Gestameld liedboek : moedergetijden
Erwin Mortier
Erwin Mortier (Auteur), Lieve Blancquaert (Fotograaf)
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Niet beschikbaar |
De Bezige Bij, 2005 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 8021 |
Jeroen Versteele
ob/kt/12 o
'Mag ik je eens wat foto's tonen?", vroeg Lieve Blancquaert toen ze Erwin Mortier enkele dagen later op een boekpresentatie ontmoette. De schrijver was onder de indruk: "Ik zag beelden van een plek waar net een soort Laatste Oordeel plaats heeft gegrepen. Wat goed was, is naar de hemel verkast, het slechte is verbannen naar de hel. De achtergebleven voorwerpen die Lieve Blancquaert fotografeerde, zijn van een vrolijke contextloosheid. Goed noch kwaad, maar vrijer dan de dingen die ze geweest zijn alvorens dat Laatste Oordeel zich voltrok. Het viel me meteen op hoe verraderlijk die foto's zijn. Als je er blijft naar kijken, merk je dat ze tegelijk iets lichtvoetigs en iets dramatisch in zich dragen. Ik wilde verzen maken waarin het wanhopige, het trieste én het ironische van die beelden vervat zitten. Gedichten die even dubbelzinnig en gevarieerd zijn: zowel doorwrochte als klassieke verzen, en poëtische notities die ik kon laten rondslingeren in het boek net zoals de stukjes paternoster en de sleutels op enkele foto's van Lieve. Kloosters en hun obsessie met sleutels... Ik heb dat nooit zo goed begrepen. Als kind woonde ik met mijn familie in een klooster in Hansbeke en daar hadden ze ook laden vol sleutels."
Blancquaert: "Toen ik rondwandelde in het klooster, vertelde een werkman me hoe hij uren had gespendeerd met het uitproberen van sleutels. Die zijn allemaal vergaard in bakken, en geen mens weet nog op welk slot ze passen. Nu nog krijgen ze sommige deuren en kasten niet open. Fascinerend vind ik dat. Op de labeltjes staan soms geheimzinnige boodschappen. Ik heb een foto gemaakt van een met sleutels gevuld sigarettenkistje met daarop in grote letters geschreven: 'Mijn sleutels'. Je hoort de auteur ervan erbij denken: 'En blijf er met je poten af!' (lacht)"
Mortier: "Ofwel voelde die broeder dat zijn geheugen aan het verdwijnen was. Zoals die man uit een verhaal van Arthur Schnitzler. Hij loopt door de stad en verbaast zich erover dat er bij het stadspark een bordje hangt met daarop het woord 'park' afgedrukt. Thuisgekomen begint hij overal briefjes op te plakken: op de kast, op de tafel, op zijn vrouw. Ze stoppen hem uiteindelijk in het gekkenhuis, waar hij rondloopt met een bordje waarop staat: 'ik'. (lacht)"
U schrijft over 'een mens gebaard door de maagwand/ van de taal die hem spreekt/ en sprekende uitspuwt'. Wilde u in deze bundel de verraderlijkheid van taal ook vooropstellen als thema?
Mortier: "Ja, ik speel hier met de gedachte dat de gave van de taal de ergste erfzonde is. Taal, die ons uitspreekt maar tegelijk uitspuwt, die ons uit het paradijs verbant. Als kind was ik geschokt toen ik leerde schrijven. Als de juf op het bord het woord 'huis' schreef, keek ik gebiologeerd naar die letters. Waarom verwijzen die naar een huis en niet naar een boom? Toen schreef ze er een 't' voor en werd het plots 'thuis', en ik was helemaal in de war. Tot dan toe had ik vreedzaam geleefd in de drievuldigheid ik-woord-wereld, maar de ervaring van het schrift verstoorde me. Sindsdien heb ik het gevoel dat elk dak van taal dat ik maar optrek, lekt en illusoir is. Taal stelt je hoogstens in de mogelijkheid het vergankelijke nog even vast te houden, net zoals de foto's van Lieve dat in deze bundel doen."
Blancquaert: "De voorwerpen en uitzichten die ik heb gefotografeerd, zijn intussen verdwenen. Zoals de plooien in een bedsprei, gemaakt door een lichaam dat nog niet lang tevoren vertrokken was. Of een verzameling knopen en een stapel zakdoeken die niemand ooit nog zal gebruiken. Een kruisbeeld dat op een bureaustoel achter was gebleven, waarschijnlijk vergeten in de haast van het vertrek. Toen ik fotografeerde, werd ik bezield door de sfeer van vergankelijkheid die in het lege klooster heerste. Wat gebeurt er met mijn eigen spulletjes als ik er niet meer ben, vroeg ik me af. Mijn foto's tonen die resten van het leven. Ik richtte me niet op de opvallende architectuur of de glasramen, maar als door een microscoop zag ik in deze verlaten voorwerpen hoe sterfelijk we zijn. Op de foto op de cover zie je een stuk zeep dat nog in een washok lag. In de groeven ervan zit het vuil van een broeder. Dat is toch ongelooflijk, dat je vuiligheid langer blijft bestaan dan jezelf. (lacht) Ik vind dat een interessante manier om zulke dingen te bekijken."
