Van Nicolaas van Myra tot Sinterklaas : de kracht van een verhaal
Rita Ghesquière
Rita Ghesquière (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Acco, 2005 |
VERDIEPING 3 : DUIZENDZINNEN : OVER LITERATUUR-SCHRIJVERS : 824 GHES |
31/12/2006
Culturele geletterdheid is in de postmoderne wereld een beladen concept. Welke teksten zijn het nog waard om gelezen en onderwezen te worden? In het taalonderwijs ligt de nadruk steeds prominenter op het ontwikkelen van vaardigheden, waaronder ook de kennis van de nieuwe digitale cultuur, en steeds minder op de literaire canon. Men stelt een verschuiving vast van de enkelvoudige, traditionele geletterdheid (kennis van de klassieke teksten) naar meervoudige geletterdheden, zoals multimediale en multiculturele geletterdheid.
Dat de traditionele geletterdheid evenwel ook aan het begin van het derde millennium weinig aan waarde heeft ingeboet, bewijst het nieuwe handboek Literaire verbeelding: een geschiedenis van de Europese literatuur en cultuur tot 1750 van de Leuvense hoogleraar Rita Ghesquière. De oudere Europese literatuur is immers meer dan een oubollige, amorfe massa van teksten en tekstsoorten. Literatuur is de bevoorrechte plaats van de verbeelding, waar men verhalenderwijs kan nadenken en mijmeren over de grote levensvragen. Literatuur als rationaliserende en troostende factor. Of zoals Ghesquière het in de inleiding schrijft: "Taal en verhaal verwijzen dus naar onze diepste wortels, ze zijn verbonden met onze eigenste geschiedenis."
Het handboek brengt een analyse in zes hoofdstukken van de literaire ontwikkeling vanaf de Grieks-Romeinse oudheid tot in de 18e eeuw. Daartussen komen de middeleeuwen, het trecento-quattrocento, de renaissance en de barok aan bod. Elk van die hoofdstukken is volgens hetzelfde stramien opgebouwd. Eerst wordt de sociopolitieke context van het tijdsblok geschetst. Hoe zag de samenleving eruit, hoe dacht men na over de grote levensvragen? Van aangrenzende systemen zoals de filosofie, de religie en de beeldende kunsten worden een aantal krijtlijnen uitgetekend, om zo beter de culturele eigenheid en de veranderingsprocessen van een periode te begrijpen. Tegen die achtergrond worden dan de grote auteurs en teksten geplaatst.
In elk hoofdstuk gaat de auteur na waar het culturele en literaire centrum lag en waarom het zwaartepunt zich doorheen de eeuwen verplaatst heeft. Er wordt vooral aandacht besteed aan die cultuur waar een bepaalde stroming een hoogtepunt bereikte, zoals Italië voor het trecento en de renaissance en Spanje voor de barok. Het is een aanpak die best te verdedigen valt: door een systematische aandacht voor bredere ontwikkelingslijnen in de West-Europese literatuur en een goede selectie uit de richtinggevende schrijvers en teksten, wordt de nationalistische begrenzing van menig literatuurhandboek doorbroken.
Het was de bedoeling van de auteur om naast de aandacht voor het centrum ook oog te hebben voor de invloed ervan op de andere nationale literaturen en de eigenheid van die andere literatuurgebieden kort te bespreken. Die opzet is niet altijd even geslaagd, vooral wat de literatuur in de Nederlanden betreft. In de barok kan men uiteraard niet om Hooft, Bredero en Vondel heen. In de hoofdstukken over de middeleeuwen en de renaissance echter wordt de Nederlandse literatuur, op uitzondering van een beknopte beschouwing over het mystieke werk van Ruusbroec en Hadewych, vrij karig bedeeld. Een figuur als Jacob van Maerlant en het dierenepos Van den vos Reynaerde worden slechts zijdelings aangehaald.
