Het superkinddrankje
Marc de Bel
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Nijgh en Van Ditmar, 2005 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 4928 |
Jos Borré
i /un/09 j
Voor hoeveel Jan Van Loys is er plaats in de Vlaamse literatuur? De eerste debuteerde vorig jaar piepjong (geboren in 1984, zei de achterflap, zonder foto) bij uitgeverij Van Halewyck met Het land der dwazen, een sprookjesachtige roman over een bosje jongeren met allegorische namen die geconfronteerd worden met de eerste levenservaringen en de eerste levensvragen. Een verre remake van De kleine Johannes van Frederik van Eeden. De tweede is twintig jaar ouder, heeft een literaire voorgeschiedenis - hij publiceerde verhalen in Dietsche Warande & Belfort en won met een ervan ook een prijs in Nederland - en een gezicht op de achterflap van zijn debuut Bankvlees. Dat gaat over twee klaplopers die spelevaren aan de oever van het burgerlijke bestaan. Ze hebben een universitair diploma maar sterken elkaar in de overtuiging dat ze principieel afstand moeten nemen van de verwachtingen die dat in hen schept. Tegelijk aarzelen ze ook om toch maar aan land te gaan omdat het leven daar ook niet te versmaden valt. Op een dag pikken ze een stomdronken student uit de goot op die hen zo dankbaar is dat hij hen uitnodigt om een tijd met hem en drie leuke meiden in de poepchique villa van zijn ouders in Brasschaat te komen logeren. Niet kwaad.
Bankvlees is wat de slager als afsnijdsels verzamelt. Vliesjes, vleesrandjes, peesknobbeltjes. Het is het goedkoopste wat Celis zich aan vlees wil veroorloven om in een pastasaus te verwerken, omdat hij met de rest van zijn uitkering geregeld naar de hoeren wil gaan. Bankvlees is ook wat ze zichzelf noemen, afsnijdsels van de maatschappij. Hoewel de vertellende 'ik' "soms toch graag een biefstuk" zou zijn, zegt hij. Afwisseling is er genoeg in hun leven. Ontevreden over de soepbedeling voor daklozen organiseren ze met de hulp van de stad een veel feestelijker gelegenheid, waar ook wijn geschonken wordt. Daar raken de daklozen zo van in vervoering dat ze het opgetutte hulpje van de twee organisatoren verkrachten. Opgejaagd uit de chique villa moeten ze, de 'ik' zelfs in zwembroek, zonder op te vallen hun huurkamertje in de stad weten te bereiken. In een ander hoofdstuk zit de verteller op de "neurotengang" van een psychiatrische instelling, waar de behandelende psychiater niet meer dan een oppervlakkige puberale rebel in hem ziet. Het is allemaal niet zo erg als het lijkt. Veel meer vrijbuiters dan slachtoffers zijn ze; ze zitten niet gevangen in hun levensloop, ze maken een vrije keuze. Daar past de lichte, soms hilarische, soms ironische verteltoon van de schelmenroman bij. Die wordt wel een stuk serieuzer en grimmiger als tegen het einde van het verhaal de tweespalt de verstandhouding vergiftigt. De verteller heeft dan toch voor een vaste baan gekozen en voor een vaste vriendin, in wie hij zelfs de moeder van zijn kinderen ziet. Maar de compromisloze Celis ziet in hem een verrader en probeert zijn evenwichtige leven uit balans te brengen. En de twijfel? Die heeft de 'ik' gewoon mee aan land genomen.
Bankvlees geeft uiting aan een hedendaags levensgevoel van starters, dat bijvoorbeeld ook aan bod kwam in de debuten van Yves Petry (Het jaar van de man, 1999) en Christophe Vekeman (Alle mussen zullen sterven, 1999), en waarvan de bron te traceren is tot bij Herman Brusselmans. De gruwel van het voorspelbare leven, het vooraf uitgestippelde bestaan, waarin de opeenvolgende compartimenten volgens de verwachtingen netjes ingekleurd moeten worden. En misschien nog het ergst van allemaal: dat de ideologie achter dit bestaan, een onveranderlijke, door het materialisme gedirigeerde tunnelredenering, nooit ter discussie wordt gesteld. Dertig jaar geleden zou deze rebellie politiek vertaald zijn, nu schurkt ze zich aan morele onverschilligheid en waarderelativisme. Het levert leuke, maar lichte literatuur op.
