Ouderen zijn het gelukkigst : en alle andere gedichten van 1971 tot nu
Anton Korteweg
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Meulenhoff, cop. 2005 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : KORT |
31/12/2005
Anton Korteweg is in zijn poëzie vanouds een soort van intieme buitenstaander. De dichter is aan de ene kant sterk autobiografisch, althans dat is de indruk die hij wil overbrengen: hij schrijft over zijn relatie, over zijn leven, over ouderdom en jeugd. Aan de andere kant is Korteweg echter bijzonder terughoudend om in een soort van naïeve nostalgie terecht te komen. Daartoe kiest hij, en dat reeds vanaf zijn debuutbundel, resoluut voor de ironische afstand. Ironie vormt bij hem een ideale stijlfiguur om emotionele en cognitieve betrokkenheid én kritische distantie te combineren. Het meesterschap waarmee dat gebeurt, slaat onweerstaanbaar ook over op de lezer. Korteweg cultiveert immers, vooral in de pointes van zijn verzen, een teneur van niet-weten en van volstrekte relativering: "Ik hoop of vrees helemaal niets. / Hoe het anders moet, weet ik niet.", "Meer moet dat niet zijn". Tegelijk echter is in het vers tevoren wel degelijk geprobeerd om veel verder te reiken dan dat nihilistische toegeven van de eigen onverschilligheid. Net door dat contrast ontstaat een indringende romantische poëzie, een romantiek-tegen-beter-weten-in die des te overtuigender is. Daarbij komt -- hoeft het nog gezegd? -- een stilistisch meesterschap tot in de kleinste details. Korteweg blijft in zijn ironische Voortgangsverslag de premissen van zijn eerdere werk hernemen, maar niettemin blijft het een waar genoegen (zij het soms een soort van zelfironisch genoegen) om zijn verzen te lezen en te herlezen. [Dirk De Geest]
T. van Deel
'Voortgangsverslag' - typisch een Korteweg-titel, waarmee het schrijven van gedichten een ambtenaarlijke aangelegenheid wordt. De ironie van deze poëzie heeft in de loop van meer dan dertig jaar allerminst aan kracht verloren, heeft zich integendeel verdiept. De eerste afdeling vormt wat dat betreft het hoogtepunt van de bundel, met heel gewone dingen zoals het op de fiets stappen en naar het werk rijden, of overwegingen bij de afwas, of het gevoel dat eigenlijk niks dood mag gaan. Korteweg maakt poëzie die midden in het leven staat en die zich volledig bewust is van de dood: 'de taal laat ons / steeds weten dat het einde in ons meeleeft'. Het is poëzie van een meer dan zestigjarige, wiens verlangens (niet helemaal) zijn gedoofd, maar die geen cynicus is geworden. 'Had je, domme verlanger die je bent / maar moeten leren je te koesteren in / het zonnetje van eigen eindigheid'. Korteweg drijft de spot met zichzelf, op een toegankelijke, maar niet gemakzuchtige manier. Zijn gedichten kunnen de gedachten en gevoelens die ze, vaak heel concreet, vertolken met souplesse dragen, omdat alles licht en onpathetisch wordt gehouden.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.