Ook de rederijkersbeweging krijgt maar weinig aandacht. Hoewel het literaire leven in de volkstaal gedurende de 15e en 16e eeuw in de Nederlanden overheerst werd door de rederijkerskamers, wijdt Ghesquière slechts een achttal regels aan deze literaire genootschappen. Enkel Elckerlyc, een spel van sinne dat in Europa veel navolging heeft gekend, wordt kort besproken. Recent onderzoek wijst nochtans op het grote socio-culturele belang van de rederijkerskamers, die geregeld op het voorplan traden met indrukwekkende dramatische opvoeringen. Het Antwerpse landjuweel van 1561 bv., een combinatie van dramatiek en stedelijke feestcultuur die de Scheldemetropool een maand lang deed bruisen, is op Europees niveau uniek. Aandacht voor de Brabantse landjuwelen, waarvan de grandeur generaties lang tot de verbeelding bleef spreken, zou in een literatuurgeschiedenis met als titel Literaire verbeelding, zeker niet misstaan.
Dit alles neemt niet weg dat Rita Ghesquière een bijzonder degelijke inleiding heeft geschreven tot de Europese literatuur tot 1750, met ruime aandacht voor de culturele en maatschappelijke context. Het theoretische kader van dit overzicht wordt gevormd door de receptiegeschiedenis (steunend op de wisselende smaakoordelen van de vele generaties lezers) en de polysysteemtheorie. Deze theorie beschouwt de literatuur als een complexe verzameling hiërarchisch geordende teksten. De hoogst gewaardeerde teksten vormen de canon en fungeren als referentiekader voor andere teksten, de minder gewaardeerde teksten bevinden zich in de periferie. De receptiegeschiedenis en systeemtheorie verklaren samen waarom de canon als literair systeem niet voorgoed vastligt. Canonisering en marginalisering vormen zo een van de rode draden in Ghesquières verhaal.
Bij de selectie van de teksten koos de auteur voor personages die bijgedragen hebben tot wat Harold Bloom in zijn Shakespearestudie "the invention of the human" noemde. Personages die met andere woorden bepalend zijn geweest voor de westerse beeldvorming. Voor de klassieke oudheid is de Homerische Odysseus zo'n figuur. Odysseus kan beschouwd worden als het prototype van de westerse mens, die op zijn levensweg keuzes dient te maken. Door zijn intelligentie is hij aan de goden gelijk. Als zwerver moet hij lijden en zichzelf verliezen om ten slotte zijn eigen identiteit te (her)scheppen. Odysseus gedraagt zich als een moderne, individualistische mens, met een eigen project. Het werk van Homerus wordt in Literaire verbeelding heel uitvoerig behandeld, met aandacht voor de navolging van de Troje-thematiek in de latere eeuwen. Zelfs het recente succes van de film 'Troy' van Wolfgang Petersen blijft niet onvermeld.
Andere literaire personages die bijgedragen hebben tot het hedendaags mensbeeld zijn Parzival, Dante en Hamlet. Het verhaal van Parzival en de graal werd door psychologen als Jung gelezen als een sleuteltekst die het ontwikkelingsproces van de mens kernachtig samenvat. Het graalmotief blijft ook vandaag bijzonder populair, zoals blijkt in Dan Browns De Da Vinci code. Ook in de uitvoerige analyses van het werk van Dante en Shakespeare wordt de link naar de moderne mens gelegd. In La divina comedia ordent Dante zijn eigen wereldbeeld en kondigt zo een nieuwe tijd aan waarin de mens meer centraal komt te staan. Shakespeares twijfelende Hamlet is dan weer een icoon van het barokke mens- en wereldbeeld, die tevergeefs houvast zoekt in de chaotische wereld.
