In naam van God : religie en geweld
Karen Armstrong
Karen Armstrong (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Bezige Bij, 2005 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 202 ARMS |
31/12/2006
Cultuurfilosofen nemen aan dat lange, stabiele perioden van honderden jaren, met sterke centrale ideeën, afgewisseld worden met crisisperioden, zoals onze postmoderne tijd. Karen Armstrong gaat in De grote transformatie op zoek naar een van de vruchtbaarste en inspirerendste periodes. Met deze analyse van de Spiltijd levert Armstrong -- in het verleden al vaker geprezen -- zonder meer haar beste werk af. De grote transformatie verscheen eerst in het Nederlands en pas in het voorjaar in het Engels. In de lage landen wonen blijkbaar de meeste fans van deze Britse auteur.
Karen Armstrong ontleent het begrip 'Spiltijd' aan de Duitse filosoof Karl Jaspers, die de 'Achsenzeit' dateerde van 800 tot 200 v.C., met de kern in de vijfde eeuw. In vier grote wereldgebieden zagen enkele fundamentele levensbeschouwingen toen het licht: confucianisme en taoïsme in China, hindoeïsme en boeddhisme in Indië, monotheïsme in Israël en filosofisch rationalisme in Griekenland. Armstrong snijdt heel precies en doortastend laag na laag van deze Spiltijd open en gaat op zoek naar ideeën, denkers en gebeurtenissen. Het is haar duidelijk om meer te doen dan om een chronologische analyse. Vandaag kunnen we ons nog steeds tot deze filosofen en religieuzen wenden om uit hun innovaties en inzichten inspiratie en kracht te putten. Het lijkt zelfs de aangewezen manier om goed uit de crisis weg te raken.
Armstrong beschrijft in het eerste hoofdstuk wat voorafgaat aan de Spiltijd. Van 1600 tot 900 v.C. wordt in de vier wereldgebieden een relatieve rust -- waarover we overigens weinig weten -- verstoord door oorlog die groeit uit angst en machtswellust. Dat gebeurt niet in elke regio op hetzelfde ogenblik en op dezelfde manier. Maar er vallen telkens veel slachtoffers en de machthebbers beroepen zich op een goddelijk gezag om hun wreedheid te rechtvaardigen. Duidelijker dan bij andere volkeren zien we dit bij de Grieken, waar de strijd tussen verschillende staten en culturen weerspiegeld wordt in hun religie en mythologie. De geboorte van de Griekse goden uit de oermachten Gaia en Chaos, de strijd tussen hun afstammelingen en de doem van schikgodinnen en furiën is angstwekkend en wreed. De oorlog tussen de Titanen en de Olympiërs doet de kosmos beven en laat overwinnaars achter die zich schuldig maakten aan afschuwelijke misdaden. Het nageslacht van Chaos toont een versplinterd beeld van emoties, strevingen, waarden en onheil. Harmonie is ver te zoeken.
Dat verandert bij het begin van de Spiltijd. Vanaf de achtste eeuw v.C. ebben de grootste twisten weg en raken de vier wereldgebieden in rustiger vaarwater. Cultuur, handel en landbouw ontwikkelen zich in versneld tempo. De energie die voorheen naar bloedige conflicten ging, kan men nu investeren in vreedzamer projecten. Er vormen zich rituelen waarvan schoonheid, reinheid en herhaling een hechtere band scheppen tussen machthebbers en gewone stervelingen en niet te vergeten ook met het transcendente. Onderlinge verhoudingen krijgen een sacraal karakter. In de verschillende levensbeschouwingen dringen zich markante veranderingen op. Het jodendom kiest nadrukkelijk voor het monotheïsme, in Indië wordt de wereldverzakende sannyasin de spilfiguur van de religieuze veranderingen. In China scheppen hervormingen in de rituelen een machtspositie voor de prins, die niet stoelt op oorlog of strategie, maar integendeel op wu-wei, heersen door inactiviteit. Als er hier nog oorlogen worden gevoerd, gelden regels van extreme zelfbeheersing en hoffelijkheid. In Griekenland verdringt de filosofie gaandeweg de mythologie.
