Jouw huid : roman
Jeroen Theunissen
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Meulenhoff/Manteau, 2006 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : THEU |
Dirk Leyman
il/pr/19 a
Aanstormend talent Jeroen Theunissen maakt het zichzelf en de lezer niet bepaald makkelijk in zijn verhalenvierluik Het einde. Zijn denkoefeningen monden uit in zoekend, soms duister proza, met een uitdrukkelijk postmoderne touch.
Jeroen Theunissen (°1977) is een schrijver die zielsgraag evidenties op losse schroeven zet. Die drang om de geijkte leespatronen te doorbreken, was veruit het meest opmerkelijke aan zijn debuut De onzichtbare (2004). Het boek, diepzinnig maar stilistisch nogal ongelijkmatig, sneed subtiel in het vlees van het ingedommelde verkavelings-Vlaanderen. De wat gruizige, noodlottige idylle tussen bankbediende Herbert en woonmakelaar Anja werd eerder becommentarieerd dan echt verteld. Talrijke postmoderne intermezzo's, waarin de hypermodaliteit in al haar treurige uitlopers werd ontrafeld, lieten uitschijnen dat er aan Theunissen een academisch gestemd essayist verloren was gegaan. Gelukkig wist de auteur zijn ernst af en toe te milderen door een koele, steeds ingetoomde vorm van ironie. Tussen de regels door bespeurde je bovendien een zekere hang naar spiritualiteit, ja, zelfs een serieuze toef mystiek.In zijn tweede prozaboek Het einde is het hek wat dat betreft helemaal van de dam. Het einde treedt ons onverholen metafysisch én weerbarstig tegemoet. Theunissen brengt een batterij Grote Vragen in stelling - zonder pasklare antwoorden te ambiëren - en trekt de lezer mee in gymnastische, veeleisende denkoefeningen met onzekere afloop. Driemaal offreert Theunissen ons iets dat neigt naar een kortverhaal, terwijl het vierde luik dan weer alle kenmerken heeft van een programmatische tekst, die al het voorgaande in een perspectief wil plaatsen.
Het einde wordt bevolkt met enigszins op drift geraakte creaturen. Er is vooreerst de kunstschilder Joost Helder. Nadat zijn vrouw hem heeft verlaten voor een Zimbabwaan legt hij zich toe op de iconenkunst, maar zelfdestructiviteit is hem daarbij niet vreemd. Verder is er de banjerende kraker met zijn scherpe zelfinzicht die het pad kruist van de aan lager wal geraakte Ludwig Lazarus, een waanwijze kroegtijger die visionaire praatjes houdt en een vorm van 'onsterfelijkheid' ambieert. En er is de wat naïeve wereldverbeteraar Marc Steen, die in Ecuador ontnuchterd maar wel gelouterd raakt. Alle vier lijden ze aan een opdringerige vorm van overbewustzijn en zien ze zich geconfronteerd met een eindpunt (in een relatie, in een tijdvak, in het leven tout court). Soms zijn ze getuige of medeveroorzaker van dat 'einde'. Onderhuids voelen ze de apocalyps resoluut aankomen.
Elk fragment wordt dan ook beheerst door een nakende ontsporing: "Helemaal duidelijk was de catastrofe nog niet, ja dat kan, maar ontluikend als een lentebloem, verwacht als een breekpunt, in utero opspoorbaar en met wat intuïtie voorspelbaar, groeiend, toenemend, plankgas." Met een zekere tegendraadsheid smeedt Theunissen zijn personages om tot vehikels voor vaak verwarrende redeneringen, citaten, gedachteflarden en inzichten maar ook platitudes en muurtegelwijsheden. Stuk voor stuk zijn ze krampachtig op zoek naar een leidraad. Helaas komen ze als personages amper tot leven, het zijn buiksprekerspoppen van des schrijvers zoektocht, die zijn belezenheid en citeerkunst geregeld etaleert. Wie Het einde leest, dient vrijelijk te laveren tussen mistbanken van abstractie: "Straks zouden wij in de buitenlucht komen, bevrijd, en de stad zou door de winterkou aan anorexia lijden, oplossen in zichzelf - zoiets." Een vorm van anders-globalisme, een wil tot 'anders', 'vol' en eigengereid leven, met een resem kanttekeningen bij de kapitalistische, "globale hysterie", kronkelt als een rode draad door de, nou ja, verhalen: "Het is niet protest maar postprotest. Het is een stap voorbij verzet, sorry een feest, de catastrofe moet een feest zijn."