Literaire verbeelding biedt een mooie selectie aan tekstfragmenten. Voor het merendeel zijn die opgenomen in de oorspronkelijke taal. Soms gaan ze vergezeld van een Nederlandse vertaling, maar dit gebeurt niet altijd even consequent. Begrijpelijke liedstrofen van Hadewych worden bv. wel vertaald, de verzen van John Donne en het proza van J.B. Bossuet niet. De vertalingen zijn doorgaans wel van hoge kwaliteit, zoals de krachtige vertaling van Hamlets soliloquy 'To be or not to be' door Willy Courteaux. Opvallend is de anonieme laat-17e-eeuwse vertaling van een fragment uit Corneilles Le Cid.
Ghesquière zet ook een aantal vertekende beelden recht. Zo gaat ze terecht niet mee in het verhaal dat de prominente laat-middeleeuwse figuren als Petrarca, Boccaccio, Chaucer en Villon als vernieuwende, seculiere dichters het religieuze middeleeuwse denken van zich afgeschud hebben. "Het geloof blijft voor elk van deze dichters een navelstreng die ze niet willen of kunnen doorknippen", stelt Ghesquière. Het pleit ook voor de auteur dat ze tegenover de traditionele bejubeling van Vondels Lucifer de tegenstem van Peter King laat horen. King is van oordeel dat Lucifer vanuit theologisch oogpunt weinig consistentie vertoont. Hij wijst onder andere op een aantal ongerijmdheden zoals het feit dat de engelen als zuivere geesten toch zintuigelijke ervaringen hebben en zelfs verliefd worden.
Met Literaire verbeelding is er nu een bijzonder fraai handboek op de markt, waarmee zowel de literatuurstudent als de geïnteresseerde leek aan de slag kan. De taal is helder en toegankelijk, de vormgeving sober en modern, met overzichtelijke schema's en kaarten. Elk hoofdstuk opent met een tijdsbalk waarop auteursnamen en belangrijke maatschappelijke gebeurtenissen vermeld staan. Aan het eind van elk hoofdstuk volgen een handzame bibliografie en een groot aantal eindnoten. Er is ook een namenregister opgenomen en een voorlopig besluit. Voorlopig, want het verhaal is nog niet af. De Franse Revolutie zou eind 18e eeuw niet alleen voor een politieke, maar ook voor een literaire omwenteling zorgen. Stof genoeg dus voor een vervolg.
Elk literatuuroverzicht confronteert de lezer met terugkerende motieven over de liefde, het lijden en de kwetsbaarheid van het menselijk bestaan. Tegelijk dwingen de besproken teksten de lezer te reflecteren en aan de hand van de inzichten van de grote auteurs zelf op zoek te gaan. Te leren, te lezen en te herlezen. Ik herhaal tot slot graag het citaat dat Ghesquière aan de 12e-eeuwse platonist Bernard van Chartres ontleent: "Wij zijn als dwergen, zittend op de schouders van reuzen, zodat wij meer en verder zien dan zij, niet zozeer door de scherpte van onze eigen blik of door de lengte van ons lichaam, maar omdat wij in de hoogte getild en verheven worden door de grootheid van de reuzen." [Ruud Ryckaert]
Nel van der Heijden-Rogier
De geschiedenis van de Europese cultuur en literatuur tot 1750 worden in dit overzicht verdeeld in zes blokken waarin telkens een belangrijke cultuurperiode behandeld wordt. Namelijk: Het Grieks-Latijnse erfgoed; De Middeleeuwen; De late Middeleeuwen: trecento en quattrocento; Renaissance en humanisme; Barok, maniërisme en classicisme; Achttiende eeuw. Elk blok kent dezelfde indeling. In een inleiding worden de politieke en sociale context beschreven, dan het mensbeeld in de betreffende periode en dan de literatuur en cultuur. Volgen de voornaamste genres en auteurs. De ene keer staat dus Italië voorop, een andere keer Frankrijk of Engeland. Goed inleidend overzicht voor ieder die geïnteresseerd is in de Europese cultuur en literatuur; met namen- en zakenregister. Een vervolg over de periode na 1750 is overigens niet voorzien.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.