Beschikbaarheid en plaats in de bibliotheek
ARhus - De Munt
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Manteau, 2007 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : KUNST : 700 MICHELANGELO |
ARhus - afdeling Rumbeke
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Aanwezig |
Manteau, 2007 |
VOLW. : NON FICTIE : 700 MICHELANGELO |
Besprekingen
31/12/2007
Een fanatieke perfectionist
Over weinig plastisch kunstenaars zijn zoveel biografieën verschenen als over Michelangelo. De bekendste daarvan (Herman Grimm, John Addington Symonds, Romain Rolland, Giovanni Papini) zijn sterk idealiserend. Antonio Forcellino laat in Michelangelo: een rusteloos leven zien dat achter de titaan ook een akelig mannetje schuil kon gaan.
Michelangelo ? net zoals dat voor Dante of Rafaël het geval is, kennen de meeste mensen hem alleen bij zijn voornaam ? wordt in 1475 geboren in het onooglijke Toscaanse dorp Caprese. Zijn vader Lodovico Buonarroti is een aan lagerwal geraakte Florentijnse patriciër, die enkele maanden tevoren node naar deze negorij was afgezakt om er het slecht betaalde ambt van podestà ? zeg eerder dorpshoofd dan burgemeester ? uit te oefenen. Het gevoel van maatschappelijke frustratie waarin hij opgroeit, verklaart volgens Forcellino grotendeels de immense paradoxen waardoor zijn hele leven wordt gekenmerkt. Wanneer hij op bijna negentigjarige leeftijd sterft, is hij veruit de meest gevierde én de best betaalde kunstenaar in een land en een tijd waarin de genieën ? Leonardo da Vinci, Rafaël, Bramante, om er maar een paar te noemen ? elkaar a.h.w. voor de voeten lopen. Maar zijn doodsbed is een oncomfortabel ijzeren ledikant in een ongerieflijk huis in een onaanzienlijke wijk van Rome. Onder dat ledikant wordt na zijn overlijden een kist vol goud aangetroffen waarmee hij, aldus Forcellino, het Palazzo Pitti in zijn geliefde stad Florence had kunnen kopen, en zijn erfgenamen valt een onafzienbare reeks landerijen ten deel.
Vrijwel onmiddellijk na zijn geboorte wordt Michelangelo voor twee jaar toevertrouwd aan een min in het steenhouwersdorp Settignano, terwijl het gezin kort daarop naar Florence terugkeert. Later zal hij zeggen dat zijn lot als beeldhouwer bezegeld werd op het moment dat hij werd uitbesteed: de eerste klanken die hij bewust hoorde, waren die van hamers en beitels. Of het feit dat hij zijn moeder nauwelijks heeft gekend (ze stierf in een volgend kraambed) verantwoordelijk is voor zijn levenslange vrouwenhaat, is een hypothese die ik voor rekening van de biograaf laat.
Al heel vroeg ? op zijn tiende of elfde ? wordt Michelangelo als leerjongen naar het atelier van de gebroeders Ghirlandaio in Florence gestuurd. Dat heeft, in tegenstelling tot wat romantiserende biografen beweren, niets te maken met de revelatie van een vroegrijp talent: vader Buonarroti heeft gewoon niet de middelen om zijn zoon klassieke humaniora te laten studeren, wat hem naar een bij zijn stand horend beroep als notaris had kunnen leiden. Net zoals zijn broers moet hij mee de kost gaan verdienen. Het voegt nog een frustratie bij de al bestaande: hij zal nooit het Latijn beheersen, de taal waarin de intellectuelen van zijn tijd met elkaar communiceren. Achteraf bekeken is deze nood een deugd: niet alleen leert hij bij het nederige werk van het verfstoffen malen en mengen de knepen van het schildersvak, het ontbreken van een traditionele literaire opleiding maakt ook dat hij als dichter moeiteloos de platgetreden paden kan verlaten. Al bij de Ghirlandaio's komt zijn rotkarakter tot uiting: na een reeks denigrerende opmerkingen aan het adres van zijn leermeesters wordt hij zonder pardon de werkplaats uit getrapt. De leerjongen vertoont reeds alle kenmerken die de latere kunstenaar tot een onmogelijk mens zullen maken. Talent te over, een ijzeren wilskracht, een onvermoeibare werklust. En tegelijk een onverzadigbare hebzucht, een ziekelijk te noemen wantrouwen jegens de medemens en een trots die aan hybris grenst.
