Hersenwerk : neurowetenschappen in de 21ste eeuw
Max Van der Linden
Max Van der Linden (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Boom, cop. 2006 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 415.4 LIND |
31/12/2006
Psychotherapie, psychiatrie en psychologie of de kennis van de mens in het algemeen zijn altijd langs twee wegen verlopen: de lichamelijke en de geestelijke weg, de benadering van de soma en de psyché, met daar nauw aan verbonden het nature-nurturedebat. De opkomende neurocognitieve wetenschappen zouden deze dichter bij elkaar kunnen brengen of zelfs laten kruisen. Een steekproef van werken ter zake leert dat het een boeiende maar nog lange weg kan zijn, met intelligente bijdragen en oude valkuilen.
Het 'nature-nurture'-debat heeft decennia lang de psychologie beheerst, waarbij in golven voor het een, dan weer voor het ander werd gekozen. Heden ten dage is er de consensus bereikt dat we enkel kunnen spreken van een complexe wisselwerking tussen beide. Aangeboren kenmerken bepalen zelden het volledige verdere verloop van een mensenbestaan -- behoudens enkele uitzonderingen, zoals bv. trisomie 21, ook wel mongolisme genoemd -- en de invloed van de wereld en de omgeving is eveneens verre van allesbepalend. Eerder moeten we spreken van erfelijke condities en potenties die onder invloed van omgevingsfactoren al dan niet tot uiting komen.
Daarom is het goed het oor te luisteren te leggen bij een werk als Hersenen en gedrag van de Nederlandse docent psychologie Max Van der Linden. Ik vermeld de titel 'docent', want het boek leest als een leerboek, is vrij academisch van opzet, maar laat zich tezelfdertijd ten zeerste aanraden als grondige kennismaking met het debat. De discipline die zich vanuit de harde wetenschappen bezighoudt met het functioneren van het brein en nauw verwant is aan de cognitieve psychologie en de psychologische functieleer, is de cognitieve neurowetenschap. Waar de cognitieve psychologie de mentale processen probeert te verklaren zonder daarbij deze processen te lokaliseren in het brein -- ook al gaat ze ervan uit dat dit mogelijk is --, gaat de cognitieve neurowetenschap dit wel doen. Ze kan dit door de verbeterde opnameapparatuur die in de laatste decennia opgang hebben gemaakt en daardoor alleen. Probleem bij de oude technieken was dat we slechts een momentopname kunnen maken. Denk daarbij aan de oudste der technieken, de autopsie, waar we wel degelijk van geleerd hebben, zoals de resultaten van de ziekte van Alzheimer, of de röntgenfoto. Het wachten was op mogelijkheden om het werkende brein te analyseren. Daarvoor hebben we heden ten dage nog steeds het EEG en de FMRI, die als belangrijk voordeel heeft dat ze niet werkt met radioactieve stoffen ingespoten in het lichaam van de patiënt, en dus makkelijker gebruikt kan worden. Dit laat ons toe om mensen specifieke taken op te leggen en tezelfdertijd te bekijken wat en waar er precies iets in het brein gebeurt. Zo wisten we al dat het taalcentrum van de mens in de linkerhemisfeer is gelokaliseerd. Wat we niet wisten, is dat bij schizofrenen in beide hersenhelften activiteit wordt geregistreerd wanneer ze aan stemmen 'lijden'. De activiteit in de rechterhersenhelft verdwijnt opnieuw wanneer de patiënt is gestabiliseerd met behulp van medicatie. Max Van der Linden heeft op meerdere punten uitstekend werk geleverd. Hij besteedt aandacht aan de geschiedenis van de neurowetenschap en op een niet-speculatieve manier ontleedt hij de verbanden met de evolutieleer van Darwin. Voor alles is het een intelligent boek, dat in detail de technische en theoretische vooruitgang met betrekking tot hersenonderzoek aan de lezer voorlegt en niet in de val trapt hiervan alles te verwachten.
Minder genuanceerd is René Kahn, die in Onze hersenen dezelfde thematiek behandelt als Van der Linden, maar op een populariserende manier. Hij doet dit aan de hand van een gevalsstudie per hoofdstuk, zoals een dwangneuroticus, een schizofreen, een verslaafde enz. Hiermee geeft hij aan welke hersengebieden 'verantwoordelijk' zijn bij verschillende psychische afwijkingen. In zijn besluit getuigt hij net als Van der Linden van de voorzichtigheid die men in aanmerking moet nemen bij het interpreteren van dergelijke resultaten. Zo kunnen we er zeker niet van uitgaan dat één welbepaald hersengebied of deelorgaan exclusief verantwoordelijk is voor één welbepaalde aandoening. Kahn schrijft dan ook: "Hersenafwijkingen vergelijken tussen patiënten met bepaalde ziektes en gezonde proefpersonen zal dan ook niet de oplossing zijn om de oorzaak te vinden van de meeste psychische ziekten" en voegt daaraan toe: "Ziekten als depressie en verslaving zijn juist te begrijpen als gevolg van een ontspoorde reactie tussen omgeving en hersenen". Toch laat Kahnn elders in het boek deze voorzichtigheid varen en geeft hij zich meer dan eens over aan speculatie, die hij voor wetenschappelijke zekerheid laat doorgaan. Dat geeft zijn werk impliciet iets misleidends.