Ook al schrijft Theunissen over de ongrijpbaarheid van het einde, de onafwendbaarheid ervan en over hoe het einde alles in een nieuw licht kan zetten, in zijn boek zindert een niet te miskennen kern van hoop, uitgesproken in de laatste pagina's: "Ik begin te vertrouwen in de mogelijkheid van het onmogelijke. Ik begin te hopen. Ik word desnoods gelovig. Ik begin tegen wil en dank utopieën, imaginaire en onbestaande perfecties te concipiëren", staat er. Het is de zoveelste emanatie van de spirituele dimensie van Het einde, zij het steeds met enige reserve. Theunissen geniet van het te pas en te onpas gedropte begrip 'singulariteit' (het punt waarop de natuurwetten geen vat meer hebben) en reflecteert over de eindeloosheid, bij monde van Lazarus: "Ik kan naar plaatsen die onbeschrijflijk zijn omdat ze geen aards equivalent hebben, ik kan bijvoorbeeld ook naar acht dimensies, en ik kan ook van persoonlijkheid wisselen." Geen wonder dat Theunissens collega-redacteur bij het tijdschrift Yang, Marc Reugebrink, recentelijk op zijn weblog opmerkte "dat Het einde voortdurend op de rand van het religieuze balanceert, zich voortdurend voorover en languit in een helder alles verklarend geloof zou willen storten - maar het niet kan. Het is bevlogen cynisme of sceptisch idealisme, waarbij geen van de beide delen het weet te winnen".
Dat is zeker waar en spontaan denk je daarbij ook aan het, weliswaar half mislukte, Meneer Sjamaan van Koen Peeters, waarvan je in Het einde heel wat echo's aantreft. En ook Peter Verhelst loert mee om de hoek. In een sleutelpassage wordt het veelbesproken Zwerm zelfs discreet eer bewezen: "Het gaat maar door, als een langzaam zich uitbreidend netwerk zonder centrum of leiderschap, als een zwerm, als een vormeloze massa die zich onzichtbaar verspreidt, een groeiende tumor, een geleidelijke overname door een alles doordringende onpersoonlijke machine die het humanisme zal opblazen."
Niettemin mag het spijtig heten dat Theunissen zijn verhaalstof al te gewillig offert op het altaar van de abstractie, met als gevolg: een stroom freewheelende theorietjes en een lezer die om de haverklap het bos wordt ingestuurd. Het is alsof de Gentse auteur er tergend plezier in schept zijn eigen tekst moedwillig de das om te doen. Theunissen bezondigt zich, net als in De onzichtbare, af en toe aan maniërisme, wat leidt tot hoogst ongelukkige zinnen als: "Langzaam, alsof iemand een kussenhoes met niet-uitgewassen zeverplekken over de hemel schoof, kwamen wolken opzetten, boven mijn hoofd ijl en grauwwit en ziekelijk, aan de rand van de koepel dikker, cumulerend."
Theunissen, lezen we op de flap, wordt beschouwd als een "gevaarlijk talent". Aan zijn talent en ideeënovervloed twijfelen we geen seconde, maar om écht gevaarlijk te zijn, mist zijn pen scherpte en helderheid. "Je moet het een beetje 'intussen' meemaken, een beetje 'tussen haakjes', een beetje 'tussen gedachtestreepjes'", staat er ergens. Welaan: die haakjes en die gedachtestreepjes mogen in zijn volgende boek maar eens achterwege blijven.
Stuk voor stuk zijn de personages krampachtig op zoek naar een leidraad, maar helaas komen ze amper tot leven.