Er zijn grote verschillen tussen de wereldrijken. Zo wordt de Spiltijd in India en China gekenmerkt door verlichting, aanvaarding, verlangen naar harmonie. In Griekenland leveren grote geesten strijd, terwijl de Hebreeuwse profeten hun roeping door Jahweh als een verpletterende opdracht ervaren, zinderend van spanning en verwarring. Maar de essentie van de Spiltijd ziet Armstrong overal weerspiegeld in de gulden regel: geef aan anderen wat je voor jezelf wenst. Het steeds opnieuw naar voren halen van deze gulden regel toont meteen ook dat dit werk op de eerste plaats een zoektocht is naar de historische wortels van de spiritualiteit of bij uitbreiding van de religieus-filosofische beschaving. Soms weidt de auteur sterk uit in haar bespreking van belangrijke ontwikkelingen in de vier wereldgebieden. Dat verveelt niet, maar tijdelijk wordt haar doel, de studie van de Spiltijd en zijn effect, op de achtergrond geplaatst. Zo krijgen de delen meer aandacht dan het concept van de grote transformatie. Anderzijds is haar bespreking van het ontstaan van de grote levensbeschouwingen meer dan uitstekend: levendig, multidimensioneel, met kennis van zaken. De joodse evolutie tijdens de eerste eeuwen van de Spiltijd legt ze bloot door een van de vier bronnen van de Pentateuch te volgen, de priestercodex of P. Ze aarzelt niet te tonen hoe de auteur zelf zijn stempel drukte op zijn teksten en Israëls geschiedenis schrijft vanuit zijn eigen visie op God, wereld en mens. Die combinatie van degelijkheid en originaliteit toont zich telkens opnieuw en het sterkst in de bespreking van de kern van de Spiltijd. De macht van Athene is in de vijfde eeuw v.C. gebouwd op de kracht van de rede en het principe van democratie. Zelfs de overwinningen in Marathon en Salamis hebben de Grieken te danken aan hun logisch denken. Ook de tragedies van Aeschylos en Sophocles dringen door tot de spirituele kern van de Spiltijd. Geweld wordt aan de kaak gesteld, catharsis bereikt men in medeleven en medelijden. China's Spiltijd brengt twee grote filosofieën voort. Confucius leidt jonge mensen op om ze hoge posities te laten bekleden. Waar de oude religie zich had bekommerd om de gunst van de goden, concentreert Confucius zich op de wereld. In de zelfontwikkeling van staatslieden is altruïsme essentieel. Hij herstelt de oude riten in ere en leert de mensen anderen als gelijken te behandelen. Hiermee wordt Confucius de eerste die de gulden regel een transcendente waarde verleent. Het taoïsme legt andere accenten, maar beide levensbeschouwingen hebben meer gemeen dan men vaak aanneemt. De Indische Spiltijd treedt in een nieuwe fase wanneer de Boeddha zijn verlichting krijgt en de aandacht focust op het lijden en de opheffing ervan. Mededogen wordt het sleutelwoord. Maar Boeddha staat niet alleen. Ook Mahavira en het jaïnisme hebben hun versie van de gulden regel en het streven naar moksha of bevrijding is met yoga al langer ingeburgerd.
Het is merkwaardig hoeveel informatie Armstrong weet te halen uit de teksten of andere overblijfselen van zovele eeuwen geleden. Meteen maak je je de bedenking of ze altijd de strengste regels van wetenschappelijk historisch onderzoek hanteert. Ze waagt zich nooit op glad ijs en schrijft niet speculatief, maar de teksten werden zelden geschreven om de geschiedenis vast te leggen, de objectiviteit was ondergeschikt aan het verhalend karakter en er is mogelijk meer verloren gegaan dan er via kopieën is overgebleven. Het belet de auteur niet om dieper te graven en meer accenten te leggen dan vele andere studies. Zo overtreft de wijze waarop ze het Chinese principe van wu-wei beschrijft en verklaart menig beschouwelijk werk dat aan het taoïsme of het Chinese boeddhisme is gewijd. Meer stof tot discussie vormt het laatste hoofdstuk waarin Armstrong haar studie actualiseert en de controverse rond moslimterrorisme niet uit de weg gaat. Ze toont bedachtzaamheid en mildheid, maar laat vele vragen open. Het doet overigens weinig af aan het gewicht van dit werk, dat voor vele lezers een ontdekkingsreis zal vormen. Dat de auteur hierbij regelmatig overstapt van de ene religie naar de andere filosofie vormt minder een probleem dan de vele namen en visies die ze belicht. Door zo weinig mogelijk te theoretiseren, komt ze toch aan de wensen van de meeste lezers tegemoet. Een uitgebreid notenapparaat, een verklarende woordenlijst en een namenregister zijn haast vanzelfsprekend, maar een speciale vermelding verdient de indrukwekkende bibliografie. Ze onderstreept de wetenschappelijke waarde van deze studie, die toch toegankelijk blijft voor geïnteresseerde leken. [Dirk Magerman]
Drs. Marianne van den Heuvel
In periodes van angst en geweld ontstonden de grote wereldgodsdiensten. Aan de hand van thema's als lijden, empathie en zorg voor iedereen beschrijft Armstrong de grote lijnen van de ethiek die nog steeds de grondslag is van alle wereldgodsdiensten. Dit boek is geschreven in een periode van angst, onzekerheid en terreurdreiging, waarin godsdiensten tegenover elkaar lijken te staan. Dit boek beantwoordt aan een behoefte om opnieuw verbanden te zien in deze chaotische wereld. Het is een optimistisch boek over een gemeenschappelijk ontstaan, spannend en toegankelijk geschreven; de tiende lijvige bestseller van dik formaat in tien jaar, inclusief enkele (auto)biografische boeken. Het boek bevat veel kaartjes, overzichten, een notenapparaat en een uitgebreid register. Voor een breed publiek.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.