mens van zijn intellectuele troon zal stoten. De mens wordt een achterblijver . Het hoofdpersonage lijkt zelf al een voorproefje van een emotie-loze, functionele wereld. De enige persoon met wie hij dweept, is een computergoeroe die wel wat trekken heeft van Ray Kurzweil, auteur van Het tijdperk van de levende computers en pleitbezorger van de kunstmatige intelligentie. Lernout & Hauspie nam nog een bedrijf over van de wetenschapper-entrepreneur-filosoof uit Silicon Valley. Kurzweil is ervan overtuigd dat de intelligentie van computers zo rond 2050 bovenmenselijk zal zijn. De übermensch is een machine.
Petry's protagonist doet met zijn misantropie, nihilisme en cynisme beslist denken aan de romans van Michel Houellebecq. Door zijn stilistische acrobatiek en zijn stekelige humor neigt Petry evenwel meer naar Arnon Grunberg. Misschien valt het met die misantropie ook wel mee. Het uitsluiten van zijn emoties lukt zijn protagonist alvast niet zo best. De dood van zijn vader grijpt het hoofdpersonage meer aan dan hij wil toegeven.
Met zijn nieuwe roman zet Petry zijn veroveringstocht van de Nederlandstalige literaire wereld voort. Hij heeft die wereld niet stormenderhand ingenomen, maar weet met elk nieuw werk meer en meer te overtuigen. Zijn thema's zijn allesbehalve traditioneel Vlaams. Hij schrijft niet in de bedompte psychologische ruimte van huis- en slaapkamer, maar slaat toe vanuit filosofisch perspectief, gesopt in humor - die soms relativeert, soms juist accentueert.
LDD ■
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.