Marc Holthof
2/ei/22 m
(tijd) - 'Bankvlees. Vliesjes en vetrandjes en peesknobbeltjes en het is niet zeker welke afsnijdsels nog meer. Hier en daar, per ongeluk, een tikkeltje zuiver vlees.' De hoofdpersonages uit het debuut van de Vlaming Jan van Loy (1964) leven in armoede en stellen zich daarom tevreden met wat afval uit de slagerij. Toch is 'Bankvlees' geen klassieke sociale roman: zowel het naamloze hoofdpersonage als zijn kompaan Celis koos zelf voor een armtierig bestaan.
Vrijbuiters
'Jij bent bankvlees. Wij zijn afsnijdsels. Afgesneden van de maatschappij.' Het is een schijnbaar pathetische uitspraak van Celis, een charlatan die tot voor kort nog met succes op de beurs zat te speculeren. De anonieme ikverteller heeft daar een ander idee over: 'Soms zou ik toch graag een biefstuk zijn'. Het tweede hoofdstuk is op dat moment nog maar pas begonnen, maar het meningsverschil verraadt al dat de beide heren, die zich aanvankelijk als 'apart opgevoede tweelingbroers' voelen, toch niet zo volmaakt gelijkgezind zijn.
De late twintigers leren elkaar kennen op het moment dat ze beiden hebben besloten zo radicaal mogelijk uit de ratrace van het saaie burgerlijke bestaan te stappen: gedaan met het kruiperige slavenleventje, weg met het pak en de das, genoeg konten gelikt. Maar zo zeker als Celis is van zijn stuk, zo veel twijfels heeft het hoofdpersonage bij het extreme avontuur waarin hij zonder al te veel nadenken is gestapt. De twee gezworen vrienden gaan dan ook een onvermijdelijke scheiding tegemoet, maar voor het zover is, duikelen ze samen van de ene hilarische belevenis in de andere.
Als vrijbuiters leiden ze intussen een armtierig bestaan. Honger ligt voortdurend op de loer en op veel medeleven van de buitenwereld kunnen ze niet rekenen. Wie zich verwacht aan een boek waarin de schrijnende sociale ongelijkheid aan de kaak wordt gesteld, is bij van Loy aan het verkeerde adres. Humor is een zeer belangrijk ingrediënt van dit episodisch opgevatte boek, en in elk hoofdstuk introduceert de auteur een of ander kleurrijk en vaak knettergek nevenpersonage. In 'Carpaccio' leren Celis en zijn makker Lutje kennen, een mysterieuze nymfomane met talent voor zakkenrollen en een bijzondere interesse voor scatologische spelletjes. In 'Filet' logeren ze bij Koenraad, een brave rijkeluiszoon die hun hulp inroept om illegaal aan een diploma te geraken en om zijn eigen ouders te bestelen. In 'Hondenbrood' ontvoeren ze de trouwe viervoeter van de maatschappelijk werkster Linda, en 'Roast' leidt hen ten slotte tot bij Gosse, een inventieve inbreker met een voorliefde voor de taal zoals ze honderd jaar geleden werd gesproken.
Hombres complicados
'Bankvlees' is een moderne schelmenroman waarin plot, vertelvaart en humor belangrijker zijn dan metafysische bespiegelingen. Het boek baadt in een sfeer die doet denken aan films als 'Trainspotting' en 'Hombres Complicados' en had van Herman Brusselmans kunnen zijn, als die met wat meer aandacht Arnon Grunberg had gelezen. Wervelend raast het verhaal voorbij zonder een seconde te vervelen, het bulkt van de vinnige en spitse dialogen en bevat genoeg verrassende wendingen om van een geslaagd debuut te kunnen spreken. Daar staat tegenover dat die flikkerende verpakking nogal weinig inhoud bevat. Van Loy heeft duidelijk een afkeer van literaire navelstaarderij en beperkt zich daarom qua thematiek tot redelijk primaire preoccupaties. De zoektocht naar vrouwen, geld en vlees, daar gaat dit boek zo'n beetje over. Op het einde kiest het hoofdpersonage opnieuw voor de zekerheid van een huisje, een tuintje en een boompje en dat lijkt een ambivalente kijk van van Loy op zijn thema uit te drukken. Toch onthoud je als lezer van deze roman alleen dat 'Bankvlees' een lange ode aan het nachtleven, de drank en de landloperij is. Dubbele bodems of subtiele allusies zul je hier niet aantreffen, maar weinigen zullen zich dat tijdens hun lectuur beklagen.
