Een geschiedenis van België voor nieuwsgierige kinderen (en hun ouders)
Benno Barnard
Benno Barnard (Auteur), Francis Dannemark (Medewerker), P. Dirkx (Auteur), Werner Lambersy (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Atlas, 2005 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : BARN |
31/12/2006
Misschien is het een teken aan de wand dat het een 'geadopteerde' Nederlander is, Benno Barnard, die op het idee kwam van een tweetalige anthologie uit de Belgisch-Franstalige poëzie. De samenstelling van Ceci n'est pas une poésie werd wel toevertrouwd aan twee Franssprekenden: de in dit boek niet bepaald in het oog lopende dichter Werner Lambersy en de literatuursocioloog Paul Dirkx, docerend aan de universiteit van Rennes en "wetenschappelijk actief tegen nationalisme in al zijn vormen."
Een geleerde met zulke edele ambitie heeft met een in verregaande staat van federalisering verkerend land als België natuurlijk een hoogstcurieus corpus voor zich liggen. De vergeten mogelijkheid, zeg maar wenselijkheid van een wederzijdse toenadering tussen twee hopeloos van elkaar afgekeerde culturen is dezer dagen niet van de lucht, en dat is verheugend. Men denke aan andere recente bloemlezingen, zoals het door Jan Baetens geredigeerde De Belgen zijn in de mode. Franstalige poëzie uit België, vandaag en morgen (Leuven, 2002) of aan Francis Dannemarks Ici on parle flamand & français: une fameuse collection de poèmes belges (Bordeaux, 2005). Als we Barnard in zijn voorwoord mogen geloven, zitten de Belgen opgescheept met "een etnisch conflict" en verafschuwen ze hun hoofdstad; hij hoopt dan ook dat de Belgische lezer de voorliggende anthologie zal interpreteren als "een politieke gebeurtenis" (zijn cursivering).
Paul Dirkx, die geen keus heeft dan behoorlijk ingewikkelde kronkelpaden te bewandelen, concentreert zich in zijn veel uitvoeriger inleiding op de geïsoleerde situatie van de in het Frans schrijvende dichter in België, die hij "een unicum in de wereld" noemt, -- een niet geringe bewering. Ooit was het anders: de namen die nog een internationale weerklank vonden en die zelfs wij Vlamingen (hopelijk) nog kennen (als daar zijn Rodenbach, de Ghelderode of Nobelprijswinnaar Maeterlinck), zijn stuk voor stuk te situeren rond het fin de siècle. Van dat vuur bleef na de Tweede Wereldoorlog "amper een waakvlam" over. Afgezien van een aantal ronduit verbijsterende rauwe feiten ("tot voor kort was Franstalige Belgische poëzie in geen enkel Franstalig Belgisch schoolprogramma vertegenwoordigd"; over een erkende naam voor het fenomeen bestaat niet eens eensgezindheid: 'littérature belge de langue française'? 'littérature française de Belgique'?...), -- afgezien van die stand van zaken ruimt Dirkx me dunkt terecht nogal wat plaats in voor de nefaste rol van grote broer Frankrijk met daarmiddenin het heilige der heiligen: de alles verduisterende lichtstad Parijs. "In de zestiende eeuw, uit wedijver met het Latijn en met de Toscaanse dichterstraditie, ging de Franse taal tot de regalia behoren. Daardoor kreeg de 'littérature française' met haar officiële poëzie à la Pléiade een grote rol toebedeeld in 's lands unificatie- en expansiepolitiek. Nergens ter wereld werden voertaal en letteren dermate gecentraliseerd en gecodificeerd als in het land van de Académie française en het hof van Versailles." Om een lang en onverkwikkelijk verhaal kort te maken: het geprivilegieerde, smaakmakende en -bepalende Parijs en de aldaar gevestigde grote uitgevershuizen zorgden ervoor dat de Gallische (weder)helft van ons land naar de periferie gemanoeuvreerd werd, onder meer óók door eigen schuld: "spontane onderdanigheid resulteert in zelfvervreemding." Zijns ondanks of niet lijkt de antinationalist Dirkx er al bij al toch van overtuigd dat de in het Frans schrijvende dichter hier te lande willens nillens af te rekenen heeft met zijn habitat, zijn 'belgitude' misschien wel. Aan het eind van zijn tekst heeft Dirkx het tenslotte over "waardige vertegenwoordigers van de poésie belge de Belgique" (zijn cursivering).