Jeroen Overstijns
il/pr/07 a
Soms vraagt een mens zich af: hoe moet dat nu verder met ons leven? Misschien komen we een stap dichter bij het antwoord met het nieuwe boek van Jeroen Theunissen, dat de naam Het einde meekreeg en sinds deze week in de boekhandel ligt.
Laten we met het einde beginnen. In de laatste regels van deze vierdelige verhalenbundel is sprake van een regelrecht happy end . Het staat er letterlijk. Ik torpedeer uw leesplezier niet als ik deze zinnen even citeer: ,,Het happy end niet als de noodzakelijke, overal heersende norm, niet als conformisme, niet als alles is mooi zo', niet als er valt weer veel te winnen', niet als Hollywood, niet als reclameopdracht. Maar anders. Enzovoort.''
Oké, anders dus. Geen opgeklopte feestvreugde. Geen paard in de gang en geen duizendmaal bedrogen. Maar hoe anders dan?
Het slotverhaal van Het einde heet Het einde enz.' Het is een tekst van amper acht bladzijden en veeleer dan een verhaal is het een standpuntbepaling van een verteller van wie we kunnen vermoeden dat het de schrijver zelf is. De verteller is zo ootmoedig om toe te geven dat hij dat anders' ook niet perfect ingevuld krijgt. Hij wordt zelfs angstig van zijn pogingen om het gat te dichten. ,,Mijn neiging tot abstractie, tot distantie, tot Schwärmerei maakt mij bang.''
Waarom dan toch in vier verhalen het einde bedenken? Waarom de pijn die daarmee gepaard gaat omarmen als Jezus zijn kruisdood? Waarom de martelaar uithangen van een duister streven?
Het antwoord is eenvoudig. Omdat iedereen een happy end wil naar zijn eigen maatstaven. En dat is zoeken. In het geval van Jeroen Theunissen heeft die bevrediging te maken met intellectuele authenticiteit en met het vinden van een stijl waaruit zowel bevreemding als openheid spreekt. De literaire kernfusie tussen die twee levert de energie van deze bundel. De openheid is hier tegelijk ook altijd wat verdacht, de bevreemding altijd nog een beetje comfortabel. Het is niet vanzelfsprekend om dat soort dubbelzinnigheid overtuigend vol te houden in een boek. Jeroen Theunissen slaagt er toch in. Het landschap van deze verhalen, zijn ,,mooie stad in een rijk land in een wijk zonder noemenswaardige criminaliteit'', staat vol doorzonwoningen waarin de horror schuilt. De verteller gaat die horror te lijf met zijn abstracte gedachten. Het lijkt wel Desperate Housewives meets Jacques Derrida .
In het openingsverhaal van Het einde staat te lezen dat we geen rationele wezens zijn. De ellende houdt niet op. Ook de wereld om ons heen ontsnapt volgens de verteller aan onze logica. In dit boek wordt enkele keren expliciet de singulariteit vermeld, een woord dat de natuurwetenschap gebruikt voor het - theoretische - moment waarop ruimte en tijd zullen ophouden te bestaan en de heersende natuurwetten wegvallen. Het begrip singulariteit' is eigenlijk een terminologische dekmantel om religie binnen te loodsen in de natuurkunde.
Dergelijke expliciete richtingaanwijzers zijn handig bij deze bundel. Want de kans dat u op een of ander moment verdwaalt in de vreemde wereld van Jeroen Theunissen is niet uitgesloten. Hij schrijft conform zijn thematiek: metafysisch. De goede lezer ontwaart ongetwijfeld een sardonisch plezier tussen de regels van zijn boek. Een soms schelmerige toon die doet vermoeden dat de schrijver er plezier in vindt om de lezer te beroven van alle oriëntatie die zijn kennis van het dagelijkse leven hem normaliter biedt. Deze schrijver trekt ons graag met hem mee het donkere bos in. Waar we onvermijdelijk bij de vraag belanden die onze huppelende voortgang door het bestaan belemmert: hoe moet dat nu verder met ons leven?