Soms zijn de voorwerpen zelf uit beeld verdwenen, zoals op de foto van een muur waar een kruis is afgehaald. Alleen de afdruk ervan is nog zichtbaar.
Blancquaert: "Ondertussen is die muur overschilderd en zie je zelfs de contouren van het kruis niet meer."
Mortier: "Ik was bijzonder getroffen door die foto, ze is ook het hart van de bundel geworden. Het beeld vat perfect hoe een omgeving gericht blijft op de verdwenen essentie ervan. De hele religie die rond dat kruis is opgebouwd, vervliegt tot een stel ficties. God trekt weg uit de mensenwereld, maar de menselijke ziel staat nog vol van zijn vingerafdrukken. Die foto is een portret van de menselijke ziel. Ze doet me denken aan hoe Robert Musil de ziel beschrijft in De man zonder eigenschappen: 'De ziel is de leegte, waarvan in het midden de werkelijkheid staat als een door de verbeelding verlaten poppenstad.' Het leven draait rond voortdurende afwezigheden, zoals liefde en het overwinnen van tijd, eerder dan rond wat tastbaar is."
Blancquaert: "Wij westerlingen denken dat we verlost zijn van die religieuze fixatie omdat het katholicisme niet meer diep in onze klaslokalen wordt onderwezen en het vormsel minder evident is geworden, maar eigenlijk zijn we nog steeds doordrenkt van religie. En we zullen worden overspoeld door steeds meer vormen van geloof en geloofjes die vat op ons pogen te krijgen, daar ben ik zeker van. We moeten dringend weer onder controle gebracht worden, want al die individuele vrijheid valt niet zo gemakkelijk te beregelen. Wat raar toch, we hebben allemaal zo zitten wroeten om van het juk van het katholicisme af te geraken en als we er bijna van verlost zijn, trekken we het deken weer helemaal over ons heen."
Misschien geloven we met zijn allen toch graag ergens in?
Mortier: "Blijkbaar kan de mens niet ontsnappen aan absolutisme. Is het niet in naam van een god, dan wel in die van het zogenaamde individualisme of van de markt. Individualisme is ook een soort godsdienst dat zijn mantra opdreunt in reclameboodschappen. Dat verlangen om met de hele maatschappij dezelfde richting uit te kijken, is toch een beetje een ongelukje van de evolutie. Natuurlijk is geloof op zich niet slecht. Maar de hele religieuze context is gevaarlijk. Als je met Juliaan Lampens, een van onze beste architecten, door een landschap loopt en je zegt hoe mooi je het vindt, antwoordt hij: 'Natuurlijk is het hier mooi. Hier is nog nooit een architect langsgekomen.' Met geloof is het net zo. De kerk is geweldig, zolang er maar geen pastoors passeren. (lacht) Het Vaticaan is een aberratie: laat het instorten, het zou veel leuker zijn zonder. Je moet niet opgaan in je geloof, je moet ermee omgaan. Ermee spelen."
Blancquaert: "Voor mij heeft een religieuze ervaring juist te maken met waar je niks rond kunt bouwen, met wat je niet altijd kunt uitspreken. We leven in een tijd waarin zoveel wordt gecommuniceerd, maar zo weinig echt gezegd. En er is behoefte aan de dingen die we niet kunnen benoemen. Dagelijks moeten we onze keuzes motiveren tegenover de buitenwereld, projecten uitleggen, gevat en ad rem zijn. Soms heb ik er genoeg van om mezelf te horen praten. Genoeg van mezelf. Het was een echte verademing om een dag in dat klooster rond te lopen, foto's te nemen zonder mensen om me heen en stil te staan bij de kracht van de stille beelden die ik zag. Ik kwam net uit een zware periode waarin ik foto's maakte voor een boek over aids in Afrika en Europa, en was opgelucht eens stil te kunnen staan bij deze persoonlijke thema's en kleine gevoeligheden. Net zoals ik niets aangenamer vind dan een gedicht te lezen op de wc. Dat brengt mijn ademhaling weer in het juiste ritme. Jammer dat vele mensen zo bang zijn voor gedichten. Mijn kinderen lezen veel meer poëzie dan wij volwassenen. Er is natuurlijk prachtige kinderpoëzie, maar ook voor ons bestaan er fantastische dingen. En toch kennen we ze niet, of vinden we het moeilijk. Ook ik begrijp vaak niet alles, maar ik hou ervan om gedichten steeds opnieuw te lezen en elke keer een nieuwe betekenis te ontdekken. Vaak hangt die dan af van hoe ik me zelf voel of wat ik in de tussentijd heb meegemaakt. Je gebruikt poëzie zoals je het op het moment zelf nodig hebt. Je moet er wel voor open staan. Dat is ook zo met de gedichten van Erwin in deze bundel: het is geen poëzie die je snel door hebt, maar ze heeft wel veel dubbele bodems. Van sommige gedichten werd ik nu eens droef, dan weer moest ik erom lachen. Ze zijn onderhuids vaak erg grappig."
