Bastille, Boerenkrijg en Tricolore : de Franse Revolutie in de Zuidelijke Nederlanden
Hugo Van de Voorde
Hugo Van de Voorde (Auteur)
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Vermist |
Pelckmans, 2006 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : ECONOMIE : AZIE 352.33 VOOR |
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Pelckmans, 2006 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : AZIE 941 |
31/12/2006
Het is inmiddels al 28 jaar geleden dat China besloot zijn deuren open te zetten en de interactie met het buitenland aan te gaan. Pas de laatste jaren komen we meer en meer tot het besef van wat er aan het gebeuren is met de wereld waarin China zijn plaats opeist. Het proces is allang aan de gang en wordt nu zichtbaar op alle vlakken. De groeiende aandacht voor China zorgt uiteraard ook voor een groeiend aanbod aan literatuur over het land. We zetten hier drie recente publicaties naast elkaar die elk op hun manier interessant zijn. De Chinacode ontcijferd en China zet de wereld op z'n kop behandelen de hedendaagse ontwikkelingen, Het Gouden Oosten plaatst de zaken in historisch perspectief.
Naast een wereldmacht
Henk Schulte Nordholt geeft in De Chinacode ontcijferd een analyse van de politieke en economische situatie van China vandaag. Vooral de plaats die China zichzelf in de wereld geeft, van oudsher en vandaag opnieuw, wordt daarbij duidelijk. Dat Schulte Nordholt een doorgewinterde Chinakenner is, komt tot uiting in de toepasselijke Chinese zegswijzen die hij gebruikt, maar ook in de herkenbare verhalen die hij opvoert over absurde situaties in de interactie tussen westerlingen en Chinezen. Heel wat zaken worden daarbij in een historische context geplaatst.
Na een algemene introductie over China vandaag, somt Schulte Nordholt de problemen op waar China mee kampt. Het zijn de grote vraagstukken die in elk beschouwend boek over China voorkomen: het energietekort, de kloof tussen stad en platteland, het slechte banksysteem, corruptie, gebrek aan politieke vrijheid.
Daarna ontspint Schulte Nordholt zijn visie dat China een gigantisch land is dat door de eeuwen zichzelf altijd als centrum van de wereld heeft gezien en stelt de vraag of het zal uitgroeien tot wereldmacht. Cruciale problemen die het Westen met China heeft, komen aan bod, zoals de afwezigheid van betrouwbare informatie, de voortdurende schending van intellectuele eigendom, problemen met onderwijs, huisvesting en medische zorg voor de hele bevolking. Soms wordt het erg grappig gebracht, bv. als het gaat over het ontstaan van Delfts Blauw onder invloed van het Chinese porselein: een schending van de Chinese intellectuele eigendomsrechten.
De eeuwenoude confucianistische hiërarchische orde plaatst de Chinese keizer aan het hoofd van het geciviliseerde rijk. De volkeren buiten de grenzen zijn barbaren en worden als dusdanig behandeld. China is het centrum en ieder moet zich aan de almacht onderwerpen. In de 19e eeuw bleek het machtige keizerrijk niet opgewassen tegen de militaire macht van het buitenland en kwam er een eind aan het keizerrijk. De 'eeuw van vernedering' brak aan. Die zou tot 1949 duren, tot Mao China opnieuw deed opstaan. Vandaag, na enkele decennia van onbeschrijflijke economische groei, is het machtige oude Chinese Rijk er terug: "het is nog niet goed zichtbaar wat er aan het nieuwe China nieuw is en wat bij het oude is gebleven. Wel duidelijk is dat het oude China nooit is verdwenen (ook niet onder Mao) en dat het huidige Hemelse Rijk ondanks alle moderniseringsdrift steeds meer teruggrijpt naar wortels die tot ver voor 1949 teruggaan."
Schulte Nordholt verwijst geregeld naar Lin Yutang, die de fundamentele aard van de Chinezen en van China terugbrengt op het familiesysteem. Chinezen leven in gesloten groepen van familieleden en vrienden en wie daarbuiten valt, is niet te vertrouwen. Schulte Nordholt haalt dit als basisargument aan voor het feit dat China nooit een wereldmacht zal worden. Er is geen loyaliteit t.o.v. de overheid; de overheid is niet te vertrouwen. Loyaliteit bestaat enkel binnen het netwerk. Ook al doet de regering er alles aan om het nationalisme te voeden, Chinezen blijven een maatschappij van losse kernen die het belang van de familie op de eerste plaats zetten en niet het belang van de staat.
Die superioriteitshouding is volgens Schulte Nordholt duidelijk in de internationale houding van de Chinese regering vandaag, maar desondanks zal China volgens hem geen wereldrijk worden, omdat het datgene wat daarvoor noodzakelijk is, ontbeert: waarden en idealen die universeel aanspreken en onder de eigen bevolking een draagvlak hebben. Die zijn volgens Schulte Nordholt beide afwezig.