In die radeloosheid staan we niet alleen. De personages in deze verhalen denken veel na en komen geen stap verder. Laat de soms heel concrete settings van deze verhalen u niet misleiden. Deze bundel neigt naar mystiek. Naar iets wat onze dagelijkse blik op de dingen overstijgt. Zo is er in het openingsverhaal sprake van een parallelle stad naast onze zichtbare stad. Het einde zoekt met vallen en opstaan naar een manier om ons bestaan met onzichtbare coördinaten te begrijpen. Naarmate de bundel vordert, komen de sterfelijkheid en de ,,illusie van eindeloosheid'' steeds prominenter naar voren.
In deze bundel vonden de volgende verhalen onderdak: een reisverhaal over Ecuador, een verhaal over een persoonlijke catastrofe dat dus uiteindelijk alleen maar over de liefde kan gaan, een verhaal dat over twee catastrofes op wereldschaal gaat, maar eigenlijk ook over een persoonlijke catastrofe en bijgevolg ook over de liefde. En een monoloog waarin een verteller expliciteert hoe zijn visie op het leven eruitziet.
Wat is de moraal van deze vier verhalen? Misschien wel dat we vooral niet moeten proberen te begrijpen. Niet grijpen, maar loslaten. Of minstens in ogenschouw moeten nemen dat we uit de ratrace van de perfectie kunnen stappen, dit ,,nooit meer in te lossen gemobiliseerd verlangen naar de juiste woorden''. Al was het maar in theorie. Een personage besluit de dingen op hun beloop te laten en vindt zo ineens harmonie. Dat zijn de meest optimistische momenten in deze bundel. Zoals ook wanneer een reiziger in een van de verhalen op een bus plots een geur ruikt. ,,Naast Marc had iemand gezeten met een lijfgeur van houtvuur.'' Een mooie zin, terloops ertussen geworpen. Theunissen zoekt soms wat radeloos in allerlei taalregisters, maar heeft onmiskenbaar een prima stijlgevoel.
Nog even iets over de toon. Die is heel zakelijk, op het ironische af. Het doet ons vermoeden dat Jeroen Theunissen het werk van zijn vakgenoot Koen Peeters heeft gelezen. Net als bij Peeters heeft zijn ironie iets tragisch, of op zijn minst iets weemoedigs. Alsof de schrijver zelf wel weet dat wat hij vertelt ook maar is wat hij vertelt. Dat de woorden ook maar doekjes voor het bloeden zijn.
Vooral die zelfrelativering charmeert in Het einde . Denken en citeren, ja, dat kan iedereen die een beetje rondgekeken heeft in de supermarkt van het leven. Maar Jeroen Theunissen beschikt ook over het vermogen om zijn shopgedrag te analyseren en dat is een groot goed.
,, A passion to perform ''. Dat motto roept de verteller in het laatste verhaal tot het zijne uit. Je kunt uit dit zoekende boek dan ook wellicht best één boodschap onthouden. Niet dat het stilistisch zuiver is. Niet dat zijn scherpe vinger in de dikke vette buik prikt van het vluchtige denken. Niet dat het eigenwijs zichzelf durft te zijn, en veel vraagt van de lezer. Het is zuiver, het vraagt veel en is eigenwijs, maar dat is niet de boodschap die bovendrijft.
Die cruciale boodschap lijkt veeleer dat we - wetende dat ons bestaan een trektocht is door een Delhaize met te smalle gangen, karren die botsen en vervelende streepjescodes die we niet gescand krijgen - best onze eigen gang door de supermarkt nu al kritisch bekijken, voor het einde daar is. We moeten de marktonderzoeker worden van ons eigen bestaan.
Dit boek zit gevangen in een dilemma. Het wil enerzijds de abstractie eren en wordt zo zelf abstract. Maar het wil die abstractie ook begrijpen en verduidelijken, waardoor ze wordt opgeheven. Dat levert een zoekerig boek op. De abstractie van Het einde is niet altijd evident. Soms stelt de auteur iets te veel vragen en vindt hij iets te weinig antwoorden. Ook zijn stijl zoekt nog zijn weg. Maar het talent is er onmiskenbaar. Het komt wel goed met Jeroen Theunissen. Hij en zijn lezers kunnen vrolijk het einde tegemoet.