Kosten noch moeite werden gespaard om het feestelijk lijvige boek te realiseren dat tegen de voornoemde grieven annex onheilsprofetieën een dam zou moeten opwerpen. (Maar wat een lullige, trouwens duister blijvende titel!). De samenstelling was zoals gezegd in handen van Dirkx en Lambersy; de Franse en Nederlandse eindredactie werden respectievelijk door Francis Dannemark en Benno Barnard verzorgd. Het moet gezegd dat de uitgave niet vlekkeloos is gebleven, erger nog, deze of gene vertaler of vertaalster ging wel eens beschamend op zijn bek. Het leeuwendeel van de hachelijke besogne nam het duo Geert Van Istendael en Koen Stassijns voor zijn rekening, met als goede tweeden Hilde Keteleer, Stefaan Van den Bremt en Jan Mysjkin (voor de gelegenheid vermomd als Misha J. Knijn). Maar ook uitgesprokener coryfeeën als Nolens, Lanoye of W. J. Otten knapten hier en daar -- ietwat kieskeuriger als het ware -- een klus op. De noodzaak van een supplementaire letterlijke versie van àlle gedichten (de blurb spreekt onvergeeflijkerwijs van "traductions littéraires") achteraan het boek heeft lang niet tot me willen doordringen. Kennen wij Vlamingen tegenwoordig nóch Frans, nóch Nederlands en staan we hulpeloos onthand en verloren tegenover de poëzie? Het moeten de soms verontrustende 'dichterlijke vrijheden' zijn die sommige vertalers zich veroorloven, die de samenstellers tot die onbegrijpelijke overuren hebben aangezet. Geneviève Bergé's "Cours, cours, furet, les greniers se taisent. L'héritage est un fils benêt" wordt bij Van Istendael "Een huisje op het ijs, de zolders zwijgen. De zoon van de erfenis was niet goed wijs"; Robert Guiettes "Le vent est là qui tourne sur lui-même / et qui s'envole dans les parfums / un à un / de la terre" metamorfoseert bij Lanoye tot "Daar is de wind die waait en draait / om zichzelf en wroet in de schande / der parfums, één na één, / van de grond" ; dat een eenvoudige versregel als "Sa chambre est sans regard" van de onverbeterlijke Marcel Broodthaers bij Stefan Hertmans "In haar ogen blinkt alleen de schittering van de sterren" oplevert, kan alleen maar betekenen dat de eindredactie hier en daar door verstrooidheid werd bevangen...