Een hongerige natie
"Eeuwen van 'ontwikkelingstijd' zijn samengebald met als gevolg een intense groeikracht. Mensen die minder betaald krijgen dan ze zouden hebben gekregen ten tijde van de industriële revolutie in Groot-Brittannië, worden aan het werk gezet in fabrieken die uitgerust zijn met de meest geavanceerde machines. [...] China is volop bezig met het leggen van een infrastructureel fundament voor een toekomstige supermacht."
Voor James Kynge is de opkomst van China als onstuitbare economische grootmacht verbonden aan een schijnbaar onontkoombare teloorgang van de economie in Europa en Amerika. Hij begint zijn zeer vlot geschreven en aangenaam om lezen boek, China zet de wereld op z'n kop, met de overplaatsing van een afgedankte Duitse staalfabriek naar de monding van de Yangzi. Wat van buitenaf een gigantische operatie is, blijkt het initiatief van een simpele, hardwerkende Chinees met sterke handen aan zijn lijf en een goede portie gezond verstand. De overplaatsing van die fabriek staat symbool voor de globale economische krachten die aan de gang zijn. Na dit eerste voorbeeld volgt nog een hele rij waarin we steeds meer zien wat er in de wereld aan de gang is. Kynge stelt de impact van het Chinese stadje Yiwu voor, tot voor enkele decennia een onooglijk dorpje en nu uitgegroeid tot een gigantisch grote markt waar alle mogelijke producten, origineel of namaak, tegen spotprijzen worden verkocht aan kopers van over de hele wereld, waar intellectuele eigendomsrechten worden genegeerd of met de grootste creativiteit omzeild, waar geen enkele notie van eerlijk handeldrijven overeind blijft. Via het verhaal van Chinezen die slachtoffer zijn geworden van mensenhandel, komen we terecht in Italië. De dramatiek van de mensenhandel gaat ongemerkt over in het ontspinnen van de Chinezen tot beheersers van de lokale Italiaanse textielhandel. Tekenend is het feit dat Chinezen in Italië het hebben over het zakendoen met 'buitenlanders' terwijl zijzelf de buitenlanders in Italië zijn. Het weerspiegelt hoe de Chinese netwerken in elkaar zitten en hoe wij westerlingen er nooit onderdeel van zullen worden. Kynge maakt een opsomming van bedreigde westerse bedrijfstakken. Het is ontstellend om het op een rijtje te zien. Het is vooral confronterend te moeten vaststellen dat onze levensstandaard, ons sociaal-democratisch model, moeizaam opgebouwd na de Tweede Wereldoorlog, wordt bedreigd door globale ontwikkelingen en de opkomst van China.
De overdonderende en voor westerlingen angstwekkende boodschap van de eerste helft van het boek krijgt een zeker tegengewicht in de tweede helft, waarin de problemen worden beschreven waarmee China worstelt: energietekort, milieuverontreiniging (water, lucht, ontbossing), het zwakke financiële systeem, de te grote inmenging van de staat in de economie. Kynge benoemt terecht de afwezigheid van onafhankelijke controleorganen als oorzaak van de corruptie op allerlei vlakken: binnen de Chinese Communistische Partij, bij de beurs, in het banksysteem, bij milieuzaken, in rechtbanken.
Kynge eindigt zijn boek met de onstilbare Chinese honger naar grondstoffen, waardoor het land betrekkingen aanknoopt met landen waar het Westen commentaar op heeft, zoals Venezuela en Soedan. In dat opzicht is het jammer dat de veelzeggende ondertitel van de Engelse versie onvertaald is gebleven: 'the rise of a hungry nation'. Toch eindigt dit genuanceerde verhaal met een positieve noot: de vaststelling dat de flexibiliteit en het pragmatisme zo eigen aan China geen ruimte laten voor doemdenken.
Eeuwenoude overmacht
"De samenstellers van Outlook 2003 zijn uitermate deskundig inzake economische analyses. Maar historici zijn het natuurlijk niet. De historische background ontbreekt. Wat leert die? De conclusie is eenduidig: eeuwenlang is Azië het kerngebied geweest van de wereldeconomie. China en India waren de draaischijven." Hugo Van De Voorde neemt ons in Het Gouden Oosten mee op een tocht doorheen de geschiedenis. Daarin maakt hij voorgoed komaf met onze eurocentrische historische blik. De ondertitel van het boek, 'Europa in de schaduw van Azië', zegt het helemaal. Door historische gebeurtenissen in een globale context te plaatsen, en daarbij niet enkel te kijken vanuit Europa, wordt de vertekening van de geschiedenis waarmee we zijn opgegroeid en de relativiteit van economisch Europa in de wereldgeschiedenis duidelijk. Van De Voorde brengt zijn visie zonder daarbij te vervallen in een anti-Europees verhaal. Het boek wil nuanceren en kortetermijngebeurtenissen in een langetermijnvisie plaatsen. China heeft zijn geschiedenis altijd al beschreven als een opeenvolging van cycli en de nieuwe opkomst van vandaag past perfect in die eeuwenoude geschiedschrijving. Van De Voorde sluit daar bij aan: de economische overmacht van Azië is niet nieuw; ze is eeuwenoud. Er is slechts een korte onderbreking geweest waarin Europa en Amerika even het voortouw hebben genomen, maar die tijd is voorbij. Azië neemt opnieuw de plaats in die het vroeger altijd heeft gehad.