Marc Holthof
il/pr/15 a
Ook in zijn debuut, dat in 2004 verscheen, liet Jeroen Theunissen zich kennen als een eigentijds auteur, die met veel flair dromen creëert om ze meteen weer tot (klein)menselijke proporties terug te voeren. De personages in 'De onzichtbare' zochten de idylle in een nieuwbouwwijk en kwamen er in de eerste plaats zichzelf tegen. Vorig jaar was er dan Theunissens eerste dichtbundel, 'Thuisverlangen', waarin hij net als in zijn roman vrolijk de scheiding tussen genres negeerde.
Met 'Het einde' schreef hij een ambitieus tweede boek. Een roman wil hij de bundeling van drie novellen en een bijna essayistisch slothoofdstuk niet noemen. Daarvoor waaieren de vertellingen te ver uit elkaar. Toch vormt dit verhalenfresco een intrigerende eenheid, al is die niet altijd makkelijk te vatten. Soms lijkt alles in een alinea op een rijtje te vallen, maar even later zwermt het weer de tegengestelde richting uit.
Global warming
Jeroen Theunissen hanteert een prikkelende stijl, die eerder dan de plot de motor van de tekst vormt. 'De taal op zich is ook een doel', zegt Theunissen. 'Elk woord en elke zin moeten het boek uitademen. De drie verhalen zijn stilistisch heel verschillend. Dat ging automatisch omdat elk verhaal een andere stijl nodig had. Voor mij groeit het verhaal uit de stijl; de stijl draagt het verhaal. Schrijven is kunst met taal - en dus is die taal ontzettend belangrijk.'
De drie novellen in 'Het einde' zijn eenvoudig van opzet. In het eerste wordt een schilder verlaten door zijn vrouw. Het tweede gebruikt de figuur van een kraker die de catastrofe ziet aankomen, om meer essayistische bespiegelingen uit te dragen. En in het derde deeltje trekt de naïeve Marc Steen naar Ecuador om er als vrijwilliger wat aan de global warming te doen.
Jeroen Theunissen: 'Het hoeven voor mij geen immense, complexe, exotische verhalen te zijn. In 'De onzichtbare' was dat ook zo, daar gaf ik op de eerste bladzijde het verhaal al weg om het verder met de stijl te doen. Toch schrijf ik niet zomaar een verhaaltje omdat het amusant moet zijn. Ik sta als schrijver in een bepaalde werkelijkheid. Ik wil verhalen vertellen over die werkelijkheid, in de taal van die werkelijkheid. Ik zie niet hoe ik het anders zou moeten doen. Ik gebruik de teksten als een manier om te bepalen waar ik mezelf situeer in de huidige wereld en ik hoop dat dat voor de lezer vergelijkbaar is.'
Om die positie te bepalen, grasduint Theunissen vrijelijk door de overvloed aan teksten en ideeën die hij tijdens het schrijven tegenkwam. Theunissen: 'Ik sta in interactie met alles wat ik lees en observeer. En dan gaat het zowel om teksten, als om popsongs, de krant of de actualiteit. Alles van tarothandboeken tot reclameboodschappen of hoogstaande literatuur kan ik gebruiken. Ik wil in gesprek gaan met de filosofen die ik lees. Zij hebben al nagedacht over de dingen die ik wil schrijven. Ik heb ook behoorlijk wat gegoogled voor dit boek. Internet is een fantastische uitvinding voor een auteur, al was het maar omdat je er zoveel bijna exhibitionistische nonsens vindt.'
