The inheritance of loss
Kiran Desai
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2006 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 2002 |
31/12/2006
Anita Desai, Kiran Desai's moeder werd driemaal genomineerd voor de Booker Prize. De dochter doet beter, want met haar tweede roman, The inheritance of loss (vert. De erfenis van het verlies) sleept ze de gegeerde en hoog gewaardeerde bekroning (tegenwoordig Man Booker Prize) in de wacht. Daarmee krijgt ze een plaats in de galerij der groten, na voorgangers met Indische wortels als Salman Rushdie of Arundhati Roy.
De erfenis van het verlies is een breedvoerig verhaal waarin onvervulde verlangens en frustrerende maatschappelijke veranderingen centraal staan. Jemubhai, een oude Indische rechter, woont met zijn kleindochter Sai en hun kok in het noorden van India, dicht bij de Himalaya. Op een avond duiken uit de mist Nepalese jongeren op, op zoek naar wapens, voedsel en erkenning van hun nog prille macht. Hun buit is karig, maar het rustige, daadloze leventje in het van eenzaamheid doortrokken huis wordt bruusk verstoord. Wanneer de kok, gedwongen door de rechter, de overval aangeeft bij de politie, nemen zij die ongewoon ernstig. Ze stellen een onderzoek in en tonen zich heel nieuwsgierig naar de leefgewoonten en de woonst van de rechter. Ook de hut van de kok, in een uithoek van het terrein, wordt onderzocht. Tussen zijn schamele bezittingen vinden ze brieven aan zijn zoon Biju, die geëmigreerd is naar New York. Zijn verhaal zal parallel lopen met het verhaal van de drie mensen in India. Die zijn door de overval wat dichter naar elkaar toegegroeid. De schaamteloze nieuwsgierigheid en het respectloze machtsvertoon van overvallers en politie hebben hen in hun hemd gezet. Nu durven ze elkaar vragen stellen. Zo verneemt de kok van Sai hoe ze haar ouders is verloren, waardoor ze bij haar grootvader terechtkwam. De oude rechter was daar niet zo blij mee, want zijn rustige oude dag werd erdoor verstoord. De dure kostschool kan hij niet betalen en dus moet hij een leraar zoeken voor zijn kleinkind. Aanvankelijk kan Sai terecht bij Noni, een oudere Indische vrouw, die in Sai haar veel jongere zelf wil zien en haar daarom alle kansen in het leven gunt. Maar wanneer Sai 16 is, moeten er andere middelen worden gezocht en daagt Gyan op in Sai's leven. Hij is een student financiële administratie die tot dan vergeefs een baantje had gezocht. Sai en Gyan zijn meteen verliefd, maar hun prille liefde wordt toegedekt met veel schroom. Bovendien is Gyan Nepalees en heeft hij sympathie voor het nationaal bevrijdingsfront, dat de taal spreekt van de verdrukten. Een taal die Gyan heel goed kent. Toevallig in een optocht opgenomen, ontdekt Gyan dat de opwinding aanstekelijk werkt en zelfs woede wordt wanneer hij de steun voelt van lotgenoten. Hij begrijpt waarom hij arm is, geen job krijgt, geen beurs om in Amerika te studeren, geen kansen zoals vele Indiërs. Biju kreeg die kansen wel, maar het gaat hem in Amerika evenmin voor de wind. Hij trekt van de ene job naar de andere, slaagt er vrijwel nooit in zijn bazen of klanten tevreden te stellen en hij wordt voortdurend geconfronteerd met zijn afkomst, hoe welwillend, maar tegelijk neerbuigend men zich ook tegenover hem opstelt. Met vele andere immigranten wordt hij tot wanhoop gedreven door het ontbreken van een verblijfsvergunning. Altijd angstig, op hun hoede voor de tentakels van de immigratiedienst, niet in staat een fatsoenlijke woonst, een job of volwaardige vriendschap te vinden, voelen de Indiërs zich uitgestoten: "Je was dikke vrienden met iemand en zomaar, ineens, was je hem kwijt, omdat de schaduwklasse gedoemd was altijd in beweging te blijven. De mannen vonden ander werk, andere steden, werden uitgezet, gingen terug naar huis, veranderden hun naam. Soms dook iemand weer op, op een straathoek of in de ondergrondse, en dan verdwenen ze weer." Hoe langer Biju in Amerika verblijft, hoe meer hij verknocht raakt aan India. Hij weigert zelfs nog te werken in restaurants waar rundvlees wordt geserveerd. In zijn verhaal herken je de ongelukkige immigrant, ontworteld, heen en weer geslingerd tussen hoop en wanhoop, bang om het thuisfront te verontrusten met slecht nieuws.