Meer dan een miljoen mensen hebben ooit een tekst van Jan van Loy gelezen. Als computerdeskundige onderhield hij de website windowstrouble.com, een 800 pagina's lang succesverhaal. Wie de url vandaag intikt, merkt dat de website te koop staat. Van Loy heeft er dus voor gekozen net als zijn personages een stap in het ongewisse te doen. De kans dat 'Bankvlees' een miljoen lezers bereikt of een plaats op de literaire canon inneemt is gering, maar het boek telt wel 238 pagina's vermakelijke lectuur. Ergens halverwege heeft van Loy een zin geschreven die de mentale conditie van zijn verteller perfect weergeeft en die een dreigende kracht genereert die als een donderwolk boven de rest van het boek blijft hangen: 'In mijn kop zit een soort van elektriciteit, die mij zal beletten ooit nog te slapen, tenzij ik mijn spieren span en iedereen vermoord, iedereen.'
Peter Haex
i /un/19 j
Jan Van Loy schrijft Vlaamse versie van 'Trainspotting'
ANTWERPEN -
De openingszinnen van 'Bankvlees' zijn memorabel: "De wereld valt niet te veranderen, maar toch proberen we het nog een keertje. Dit keer met soep", legt Jan Van Loy zijn naamloos gebleven hoofdpersonage in de mond. Volgt een scène waarin Celis en de naamloze held soep bedelen aan daklozen. De sfeer is er een van cynische opgewektheid, van vrolijk nihilisme. Je leest een aanklacht tegen een maatschappij waarin ook daklozen 'cliënten' zijn geworden van humanitaire organisaties.
Jan Van Loy kent die wereld van niet-aflatende armoede zeer goed. "Enkele jaren geleden koos ik zelf voor de armoede", verduidelijkt de schrijver. "Ik heb toen gekozen voor een bestaan waarin ik zelf mijn prioriteiten bepaalde. Mijn voornaamste bekommernis was schrijven."
Angstig
"Maar na een aantal jaren begin je angstig te worden. Je bent bang dat het niets wordt met je schrijversloopbaan. En dan probeer je je hopeloos te integreren in de maatschappij. Uiteindelijk heb ik zelfs gespeculeerd op de beurs. In de eerste weken was ik wel succesvol, maar daarna leek mijn geluk te keren. Op den duur was ik dag en nacht angstig bezig met het bekijken van de koersen."
Ondertussen lijkt het met die schrijversloopbaan wel te vlotten. Zijn eerste roman 'De hel van Jan Fester' werd bekroond met de Lenteprijs 2001, en nu is er 'Bankvlees'. Met 'bankvlees' bedoelen geletterde slagers vliesjes, vetrandjes, peesknobbeltjes. Kortom: het slechtste vlees dat je kan kopen. Meteen ook een krachtige metafoor voor twee jongens die zichzelf beschouwen als het slechtste vlees.
"Mijn roman vertelt het verhaal van twee jongeren die volwassen zijn geworden in de jaren tachtig. De depressie was op haar hoogtepunt, veel mensen stapten uit de maatschappij zonder een alternatief te hebben. Bovendien moesten mensen die opgroeiden in de jaren tachtig zich meten met de babyboomers, de succesvolle generatie na de Tweede Wereldoorlog. Kijk je naar de generatie die na de tachtigers komt, dan zie je dat die mensen weer beter in hun vel zitten."
Atypisch
'Bankvlees' is een atypische Vlaamse roman. Het taalgebruik is recht voor de raap, de dialogen zijn spits en lijken zo uit de betere film noir geplukt. Veel tijd voor metafysische bespiegelingen maakt de schrijver niet, ook al mag hij zich licentiaat in de filosofie noemen.
"Dit boek heeft duidelijk een andere toon dan, pakweg, 'De komst van Joachim Stiller'", lacht Jan. "De eerste regel die elke schrijver moet respecteren, is dat hij dingen moet schrijven die hij zelf graag zou lezen. En ik koos voor een relatief simpele aanpak. Bijna alle zinnen staan in de tegenwoordige tijd om directheid te genereren. Bovendien hebben mijn personages geen tijd om zich te bezinnen over de situaties waarin ze zich bevinden. Ze doen maar. Het zijn geen lieverdjes, maar je krijgt toch een gevoel van medeleven met hen."
De sterkte van 'Bankvlees' is het gevoel van waarachtigheid dat rond de personages hangt. "Ik heb mijn burgerdienst in een psychiatrisch ziekenhuis gedaan. Daar leer je dat soort leven kennen. Toen ik in eerste licentie rechten zat, kende ik mensen die zich verheugden op hun eerste BMW en hun eerste baantje. Laten we zeggen dat ik verschillende werelden goed ken."