Joyous symptoms
De personages in Theunissens verhalen zijn leeftijdsgenoten van hemzelf, mannen van eind twintig, begin dertig. En allemaal zijn ze op zoek naar een manier om zich staande te houden wanneer het einde - van een relatie, van de wereld, van een ideaal - zich aandient. Theunissen: 'Ik stel me de vraag hoe je nog aan een soort van zingeving kan doen als je je jeugdige of naïeve idealisme hebt verloren. Je bent eind 20 en beseft dat de zaken niet eenduidig zijn. Je zal nooit het grote gelijk halen, maar je bent ook nog geen cynische oude zak. Ergens tussen die twee zoek ik een manier om de influx van informatie een zinnige plaats te geven. Ergens in de massa ruis die ons overspoelt, moet het mogelijk zijn een levenswijze te vinden die niet afgestompt is. Ergens blijf ik geloven in een happy end.'
Behalve jong zijn de vertellers in 'Het einde' ook veelal van een links-alternatieve strekking. Ze kopen spullen in de wereldwinkel en discussiëren over ecologische doemscenario's. Waar er door de verhalen een duidelijk engagement ademt, plaatst Theunissen hier meteen ook vraagtekens bij.
'Ik weet dat dit gelezen kan worden als een bijna andersglobalistisch engagement. Toch probeer ik geen boek te schrijven met een boodschap. En als het er wel een heeft, is het dat je moet nadenken. Dat de dingen niet vanzelfsprekend zijn. Er is geen juiste weg. Je moet de zaken altijd van meerdere kanten bekijken. Als ik kritiek geef op zoiets als 'het kapitalisme', weet ik tegelijk dat ik in dat systeem ben geboren en niet anders kan dan vanuit dat systeem denken. Ik kan me wel verzetten tegen een aantal dingen, maar tegelijk maak ik er ook voor 100 procent deel van uit. Dat zie je duidelijk bij Marc Steen, bijvoorbeeld: hij wil op een andere manier gaan leven, de mensen helpen, vrijwilliger worden. Maar tegelijk wordt hij er mee geconfronteerd dat hij in Ecuador geen enkele trede hoger staat dan de gemiddelde toerist. Eigenlijk is hij iemand die voor zijn eigen gevoel van welbehagen een probleem wil oplossen. Op zich is daar niets mis mee, maar je moet wel beseffen dat het zo is.'
Jeroen Theunissen ziet zijn personages graag, zoveel is duidelijk. Hun dromen slaat hij dan ook niet hardhandig de kop in; veeleer doorkneedt hij het teveel aan idealen met een lik ironie.
'In die zin is het hele boek ergens ook een afrekening met mijn eigen symptomen', zegt hij. 'Ik ken dit soort figuren. Ik ben het eerste verhaal beginnen te schrijven op het moment dat ik zelf een relatie achter de rug had. Ik heb ook mijn fase gehad waarin ik echt door die global warming geobsedeerd was. En ja, net als de man in het verhaal dat in Yang gepubliceerd werd, heb ik ook regelmatig op mijn hoofd gestaan om mijn karma in orde te brengen. Maar ik denk dat we dat allemaal wel hebben: van die rare trekjes, onze joyous symptoms. Ze houden ons menselijk, toch?'
Dr. Theo Hoogbergen
Vier verhalen of episoden, waarvan het laatste - nauwelijks 6 pagina's - met als titel 'Het Einde' ook de titel van de bundel levert. De hoofdpersonen zijn alle verwende vertegenwoordigers van een nihilistische wereld, die weinig anders om handen hebben dan verveling, vrijblijvend filosoferen over de opwarming van de aarde en over nadere catastrofes. Het zijn meestal ook nog onbeheerste gebruikers van veel alcohol, seks en drugs en deze zaken treffen ze overvloedig aan in hun trendy samenleving. Het eerste verhaal laat zeker het talent van een verteller zien, waar de hoofdpersoon, een icoon- en landschapsschilder, een problematische relatie onderhoudt met een lerares die lesgeeft aan anderstaligen. Een wat oppervlakkige bundel, die vrijblijvendheid en chaos representeert. Theunissen (1977) debuteerde met de roman 'De onzichtbare' en publiceerde ook poëzie: 'Thuisverlangen'. Vrij kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.