Het boek begint met een belichting van het Aziatische handelssysteem tussen de 6e en 13e eeuw. Tegen de 13e eeuw worden een aantal met elkaar verbonden handelssystemen in het wereldsysteem onderscheiden. Drie grote systemen (het westelijke circuit is een moslimregio, het middelste van de Indische Malabarkust tot Java is overwegend een hindoeregio, en het oostelijke is de ruimte van het boeddhisme en confucianisme) worden verder ingedeeld in acht subsystemen. Europa ligt slechts in de periferie daarvan. Heersende clichés worden doorbroken, bv. dat Europa een significante economische voorsprong zou hebben gehad op China, Indië en het Ottomaanse Rijk.
Europa is sterk geworden door de kolonisatie van Afrika en Amerika, die volgens Van De Voorde enkel kon gebeuren omdat de inheemse culturen niet waren opgewassen tegen de brutaliteit van de kolonisatoren, die de lokale bevolking grotendeels hebben uitgemoord. De kolonisatie van China en Japan verliep niet zo eenvoudig en bleef grotendeels uit door de superieure organisatietalenten van deze landen.
In het hoofdstuk over 'Het Gouden Oosten' toont Van De Voorde de dominantie van het Oosten in de mondiale handel tussen 1400 en 1800. Hij gaat in op de relaties met China, Japan, Rusland. De industriële revolutie gaf Europa een voorsprong en zo werd de 19e eeuw de eeuw van Europa, maar dat maakte niet dat China of Japan zaten te wachten op de Europese ontdekkingen. Ze bleven zich afzijdig gedragen en weinig interesse betonen in Europese producten. Door de Opiumoorlogen in de 19e eeuw werd China opengebroken door het Westen. Waar de 19e eeuw aan Europa toebehoorde, hadden de Verenigde Staten het voor het zeggen tijdens de 20e eeuw. Maar ook daar komt nu een einde aan. Over de toekomst doet Van De Voorde weinig uitspraken. Hij stelt vooral veel vragen.
Het Gouden Oosten is een verhelderend historisch boek, met een schat aan informatie, dat ons een nieuwe blik op de wereld geeft. Het vraagt enige inspanning om het te lezen en precies daarom is het jammer dat het geen register heeft. Er wordt soms slordig omgegaan met een aantal zaken, bv. transcripties. Waar de meeste historische boeken opteren om het te hebben over Chiang Kai-shek, kiest Van De Voorde voor de gestandaardiseerde pinyintranscriptie van zijn naam Jiang Jieshi. Een nutteloze inspanning tot nauwkeurigheid wanneer blijkt dat de rest van de transcripties een systeemloos rommeltje is. Soms worden ook vreemde uitspraken gedaan, zoals de vergelijking tussen Tian'anmen Vier Juni (1989) in China en Nine Eleven (2001) in de VS, twee gebeurtenissen met totaal verschillende achtergronden. Van de Voorde verklaart alles vanuit een politiek-economische achtergrond zonder aandacht te schenken aan het belang van bv. het confucianistische denken in de kracht van de Aziatische landen, wat wel eens de sleutel zou kunnen zijn voor het superieure organisatietalent en de pragmatische aanpassing aan nieuwe situaties door de eeuwen heen. Toch is dit boek een aanrader voor iedereen die zijn globale, mondiale blik wil verruimen. [Jeanne Boden]
Drs. A.H. Oldenbeuving
De schrijver (contemporain historicus) geeft een uitgebreide analyse van de opkomst van Oost-Azië (Japan, China, India) als economische factor van betekenis. Hij doet dit aan de hand van de (economische) geschiedenis vanaf de vroegste middeleeuwen. Centraal thema is het gegeven dat de huidige opleving van dit gebied in het verlengde ligt van de situatie die eeuwenlang, tot het begin van de negentiende eeuw, heeft bestaan. De geschiedenis tot op heden wordt zeer uitgebreid en gedetailleerd beschreven. Het boek leest daardoor niet echt soepel. Veel voetnoten en verwijzingen. Hoort thuis in de categorie geschiedenis; minder in de categorie economie. In het licht van de huidige publicaties over de opkomst van de economische macht van Oost-Azië een interessante historische analyse. Met literatuuropgave en register.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.