Frank Hellemans
2/ei/26 m
Het systeem gebruiken tegen het systeem. Dat is de wapenspreuk van 'twee redelijk gezonde' werklozen in
Bankvlees, het debuut van Jan van Loy (°1964). Bankvlees is de verzamelnaam voor het vleesafval dat bij het versnijden overblijft. En zo is het dat de twee hoofdrolspelers zich voelen: afgesneden van de samenleving die zichzelf toch maar verliest in pseudo-activiteiten.
Vandaar dat ze kiezen voor een guerrilla tegen het systeem: ze weigeren te werken en proberen ondertussen het geld te halen waar het zit. Ze nestelen zich in de welzijnssector. Wanneer een sociaal assistente hen dwingt om te gaan poetsen, verzinnen ze onder het motto 'vrijheid aan de dweilers' een list waardoor ze uiteindelijk worden vrijgesteld. Ze bepleiten bij de stedelijke overheid een project voor daklozen en organiseren met het subsidiegeld een barbecue die echter danig ontspoort en zich tegen hen keert. Ze werken samen met een zakkenrolster die hen uiteindelijk op een erg scabreuze manier ook rolt.
Om maar te zeggen dat Van Loy geen moralist is die aan de lezer een simpele boodschap wil verkondigen. Hij hanteert integendeel een sarcastische toon die met schrijnende humor en soepele dialogen op menige maatschappelijke wonde de vinger legt. Kortom, dit is de (veel) betere Herman Brusselmans.
Van Loy laat zich namelijk niet oeverloos op sleeptouw nemen door het eigen metier, maar weet zijn vertellingen knap te doseren en met een verrassende pointe af te ronden. Van Loy is dan ook geen veelschrijver. Hij won ooit met enkele kortverhalen een literaire wedstrijd en publiceerde wat op het internet. Hij is geduldig blijven voort schrijven tot hij er nu dus met een puntgaaf boek meteen staat.
Van Loy's personages hebben iets met vlees. Ze dromen er weleens van om een biefstuk te zijn in plaats van afgedankt bankvlees. En soms mogen ze proeven van de fijnere vleeswaren en van andere luxe wanneer ze weer eens een gelukte schelmenstreek hebben uitgehaald. Maar even dikwijls krijgen ze het deksel op de neus en moeten ze het stellen met wat restjes.
Van Loy geeft de acht staties van zijn verhaal telkens een titel mee uit de vleessector: van 'gehakt' in het begin tot 'roast' op het einde. In de finale staat er een lamsgebraad in de oven te sudderen. Het hoofdpersonage heeft inmiddels zijn bekomst van het programmatische nietsdoen en heeft zich van de weeromstuit ontpopt tot een succesvolle bankbediende. Wanneer zijn compagnon hem tracht te chanteren, wordt het even moeilijk. Een rechtstreekse confrontatie tussen hemzelf en de helemaal aan lagerwal geraakte afperser eindigt op een filosofische pointe: 'Niemand zal ooit aan mij kunnen zien dat ik het niet weet.' Hij mag zich dan wel voortaan als een geslaagd burger voordoen, maar hij beseft dat hij eigenlijk geen haar is veranderd. Hij wil alleen niet meer lijden aan het leven, zoals zijn spitsbroeder deed, ondanks al diens ronkende praatjes en anarchistisch geposeer.
Van Loy mag niet worden verward met zijn twintig jaar jongere homoniem. Er loopt namelijk nog een andere debutant rond met identiek dezelfde naam die verleden jaar een boekje vol sprookjes pleegde.
Het land der dwazen (2003) van deze Jan van Loy (°1984), de benjamin van de Vlaamse letteren, was een nogal vrijblijvende stijloefening in het magisch-realistische genre, met de nadruk op magisch.
De Van Loy van Bankvlees zit duidelijk beter in zijn literaire vel en draait met zijn verhalen ook niet om de pot. Bij hem dus geen vuurwerk van woorden, bij gebrek aan beter, zoals in de boeken van die andere zogenaamde sprookjesvertellers. Van Loy weet waar de klepel hangt. Als hij twee nietsnutten aan het woord laat die de boel willen belazeren, gebeurt dat niet zomaar. De ene oplichter licht zichzelf beentje en eindigt in de goot terwijl de andere een zekere verlichting vindt. Nee, hij ziet niet het licht, maar beseft dat het zonder kameleonstreken nu eenmaal moeilijk leven is. Van ontnuchtering gesproken.
