Een ander leven
Bart Moeyaert
Eugène Delacroix (Auteur), Joop Van Helmond (Samensteller)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Arbeiderspers, cop. 2007 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 700 DELACROIX |
31/12/2007
De Franse schilder Eugène Delacroix (1798-1863), geboekstaafd als leider van de romantische schilderkunst, begon op zijn 24e met het bijhouden van een dagboek en deed dat tot zijn dood. De zeven jaar vóór zijn dagboekproductie, de grote onderbreking erin (1824 -1847) en de laatste maanden van zijn leven worden in deze uitgave vertegenwoordigd door een klein aantal brieven "om", aldus vertaler-samensteller Joop van Helmond, "toch de biografische lijn vast te houden". Hoe mooi die brieven ook zijn, de hoofdrol is weggelegd voor de dagboeken en niet zozeer omdat ze een beeld geven van de mens achter het werk, maar omdat ze in al hun helderheid aantonen hoe beperkend, hoe vertekenend, ja, hoe dom het is, om het werk van de grootste kunstenaars onder te brengen ? levend te begraven! ? in een door de kunstgeschiedenis vastgelegde stijlperiode.
Als geen ander merkte Delacroix hoe in zijn tijd heel het bouwwerk van de Europese cultuur in al zijn facetten uit elkaar viel, en hoe dat ? samen met het vooruitgangsoptimisme ? het individu uitholde. Hij beschrijft in vele passages hoe het streven naar geluk, het koortsachtig opzoeken van nieuwigheden en verstrooiingen, het opheffen van de afstand tussen de begeerte en de vervulling ervan, slechts een groter ongeluk met zich meebrengt, een grotere leegte - en een dodelijke verveling. Zijn kritiek op het "blinde vooruitgangsgeloof" blijft verbazend actueel (bv.: "Vernietigen, omhalen, verbranden, dat is wat het fanatisme van de vrijheid net zo goed weet te bewerkstelligen als het religieus fanatisme") en hij voorvoelt hoe de vooruitgang wel eens zou kunnen leiden naar "de uiteindelijke ontkenning van vooruitgang", d.w.z. "de volslagen barbarij". Zelf probeerde Delacroix de algehele versplintering "filosofisch weg te werken" door onophoudelijk te streven naar orde, "zelfs in de meest alledaagse dingen". De schilderkunst was voor hem het laatste bastion om de verloren gegane eenheid van zijn wereld te handhaven en zijn dagboeknotities over kunst zijn daarvan een indrukwekkende getuigenis.
Deze aantekeningen, ontstaan in de schaduw van zijn werk als schilder, draaien allemaal rond de vraag: hoe kan kunst zijn eenheid, zijn volmaaktheid, zijn voltooidheid bewaren in tijden van chaos? 'Hoe' betekent hier: met welke formele middelen? Want Delacroix is geen escapist noch een nostalgicus; zijn schilderijen weerspiegelen steevast ? o.a. door de keuze van het onderwerp ? een noodlottige instabiliteit. Zonder polemisch te zijn, daagt Delacroix ons uit ? wij, die het complexe begrip eenheid domweg gelijkgeschakeld hebben met uniformiteit. Tegenover onze onverbeterlijke voorkeur voor het schetsmatige stelt hij onomwonden: "De kunstenaar bederft het schilderij niet door het te voltooien; alleen door de vaagheid van een schets op te geven, toont hij meer van zijn persoonlijkheid en onthult daarmee de volledige reikwijdte maar tevens de grenzen van zijn talent." Juist om iets af te maken is durf nodig en alleen daardoor kan men het kunstwerk diepgang verlenen.
Delacroix gaat niet alleen uitgebreid te rade bij de oude meesters; met zijn beschouwingen over kleur ("de kleur, die alles verbindt") en het centraalperspectief ("dat starre perspectief, dat juist wanneer het klopt, ons een valse kijk op de dingen geeft.") loopt hij vooruit op de impressionisten en vooral op iemand als Cézanne. Ook andere kunsten komen aan bod. Of hij het nu heeft over literatuur, muziek, toneel, architectuur of fotografie, altijd weten zijn goed geformuleerde gedachten te inspireren.
Gaandeweg vatte Delacroix het plan op om zijn ideeën over kunst, zoals die in zijn dagboeken te vinden zijn, te ordenen in een Dictionnaire des Beaux-Arts. Het is hem niet gegund geweest dat te voltooien. Maar hij kan gerust zijn: ook in dagboekvorm blijft het lezen van zijn 'overpeinzingen' niet minder dan een inwijding in een hoger denken over kunst. [Dieter Clarisse]
Arjen van Meijgaard
Deze uitgave geeft de lezer een fascinerend inzicht in het leven van de bekende Franse schilder Eugène Delacroix (1798-1863). Het begint met een gedicht dat hij als achtjarig kind aan zijn moeder schreef en eindigt met enkele dagboekfragmenten en gedicteerde briefjes aan vrienden slechts enkele dagen voor zijn dood. Het privé-leven van de schilder staat centraal: overpeinzingen en meningen, ontmoetingen met vrienden, zijn gezondheid die hem regelmatig parten speelt, zijn persoonlijke en artistieke overwinningen en twijfels. Het is vooral boeiend zo dicht op de huid van de schilder te zitten, met hem mee te leven en de wereld door zijn ogen te zien. Hoe hij de straten in Nancy observeert, wat hij van Engeland vindt, hoe beïnvloed hij is door Byron, welke andere schilders hij waardeert en welke juist niet. Na het lezen van dit deel uit de reeks Privé-domein kijk je anders naar de schilderijen van Delacroix. Alsof je erbij was toen ze op het doek gezet werden, alsof je straks met hem in gesprek kunt over zijn laatste schilderij. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.