Pieter Daens, of Hoe in de negentiende eeuw de arbeiders van Aalst vochten tegen armoede en onrecht
Louis Paul Boon
Louis Paul Boon (Auteur), Kris Humbeeck (Redacteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Arbeiderspers, cop. 2005 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : BOON |
Guido Lauwaert
ru/eb/01 f
Louis Paul Boon (1912-1979) schreef meer dan zijn pen kon verdragen. Naast magistrale werken als De bende van Jan de Lichte , De Kapellekensbaan , Menuet , Mijn kleine oorlog , schreef hij pulpromans, zoals De liefde voor Annie Mols , Het nieuwe onkruid en Als het onkruid bloeit . Ze staan bekend als 'de onkruidromans' en werden onder die naam gebundeld als Deel 14 van het Verzameld Werk . De mix van stationsliteratuur en seksromans schreef Boon om den brode. Eind van de jaren veertig verlangde Boon naar een huisje op de hei en met literatuur aan de lopende band hoopte hij zijn droom te realiseren. Om die productie te halen greep hij naar zijn enige en ware emotie, de passie voor tienermeisjes - al wilde hij dat aanvankelijk niet toegeven en verborg hij zijn begerigheid achter de uitspraak 'al wat dit achterlijke volk zo geren leest'.
In De liefde voor Annie Mols (1959-1960) focust Boon op de eerste generatie van na de Tweede Wereldoorlog in de ban van de Amerikaanse cultuur, binnen de magische driehoek Elvis, cola en de jukebox. Gepresenteerd als zijn eerste pulproman, is Annie Mols eigenlijk zijn tweede. Van 31 oktober 1954 tot 12 januari 1955 verschenen in de Gentse socialistische krant Vooruit 69 afleveringen van het semipornografische soapverhaal Als vrouwen beminnen , onder de schuilnaam Bertha Peelman-Loth. Het is niet opgenomen in het Verzameld Werk en dat is vreemd. In het nawoord van Deel 14, verzorgd door specialisten van de universiteiten van Antwerpen en Gent, komt het wel ter sprake. En laat nu net de uitgever van het Verzameld Werk deze eerste pulpworp uitgeven ter gelegenheid van de jaarwisseling 2005-2006 'in een oplage van 1500 exemplaren exclusief voor vrienden en relaties van Uitgeverij De Arbeiderspers'. Een ding is dus zeker: Het Verzameld Werk is incompleet.
De tweede en derde pulproman Het nieuwe onkruid en Als het onkruid bloeit verschenen in 1964 en 1972. De passie voor tienermeisjes komt in deze pulpromans nog sterker aan bod dan in de eerste. Bekend is dat Boon met groot genoegen dagelijks vanuit Aalst naar Gent spoorde. Niet zozeer voor zijn werk op de krant Vooruit , maar om de nabijheid van de schoolmeisjes in hun uniformen. Met enkelen onder hen heeft hij ongetwijfeld persoonlijk contact gehad en heeft hij afspraakjes gemaakt, maar het bleef bij loeren, luisteren, vuile moppen tappen en charmeren.
In wezen was Boon zijn hele leven lang een eenzame man en begin van de jaren zestig had hij zijn socialistische idealen definitief verloren. Dat bracht hem aan de rand van een existentialistische crisis. In dat licht bekeken moet het contact met pubers als een groeiende afkeer tegen de 'grote, boze wereld' beschouwd worden en de onkruidboeken als een vorm van therapie. Het 'onkruid' in de titel is volgens kenners een ander woord voor 'jeugd', al heb ik daar mijn bedenkingen bij. Dat het een medicijn is waarmee de eigen depressie zo niet verbannen dan wel bestreden wordt, is op zijn minst even aannemelijk. De werkelijke betekenis zal mijn inziens altijd verborgen blijven. Boon mocht dan wel een eeuwige querulant zijn, evenzeer was hij verlekkerd op een mildere vorm van bourgeoisie. Het scheppen van onduidelijkheid over zijn ware bedoelingen is daar een gevolg van.
Ook Willem Elsschot moet tot die conclusie zijn gekomen. De oude vriendschap, die zo innig is geweest tot eind van de jaren veertig, bloeide langzaam maar zeker dood. Boon heeft nog getracht de amicale banden weer aan te halen, maar Elsschot hield de boot af. Een van de redenen is dat Boon veel kritiek had op Elsschots Bormsgedicht uit 1947, maar zelf tegen de verzwakking van zijn oude idealen nauwelijks iets deed en zich literair begon af te rukken met softporno. Waarmee hij niet eens zichzelf bevredigde, want Het nieuwe onkruid beschouwde Boon zelf als een mislukt boek.