31/12/2004
Jan van Loy vertelt het verhaal van twee onvolwassen mannen van 28 die, ondanks hun hoge opleiding, de maatschappij de rug willen toekeren. Ze steken hun diploma's symbolisch in brand en besluiten vanaf nu niets meer te doen: niet werken, geen zekerheden, gewoon niets. Al snel blijkt dat hun plan toch niet zo simpel is als ze het zich hadden voorgesteld. In het begin hebben ze vooral last van hun maatschappelijk werkster, Kristien, die eist dat ze werk zoeken. Wanneer ze weigeren, geeft ze hen uiteindelijk op voor een poetsploeg. Maar de mannen komen in opstand en ontvoeren het hondje van Kristien. Al gauw krijgen ze spijt -- een hond moet uitgelaten worden -- en ze brengen Pepsi terug. Aan geld raken, is hoe dan ook een lastig karwei als je geen werk hebt. En zeker als je zoals elk jaar met vakantie wil. Dus maken de mannen een afspraak met Lutje, een dievegge die hen snel aan geld zal helpen door op marktdag portefeuilles te stelen. Ze spreken af de winst te delen, maar Lutje wordt gearresteerd en de twee heren vertrekken alleen op vakantie. Na de toestanden met Lutje, heeft Celis -- een van beiden -- weer een andere manier bedacht om aan geld te raken: hij heeft zich een vriendinnetje aangeschaft dat hij verhuurt aan andere mannen. Het pooierschap is echter geen lang leven beschoren, want het vriendinnetje vindt een nieuw vriendje. Dan maar een rijke student uitmelken; ook dit avontuur loopt fout af. De naamloze hoofdfiguur belandt vervolgens in een psychiatrische inrichting -- het hoe en waarom kom je niet te weten, maar blijkbaar is het gewoon een manier om goed te kunnen eten -- en wanneer hij daaruit geraakt, gaan beide heren weer op avontuur. Door een speling van het lot raken ze elkaar op een gegeven moment echter kwijt. Celis wordt dood gewaand door de hoofdfiguur, die uiteindelijk de draad van zijn burgerlijk bestaan weer opneemt: hij vindt een goede job en een leuke vriendin. Een confrontatie met zijn vroegere buddy blijft echter niet uit...
De titel Bankvlees wijst op het afvalvlees dat de mannen eten om toch wat binnen te krijgen wanneer de geldnood het hoogst is. Bij elk avontuur dat de personages meemaken, hoort trouwens steeds een titel die verwijst naar een soort vlees: 'hondenbrood' voor het ontvoeren van de hond van Kristien, 'Strasbourg' voor de psychiatrie en 'Roast' aan het einde, wanneer de hoofdpersoon terug in het gewone leven is gestapt.
Deze debuutroman is in het begin best een harde dobber voor iemand die gewoon werkt voor de kost en dit ook als zijn/haar plicht beschouwt. De inhoud is best shockerend en je moet daarom echt wel een knopje omschakelen om de ironie van het verhaal te zien. De roman kan nog het best omschreven worden als het relaas van een (nihilistisch) leven op de kap van de maatschappij, iets wat sowieso fout zal aflopen. Een sterke roman. [Katrien Cooreman]
Jos Radstake
Twee mannen van achtentwintig jaar kiezen in deze debuutroman van Jan van Loy (1964) voor de zelfkant van de maatschappij. Het zijn halve zwervers, deze wel heel moderne titaantjes, die wetten en regels overtredend aan geld proberen te komen. Als zij maar niet hoeven te werken! Zich teweer stellend tegen het establishment trekken zij, anekdotische sporen achterlatend, hun baan. "Loopbaanonderbreking", zo zal de uiteindelijk toch nog gearriveerde held (en ik-figuur) deze tijd van vrijheid en misleiding noemen. Ieder hoofdstuk heeft de titel van een vleesgerecht ('Bankvlees' -in de titel en het titelverhaal- betekent overigens afsnijdselvlees: 'Wij zijn afsnijdsels. Afgesneden van de maatschappij.'(p.31)).Deze anekdotische, maar krachtige verhalen zijn uiterst direct. De veelheid aan snelle dialogen doet het boek vlot lezen. De omslag in het slothoofdstuk (of toch slotverhaal ?) naar gearriveerdheid is echter te plotseling. Paperback, normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.