Een interessante weg volgt Steven Johnson in Op reis door je brein. Aan de hand van neuropsychologische onderzoeken die hij op zichzelf laat uitvoeren, neemt hij de lezer -- zoals de titel belooft -- mee op reis door het brein. En zo leest ook het boek, als een fascinerende reis, niet het minst omdat de auteur een begenadigd en meeslepend schrijver is. Voor de lezer presenteert Op reis door je brein zich als een uitgebreide toepassing van het academische weten van Max Van der Linden. De neurocognitieve wetenschap krijgt op deze manier een gezicht, met name dat van Steven Johnson zelf. Zijn brein wordt gescand wanneer hij teksten leest, waaronder één van hemzelf -- en daarin wordt zijn ijdelheid blootgelegd, verraden door het heviger oplichten van de leescentra bij zijn tekst. Een terugkerend thema is een psychisch trauma dat hij opliep bij een ongeluk, waar hij zowel als zijn vrouw door stom toeval aan de dood zijn ontsnapt. Hoe gaat zijn brein om met dit trauma? Wat is de neurofysiologische betekenis van de fobie die hij eraan over heeft gehouden? En is het niet beter om een trauma te 'vergeten' dan er grondig op in te gaan? Dergelijke vragen worden beantwoord in zijn boek. In elk hoofdstuk komt ook Sigmund Freud aan bod, in een paar zinnen of volledige paragrafen. Johnson verbergt zijn sympathie en interesse voor Freud niet en lijkt zich hiervoor te baseren op Freuds eigen woorden die hij niet nalaat te citeren: "De tekortkomingen van onze beschrijving zouden waarschijnlijk verdwijnen als we reeds in staat waren om de psychologische termen door fysiologische en chemische termen te vervangen". Het is geweten dat Freud hoopte op een psychologie die gegrond was in wat we vandaag neurowetenschap zouden noemen en die droom begint werkelijke vormen aan te nemen. Neurologen en psychoanalytici als Antonio Damasio en Mark Solms werken aan deze droom en het is boeiend om te zien wat er van worden zal.
Johnson stelt echter zwaar teleur wanneer blijkt dat hij maar één van de velen in de rij is die enkel het vage gemakkelijke uit Freud wensen te halen, het idee van het verdeelde zelf en het bestaan van onbewuste processen. Het was een teleurstelling te lezen dat in het neuropsychologische model van Johnson expliciet geen plaats wordt gelaten voor de meest verontrustende ontdekking van Freud: de rol van de seksualiteit. Zeker als de auteur gelooft dat de Freudiaanse seksualiteit betekent: "streven [...] om zo vaak mogelijk seks te hebben met zoveel mogelijk mensen" (waaronder je moeder!). In een boek waar Freud van de bladzijden druipt, wordt toch minstens de kennis van een kandidatuursstudent psychologie verwacht. Met terugwerkende kracht maakt deze 'fout' een nochtans met veel genoegen gelezen werk een afrader.
Men hoeft geen ziener te zijn om te beseffen dat de cognitieve neurowetenschap in de komende jaren alleen maar aan belang zal winnen en misschien ooit een cruciale wending in het therapeutische bedrijf zal teweegbrengen. Tot die tijd zal het voornamelijk nodig zijn met betrekking tot de auteurs die over deze kwestie publiceren, het kaf van het koren te scheiden. [Jan De Wit]
Dr. W. van Delden
De auteur, universitair docent psychologie, geeft een uitvoerige behandeling van de bouw en functie van de hersenen. Veel nadruk wordt gelegd op de relatie tussen hersenen en gedrag. Hierbij komt een groot aantal onderwerpen aan de orde zoals waarneming, geheugen, intelligentie en emoties. Het bijzondere van dit boek is de evolutionaire invalshoek: hoe en waarom zijn bepaalde structuren en gedragingen in de loop van de evolutie ontstaan? Deze geïntegreerde aanpak veronderstelt bij de lezer wel een meer dan elementaire kennis van de onderliggende biologische processen. Voorzien van (hoofdstuksgewijze) literatuuropgave en register. Het boek vormt zeker een aanwinst, nu dit wetenschapsgebied (en zeker de psychobiologie) sterk in de aandacht staat.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.