Het nieuws van dat uitzonderlijke talent moet echter al de ronde hebben gedaan, want kort na zijn vernederende ontslag wordt hij opgenomen in de kring van kunstenaars en geleerden die de machtigste man van Florence, Lorenzo de' Medici, om zich heen heeft verzameld (het was een tijd waarin de rijken der aarde niet met elkaar wedijverden door voetbalclubs op te kopen, maar door uit te pakken met kunstwerken). Florence maakt in de daaropvolgende jaren echter een buitengewoon woelige tijd door: Lorenzo sterft jong, zijn zoon Piero blijkt van heel wat minder kaliber, en intussen hitst de fanatieke monnik Girolamo Savonarola in zijn preken de bevolking op tegen alle 'ijdelheden', waartoe hij ook alle niet-religieuze kunst rekent. Nog vóór Piero door een volksopstand van de macht wordt verdreven, heeft Michelangelo bij nacht en ontij zijn biezen gepakt. Vermoedelijk heeft die paniekerige vlucht minder te maken met zijn artistieke bezigheden dan met zijn homoseksualiteit, een andere 'zonde' waartegen Savonarola hysterisch tekeergaat. Na een omzwerving komt hij in Rome terecht, de belangrijkste rivale van Florence op het schiereiland en de Grote Hoer in de bewoordingen van Savonarola. Het is een stad waar hij nooit van zal houden, maar waar hij desondanks een groot deel van zijn leven zal doorbrengen en een groot deel van zijn oeuvre verwezenlijken. Hij vindt er andere machtige en rijke beschermheren: pausen en prelaten, die er een nog exuberantere levensstijl op nahouden dan de Medici in Florence en die al evenzeer met kunst reclame willen maken voor hun persoon en hun business. Hij is amper 21 wanneer hij er aankomt, maar zijn faam is al zo groot dat hij vrijwel meteen een reeks prestigieuze (en vet betaalde) opdrachten krijgt. Een Franse kardinaal bestelt een 'Pietà', die zijn eerste echte meesterwerk wordt. De manier waarop dat ontstaat, is tekenend voor zijn karakter en zijn werkwijze: omdat hij niemand vertrouwt behalve zichzelf, reist hij naar de bergen van Carrara om het marmerblok uit te zoeken en toe te zien op het transport ervan. Daar valt echter een ongewoon strenge winter in die alle vervoer over water onmogelijk maakt: twee maanden lang zit hij in een berghut te kleumen. Uiteindelijk zal hij met zo'n fanatiek perfectionisme aan het beeld werken dat de opdrachtgever ervan is overleden voor het voltooid is. Maar het oogst zoveel bewondering dat het stadsbestuur van Florence hem terugroept voor een nog veel ambitieuzer project: een 'David', te houwen uit één reusachtig marmerblok, waarop in het verleden reeds een paar andere kunstenaars hun tanden stukgebeten hebben. Om alle mogelijke pottenkijkers te weren laat hij rondom het blok een muur optrekken die pas mag worden gesloopt wanneer het beeld klaar is. Drie jaar lang gaat hij in zijn eentje het weerbarstige materiaal te lijf, en de vroede vaderen zijn zo enthousiast over het resultaat dat ze besluiten het beeld tot het symbool van de stad te maken: het komt voor het Palazzo Vecchio te staan. Al is niet iedereen daar even gelukkig mee, want Michelangelo heeft zijn fascinatie voor het naakte lichaam zo onverbloemd tot uitdrukking gebracht dat zijn medestanders nachtenlang de wacht bij het beeld moeten optrekken om te beletten dat tegenstanders het beschadigen.
Intussen staat in Rome alweer een nieuwe mecenas klaar: de pas verkozen paus Julius II. Hoewel deze bij zijn verkiezing pas zestig is, begint hij onverwijld plannen te maken voor een praalgraf dat dat van al zijn voorgangers moet overtreffen. Wanneer Michelangelo, aangetrokken door het vorstelijke honorarium, toehapt, komt daar kort daarop nog een tweede opdracht bij: de beschildering van het gewelf in de kapel die Julius' oom Sixtus IV had laten bouwen. Het feit dat hij nauwelijks ervaring heeft met frescoschilderen schrikt Michelangelo niet af. Al snel neemt de beschildering van de Sixtijnse kapel al zijn tijd in beslag. Hij ontwerpt een ingenieuze stelling en werkt dag in, dag uit in een uiterst ongemakkelijke houding. Ondanks allerlei (vaak door eigenzinnigheid veroorzaakte) vertragingen kan Julius de onthulling van het werk op 31 oktober 1512 ? negen jaar na het afsluiten van het contract ? nog net meemaken. Een paar maanden later sterft hij. Het werk aan zijn praalgraf staat nog nergens. Maar zijn schatrijke familie hernieuwt het contract en maakt het project zelfs nog kolossaler: niet minder dan veertig meer dan manshoge beelden moet het omvatten. Het wordt een arbeid van tientallen jaren, al zijn er ook sterke aanwijzingen dat Michelangelo het werk opzettelijk rekt om zijn opdrachtgevers zoveel mogelijk geld af te troggelen. Bovendien gooit hij het, alweer uit geldzucht of ambitie, heimelijk op een akkoordje met de Medici, die intussen in Florence opnieuw aan de macht zijn gekomen, om ook voor hen een al even groots monument te vervaardigen. Zo komt hij in een dubbel wespennest terecht dat hij op een bepaald moment halsoverkop moet ontvluchten. Hij is vijftig en belandt in een late midlifecrisis.