Opgang in Het nieuwe onkruid , neergang in Als het onkruid bloeit . Of hoe hoop wanhoop wordt. De reden hiervoor is dat zijn liefde voor de jeugd op beslissende momenten onbeantwoord bleef. Een mooi voorbeeld hiervan is te vinden in het Nawoord. Boon was wanhopig verliefd geworden op een hulpje van zijn vrouw, een oorlogskind, dat hij eerst als zijn dochtertje had beschouwd. Vijftien jaar later zag zij hem op straat niet meer staan. Dit en andere voorvallen maakten dat zijn aanvankelijk dwepen met de nieuwe jeugd omsloeg in teleurstelling. Het treffends verwoordt Boon de omslag zelf in beide boeken. Zegt hij in het begin van Het nieuwe onkruid : 'Ik geloof in niets meer, maar ik heb integendeel heel wat meer, en ontzaglijk meer, liefgekregen', de slotzin van Als het onkruid bloeit luidt als volgt (als antwoord op een uitnodiging om een lang gebundeld murmelgedicht van een jongere boven de doopvont te houden): 'Ik heb niets meer met iets te maken, liet hij antwoorden.' Het sterke in deze zin zit hem in het tweede deel. Hij antwoordt niet persoonlijk, maar laat het door een ander doen. De breuk is daarmee compleet.
Het nawoord is in mijn reflectie op de verschijning een paar maal aan bod gekomen. Flink, maar zonder blink, en past het wel in een Verzameld Werk ? Als onderdeel van een wetenschappelijke reeks rond het werk van Boon, staat het op zijn plaats, maar niet in een uitgave in deze vorm. Een paperbackuitgave verdraagt geen professorenpraat. Vooral niet als de zinnen vaak krom lopen, alinea's druipen van een psychologische benadering - waar niet de logica primeerde maar de natte vinger, en waarin feiten flagrante leugens zijn, wat de geloofwaardigheid van het werkstuk danig ondermijnd. Zo wordt Jos Murez, de opvolger als hoofd van de wekelijkse cultuurrubriek 'Geestesleven ' van Vooruit als een vriend van Boon bestempeld. Niets is minder waar. Boon had een hekel aan Murez en had iemand anders voor ogen om zijn kruk op de krant te bezetten. Murez was allerminst geliefd op de krant, maar door zich meer en meer te bemoeien met de cultuurpagina, wat Boon door een groeiende desinteresse liet gebeuren, wist hij een aanstelling tot chef Kunst te verwerven. Hoe dan ook, de benoeming schokte Boon en voedde diens verbittering. Hugo Claus heeft op zijn manier de manipulaties van Murez verwerkt in zijn 14 scènes (een kruisweg) tellende toneelstuk Het haar van de hond uit 1981. Hoofdpersonen zijn een hoerenwaardin, Mira, en haar souteneur Joris, 'een merkwaardige intellectueel, krantenschrijver [De Leiebode, nvdr], voyeur en parasiet' volgens de werftekst op de achterzijde van de eerste uitgave. Wie zich dus voor een biografie over Boon wil beroepen op feiten en beweringen in het nawoord, is gewaarschuwd.
Tot slot moet mij nog dit van het hart. De voorbije jaren werd het Verzameld Werk van Willem Elsschot in een kritische leeseditie uitgegeven. Mooi gebonden en de volgorde van verschijning van de romans werd ook aangehouden in de uitgave. Niet zo met het Verzameld Werk van Louis Paul Boon. Na Deel 5 verscheen Deel 14. Een verantwoording hiervoor wordt nergens aangegeven. Dat is bijvoorbeeld wel het geval met het Verzameld Werk van Willem Frederik Hermans. Deel 2 volgt ook niet op Deel 1, maar uit een begeleidende folder wordt wel duidelijk dat 'een chronologische volgorde per genre' wordt nagestreefd. Volgens een woordvoerder van de uitgever van Boon verschijnt een deel wanneer het L.P. Boon-documentatiecentrum van de Universiteit Antwerpen klaar is met zijn nawoord. Een rare manier van werken en niet elke lezer kan de uitgever bellen. Dergelijke aanpak zal de verkoop zeker geen goed doen. Of stond de ramsjboekhandel van bij de aanvang van het project de uitgever voor ogen? Want de uitgave was geen must voor De Arbeiderspers, maar kwam er na aanhoudende druk van zowel het documentatiecentrum als de Erven Boon.