Zal de verschijning van dit kloeke boekwerk nu nieuwe lezers weten te ronselen voor de in het Frans schrijvende dichters van België? Het zomaar aangereikt krijgen van zulke volumineuze en gevarieerde ruiker -- ik telde 84 dichters! -- is op zich natuurlijk een buitenkans. Anderzijds zit je met het euvel dat Ceci n'est pas une poésie een bloemlezing is. Het valt niet mee om, zij het gespreid over dagen, zoveel verschillende stemmen, hoe aandachtig lezend ook, recht te doen. Is het dan een boek om in te bladeren? Allicht. Feit blijft dat anthologieën gedoemd zijn hun verkorenen slechts bij stukjes en beetjes aan te reiken, en dat scheept je vrijwel steevast met een knagend gevoel van onbevredigdheid op. Albert Girard, Henry Bauchau, Marianne van Hirtum, André Doms, Alexis Gayo, Lucien Noullez, Serge Delaive, Laurence Vielle, Otto Ganz -- het is maar een greep uit de vele namen die ik (ongetwijfeld onterecht) amper of niet kende -- en deze dichters moeten het stellen met één enkel moederziel alleen gebleven gedicht. Het gulpend dégout, de wild om zich heen grijpende violentie in dat ene gedicht van Eugène Savitzkaya -- ze fascineren mij, maar wat 'begin' ik ermee, contextloos als het daar staat, uit zijn bedding gelicht... Naast pakkende staaltjes uit het wél goed vertegenwoordigde werk van de gelauwerde dichters uit de 'gouden decennia' (als daar zijn Emile Verhaeren met zijn 'Chanson(s) de fou', Max Elskamp met zijn superieur en verleidelijk voortborduren op tradities uit de volkskunst, de inderdaad indrukwekkend zich op de rand van het hysterisch broeierige bewegende Maeterlinck met, vooral, een greep uit zijn 'Quinze chansons'...) -- naast die paradepaardjes zijn het voornamelijk die dichters wier geselecteerde verzen een indruk van in zich besloten volledigheid wekken, die uit de band springen. Ik denk aan de immer vervaarlijk dwingende Henri Michaux die er in 'Le grand combat' in slaagt een totaal nieuw Frans te verzinnen ("Il l'emparouille et l'endosque contre terre; / il le rague et le roupète jusqu'à son drâle; / il le pratèle et le libuque et lui barufle les ouillais" -- genie Paul Claes klaart de klus). Ik denk aan de allure van Odilon-Jean Périer ; aan het hiëratische door Mallarmé aangeraakte werk van Guy Vaes ; aan Jacques Sojcher met een dode papa in de kampen; aan het verlokkelijk plastisch getint werk van Frans De Haes, zoon van; aan de Lorcageluiden van André Miguel; de mij volstrekt onbekende Jacques Vandenschrick... Het is de verdienste van Uitgeverij P dat een deel van het werk van voldragen dichters als Marc Dugardin (zie de hierbij afgedrukte vertaling van 'La vierge au dieu manquant') of François Jacqmin inmiddels in tweetalige uitgaven te verkrijgen is (bv. Dugardins Eenzame samenzang en andere gedichten (2005), bespreking op p. 42). William Cliff is misschien de onderlegdste prosodist van allen, en werd eerder al bediend door uitgeverij Manteau (Gedichten, 1986).
Ceci n'est pas une poésie is, met alle onzaligheden eigen aan een anthologie, een somptueus uitgegeven, ongemeen rijk boekwerk. Laat het niet op uw salontafel liggen -- waar het overigens niet zou misstaan. Neem het zo nu en dan ter hand. En neem "de internationale positie van 'onze' dichters eindelijk serieus". Dites que c'est Dirkx qui l'a dit. [Michel Bartosik]
Menno Gnodde
Francofoon België promoot zijn poëzie. Na de bundels van Baetens ("De Belgen zijn in de mode"*) en Mysjkin ("Hanenveren van diverse pluimage"**) nu dan het met een aan Magritte ontleende titel getooide én intellectualistisch én populariserend overzicht van anderhalve eeuw Waalse poëzie. Wie nieuwsgierig is naar de referentiële positie en waardering van deze dichtkunst, moet de hoge instap naar de in twee talen gepresenteerde inleiding nemen, wie van aansprekende gedichten wil genieten, grasduint in de rijkbedeelde bloemlezing uit het werk van 84 "vrijschutters van de taal", dichters die eerder pluriformiteit dan canonieke eenheid weerspiegelen. Elk wat wils, zij het dat het op zich prijzenswaardige volledigheidsstreven door de bediening van verschillende doelgroepen tot vervreemding kan leiden. Het resultaat is niettemin indrukwekkend. Literaire en letterlijke vertalingen, bio- en bibliografische aantekeningen completeren de fraaie uitgave, staalkaart van 150 jaar poëtische diversiteit.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.