Kiran Desai situeert haar verhaal op drie continenten, Azië, Amerika en Europa, maar ze worden van elkaar gescheiden door veel meer dan oceanen. In India woedt op de achtergrond het Indiaas-Nepalese conflict van 1986 en heerst het conflict tussen de duidelijk te onderscheiden Indische klassen. Het verhaal maakt voortdurend grillige zijsprongen en voegt stukjes toe aan een puzzel zonder afgelijnd kader. Desai heeft zowel in India, Engeland als de Verenigde Staten gewoond en laat ons genieten van haar scherpe observaties. De beschrijvingen van Engeland, de koningin, het landschap, de eetgewoonten of de burgerlijke tradities zijn verrukkelijk en bij wijlen hilarisch. Maar het meest springen de personages in het oog. Desai graaft diep in hun verleden, wat enkele mooie nevenverhalen oplevert, zoals de overtocht van de jonge Jemubhai naar Cambridge, waar hij rechten gaat studeren. Het afscheid van zijn ouders doet hem beseffen dat hij nooit meer zal liefhebben zonder daarbij andere, tegenstrijdige gevoelens te voelen. Door zijn verblijf in Engeland groeien zijn verlegenheid en misantropie uit, wat de basis legt voor zijn levenslange eenzaamheid. Hij misprijst ook zijn vaderland en poogt zonder al te veel succes een 'Brits' leven te leiden. Elk personage heeft een reden om iets of iemand te haten. Tot communicatie zijn ze om verschillende redenen vaak nauwelijks in staat, een warme relatie tussen gelijken kennen ze nauwelijks. Vooral de oude rechter is een zonderlinge en cynische man. Voor hij naar Engeland trok, is hij gehuwd met een 14-jarig meisje uit een gegoede familie. Hij heeft haar nooit bemind, haar tot zelfverwaarlozing en lethargie gebracht. Zijn enige liefde is zijn hond, die hij als een kind voor elk groot of klein gevaar behoedt. Naarmate het verhaal vordert, groeit ook de beklemmende sfeer, veroorzaakt door het dreigende Nepalese conflict en de toenemende controle op illegale verblijven. Tragisch en cynisch is het feit dat wat Biju en met hem vele anderen in Amerika overkomt ? verlopen verblijfsvergunningen en angst om uit het land te worden gezet ? ook Vader Laars, een Zwitserse pater, niet bespaard blijft. Zijn verblijfsvergunning heeft hij nooit vernieuwd en al werkt hij al veertig jaar in India, hij blijft een illegaal. Biju en Vader Laars krijgen hetzelfde te horen: ga terug, wacht even tot alles rustig wordt, vraag nieuwe papieren aan en alles zal in orde komen. Beiden weten dat dit valse beloften zijn. Deze problematiek van de onafhankelijkheidsstrijd, immigratie en de zoektocht naar welvaart en geluk, geeft de roman een universeel karakter. Je herkent en begrijpt de problemen van beide kanten: van hen die bezitten en beschermen en van hen die veroveren, samenklitten en zich vastklampen aan elke strohalm.
De roman lijdt aan één gebrek: een zeker onevenwicht tussen schitterende delen met knappe typeringen, spannende verhalen en ideeënrijke beschouwingen en delen waar je lang op kauwt zonder dat ze interessante smaken afgeven. De auteur heeft acht jaar aan dit boek geschreven en misschien heeft te veel herschrijven een dodend effect gehad. Enigszins vervelend is nog dat cursief gedrukte Indische termen niet in een woordenlijst vertaald werden. Maar verder niets dan lof. Een knap, meerlagig verhaal, goed onder controle gehouden, sterke personages en vooral een geëngageerd boek dat nergens boodschapperig of belerend wordt. [Dirk Magerman]
Redactie
Het verhaal begint in 1986 wanneer een stelletje Nepalese opstandelingen de woning van de gepensioneerde rechter Jemubhai Popatlal en zijn zeventienjarige kleindochter Sai binnenvalt. Ze werden getipt over de verzameling jachtgeweren van de rechter door Gyan, de knappe Nepalese huisleraar op wie Sai heimelijk verliefd is. De rust in Kalimpong, aan de noordoostelijke voet van de Himalaya blijkt voorgoed verstoord. Ver daar vandaan in New York leidt Biju, de zoon van de kok van de rechter, het bestaan van een illegaal die door iedereen wordt uitgebuit. Hoop, verlies en verraad bepalen de onderlinge verstandhouding. Dromen gevoed door kolonialisme, Britser willen zijn dan de Britten, niet kunnen gedijen in het ‘beloofde land’ en ten slotte de Nepalese opstand tegen hun tweederangs burgerschap: allemaal ingrediënten die door Desai (1971) op weergeloze wijze worden uitgewerkt. Haar schrijfstijl, waarin voortdurend humor doorklinkt, houdt zelfs de meest grimmige gebeurtenis in evenwicht. Bekroond met de Man Bookerprize 2006. Vrij kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.