31/12/2006
In dit dikbuikige deel 14 van het verzameld werk bundelen de uitgevers drie romans waarin Louis Paul Boon zich buigt over de 'bandeloze' jeugd. De liefde van Annie Mols wordt een 'minor work' genoemd van Boon. Dat is een eufemisme voor een onvervalste pulproman, die ons doet kennismaken met een nogal vergeten aspect van het schrijverschap van de grootmeester: zijn broodschrijverij. Zoals bekend zat de familie Boon wat krap bij kas in de jaren '40 en '50. Jeanneke Boon zat te naaien en Boon "tikte die verhalen direct op de machine" (Jeanneke Boon). Boons echtgenote was ook een literaire (sic!) sparringpartner. Verder liet Boon zich inspireren door de populaire schrijfster Hedwig Courts-Mahler, die hij in De uitleenbibliotheek nog had uitgespuwd. Onnodig te zeggen dat dit maakwerk erg tegenvalt en niet het minimale niveau haalt dat we van Boon gewend zijn. Waarom hij dan toch in het verzameld werk is opgenomen? Omdat Boon in deze roman zich voor het eerst gaat bezighouden met de jongere generatie, op zijn eigen "wetenschappelijke manier". En je vindt er al enkele zwart-romantische elementen (de femme fatale met haar scherpe tandjes bv.) die in de twee volgende romans sterk uitgewerkt worden.
Het nieuwe onkruid begint met een waarschuwing: de schrijver heeft zich in de tekening van de personages "heel wat vrijheden veroorloofd. [...] Het enige ware is, dat de auteur in het ik-personage een heleboel kon afreageren." De roman moet dus niet alleen een studie van de jongerencultuur worden, maar het wordt ook zijn eigenmachtig ingerichte biechtstoel waarin Boon iets persoonlijks kwijt kan. En zo krijgen we weer een roman die drijft op die Boonsiaanse dialectiek die hem zo uniek maakt: van de wereld naar het persoonlijke en weer terug. Als de pendeltrein richting Gent waar het schrijverke in die dagen de jonge Sonja leert kennen, die hij als een authentieke informatiebron ziet over de jeugd-van-vandaag. Sonja wordt Tania in de roman en wordt een kirrend object van begeerte, "een klein roofdier", een jongedame aan wie de oudere heer zich graag zou "laven".
Velen lazen Het nieuwe onkruid louter als een zelfbekentenis, en omdat bovendien de jeugd van '72 niet die van '64 is, boetseert Boon uit het oude materiaal iets nieuws: Als het onkruid bloeit. Hij neemt meteen maatregelen die een biografische lectuur ontraden. Het romanverloop wordt geregeld onderbroken door poëticale uitspraken waaruit moet blijken dat het hier om een "kunstgreep" gaat om "door het mengen van werkelijkheid en fantasie een beeld van deze tijd te geven, dat werkelijker kan zijn dan de werkelijkheid zelf". Het werkelijkheidsgehalte intensiveren door vervorming -- een van die klassieke Boon-truukjes. De lezer mag binnenkijken in het atelier en volgt via die meta-uitspraken het ontstaan van de roman.
Uit dat laatste citaat blijkt overigens weer de betrokkenheid van de onderzoeker met zijn onderzoeksobject. Zeker, de jeugd van tegenwoordig (bandeloze seks, drugsmisbruik, soms onverholen cynisme) kan Bointje niet over de hele lijn vreugdig stemmen, maar geen ouwezakkengezeur bij hem: "misschien is dit alles ook een beetje onze schuld, we hebben voor vrijheid gevochten en deze vrijheid aan onze kinderen opgedrongen". Hoezeer hij soms huivert om de fratsen van de jonge generatie, Bointje doet niets liever dan "als toeschouwer" mee te draaien in het jongerencircus. En om net als in Het nieuwe onkruid bijna geheel ten prooi te vallen aan de jonge "roofdieren in de jungle van deze wereld". Onverdroten echter registreert hij verder, hoeveel hij ook lijdt onder dat wat hij moet noteren. "Dit was de wereld waarin hij leefde, waarin hij leven moest". Pessimisme en desillusie alom dus. Laten we dan maar eindigen met zo'n bitter zinnetje waarop Boon een patent heeft: "Het wordt steeds maar beter, maar het betert er niet mee." [Kris Lauwerys]
Drs. E.A. van Kemenade
Meestal zijn niet alle boeken van een auteur even sterk. Dat risico is groter, als de auteur een groot aantal romans op zijn naam heeft staan, zoals Louis Paul Boon (1912-1979). Er moeten dan toch goede redenen zijn om deel 14 (van de geplande 24 delen) van het Verzameld Werk uit te geven (eerder verscheen deel 5). Meestal is dan de reden dat de auteur zo een belangrijke rol gespeeld heeft in de literatuur, dat we niets verloren willen laten gaan en dat we alles netjes bijeen willen hebben. Dit deel van Boons verzameld werk voegt daar een extra dimensie aan toe, omdat drie boeken van de auteur samengebracht zijn over eenzelfde onderwerp: de "moderne" jeugd. We krijgen een schitterend beeld voorgeschoteld van de nozems uit de jaren vijftig, de jongeren uit het begin van de jaren zestig en de hippies van na '68 door de ogen van deze kroniekeur bij uitstek. De verhalen zijn wellicht niet alle even makkelijk leesbaar, als verzameling geven ze een schitterend beeld van de tijdgeest. Kleine druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.