Die komt hij te boven dankzij twee personen: de jonge, engelachtige aristocraat Tommaso Cavalieri, op wie hij hopeloos verliefd wordt en die zijn gevoelens met een warme vriendschap beantwoordt, en de eveneens adellijke weduwe en dichteres Vittoria Colonna, die tot aan haar dood zijn geestelijke steun en toeverlaat wordt. Met beiden voert hij een drukke correspondentie, aan beiden draagt hij talloze sonnetten op. Dichter bij de grond is er zijn 'medewerker' Urbino, een derderangse schilder die bij hem inwoont en met wie hij zo goed als zeker een seksuele verhouding heeft: de allerenige die erin slaagt zich op kosten van Michelangelo te verrijken. Deze laatste zal zich nog bijna veertig jaar uit de naad werken en in het kader van zijn dubbele opdracht zijn geniaalste beelden scheppen, tot hij uiteindelijk op 89-jarige leeftijd het moede hoofd neerlegt.
In Rome slaakten velen een zucht van verlichting. Michelangelo's lijk was nog niet koud of de later heilig verklaarde kardinaal Carolus Borromeus gaf opdracht om de naakten van het 'Laatste Oordeel' in de Sixtijnse kapel met lendendoeken te overschilderen: een ware profanatie voor een kunstenaar die zijn leven lang door het menselijke lichaam was gefascineerd. En wanneer zijn achterneef Michelangelo de Jonge een halve eeuw later de poëzie publiceert die de kunstenaar zelf nooit in druk heeft gegeven, vervangt hij in de liefdesgedichten zorgvuldig alle mannelijke vormen door vrouwelijke om toch maar de homoseksualiteit van zijn grootoom te verbergen.
De grote verdienste van Antonio Forcellino is dat hij, op grond van staalharde bewijzen zoals bankrekeningen en contracten, Michelangelo's leven heeft ontdaan van veel mythen die er in de loop van de eeuwen omheen zijn geweven. Mythen waartoe de kunstenaar zelf trouwens niet weinig heeft bijgedragen: tegenover zijn vroege biografen, die hem nog bij leven en welzijn hebben kunnen 'interviewen', heeft hij systematisch alle feiten uit zijn verleden naar eigen hand gezet en daarbij vaak schaamteloos gelogen.
Een zuivere levensbeschrijving kun je dit boek echter niet noemen. Daarvoor neemt de kunsthistoricus en restaurateur die Forcellino is, te vaak het woord over van de biograaf, wat resulteert in soms bladzijdenlange, vrij technische beschrijvingen van het ontstaansproces van met name het plastische werk, terwijl anderzijds Michelangelo's poëzie merkwaardig onderbelicht blijft. In feite zet hij telkens drie 'blokken' naast elkaar zonder erin te slagen die tot een hechte eenheid te versmelten: de eigenlijke biografie, een schets van de erg ingewikkelde historische situatie op het Italiaanse schiereiland (zeker nuttig om de biografie te begrijpen), en een analyse van het oeuvre. Misschien had hij die laatste beter in een apart boek ondergebracht, vooral omdat het verband met de biografie niet altijd even helder is: voor wie het leven van de kunstenaar wil leren kennen, is een dissertatie over het soort beitels dat hij gebruikte niet echt relevant. Desondanks is dit goed geschreven boek veruit het beste dat in het Nederlands over Michelangelo te lezen valt. [Frans Denissen]
Bernard Huyvaert
Het leven van de meest getormenteerde kunstenaar uit de renaissance werd beheerst door conflicten: het conflict tussen zijn profane zinnelijkheid en zijn diepe geloof, tussen zijn republikeinse opvattingen en de kunstwerken die hij maakte voor de feitelijke heersers van Firenze, de Medici, tussen zijn geliefde Firenze en het gehate Rome, tussen de sobere levenswijze van de kunstenaar en zijn hebzucht. De auteur is kunsthistoricus en restaurateur. Hij werkte o.a. aan de beroemde Mozes. Dit voel je ook in de bespreking van de kunstwerken, waarin dieper wordt ingegaan op de betekenis, maar ook en vooral op de materiële omstandigheden waarin het kunstwerk ontstond. Michelangelo, die zich op de eerste plaats als beeldhouwer beschouwde, hechtte een groot belang aan de materie waaruit het kunstwerk werd gemaakt en reisde dan ook zelf af naar Carrara waar het marmer werd gewonnen. Een grote aandacht wordt besteed aan de laatste jaren van Michelangelo, toen hij werd opgenomen in de kring van Reginald Pole en Vittoria Colonna, die standpunten verdedigden die aanleunden bij de Hervorming. Met afbeeldingen in kleur en zwart-wit en register.
Suggesties
Krijg een e-mail wanneer dit item beschikbaar is
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.