Mortier: "Poëzie is sowieso de meest persoonlijke van alle taal. Als ik bundels koop van schrijvers die ik nog niet ken, is het altijd even wennen. Ik moet het altijd even opzij kunnen leggen, het de tijd geven om tot me door te dringen. Dat is de essentie van genieten van kunst: je moet jezelf kunnen openstellen. Kunst valt bij je binnen op dezelfde manier als de engel Gabriël bij de maagd Maria terwijl ze het huishouden staat te doen. Ze kan niet anders dan op haar knieën vallen en zeggen: mij geschiedde naar uw woord. Het ogenblik waarop kunst onze ziel binnenbreekt, kun je niet forceren en is voor iedereen anders.
"Ik vind poëzie ook de moeder van alle schrijven. Al het andere komt eruit voort. Het is de oerbron waar je als schrijver in kunt plonsen en versterkt uitkomen. Het maken van deze bundel is belangrijk voor mij geweest. Samen met mijn laatste novelle, Alle dagen samen, is Uit één vinger valt men niet het meest radicale dat ik heb geschreven. Alle dagen samen is samengesteld als een soort muziekstuk, het is mijn meest uitgepuurde verhaal waarin ik nog even teruggreep naar de essentie van mijn drie vorige boeken. Deze dichtbundel is het begin van een nieuw stadium, waarin ik meer episch en gevarieerd wil schrijven. Hier gebruik ik verschillende stijlregisters en spreek ik vanuit allerlei stemmen. Ik gedraag me als een goddelijke geest die waait en kruipt waarheen hij wil: ik laat een theekopje aan het woord, kruip in de huid van de mystici Hadewijch en Jan Van Ruusbroec, of in die van een oude kloosterling die wakker wordt om 10 uur 's ochtends, veel te laat eigenlijk voor een broeder. (lacht)"
Wat levert het zoal op om in de huid van pakweg Hadewijch te kruipen?
Mortier: "Wat ik zo interessant vind aan de Brabantse mystici, is dat ze in de beschrijving van hun visioenen zo de grenservaringen van taal opzoeken. 'Voor alles wat er op de wereld is, is er taal en Dietsch genoeg', zegt Hadewych in een van haar brieven. Maar wanneer ze het even verder over haar - goddelijke? - geliefde heeft, blijkt de enorme ervaring van de mystieke eenwording met haar beminde niet in taal te vatten: 'Daarom zwijg ik zacht', schrijft ze dan ook. Ik schreef in deze bundel een gedicht waarvan ik me voorstel dat ze het in de marge van haar eigen teksten schreef, waarin ze duidelijker dan in haar brieven zelf beschrijft hoe ze in een soort roes verkeert. Het gaat ook veel meer om erotiek, een thema waar de meeste commentatoren met een grote boog omheen lopen. Eigenlijk toont Hadewijch zich een zeer hete tante als ze vertelt over de coup de foudre die ze voelt bij de eerste ontmoeting met haar lief, met alle nodige lusten en verlangens. Ik zet haar taalexperiment niet zozeer voort, maar trek het wel binnen in mijn eigen schrijven, schrijf door haar ogen."
Ligt de kritiek niet voor de hand dat u zich weer toelegt op uw favoriete thema's, zoals de herinnering aan een christelijk verleden en het leven in afzondering?
Mortier: "Ach, wat baten kaars en bril, als de uil niet zien en wil? Literatuurcritici verwijten me weleens te zwelgen in nostalgie, terwijl het me om heel andere dingen te doen is. Ik denk dat zo'n kritiek de grenzen aanduidt van in hoeverre je het in recensies kunt hebben over literatuur. Een goed boek kun je nooit vatten met literatuurkritiek, ten goede noch ten kwade. Een lovende kritiek schiet te kort, een negatieve illustreert enkel de blindheid van de criticus. Je moet dat dus allemaal wat relativeren. We leven in een tijd waarin alles te bemeten en in statistieken te gieten valt, terwijl je de essentie niet kunt kwantificeren. Maar je kunt nu moeilijk zeggen: 'Globalisering deugt niet want het dreigt mijn ziel aan te tasten.' Kom daar maar eens mee af op de World Trade Organisation. En nochtans is het zo. Je ziet dezelfde tendens in de literatuurbeschouwing: alles moet maatschappelijk en politiek relevant zijn, onmiddellijk grijpbaar, meteen toepasselijk. Literatuur en kunst wordt in journalistieke denkkaders gewrongen, gerecupereerd door de markt der opinies. Dat is een enorme verarming van de literatuurkritiek. Want er is zoveel meer dat je kunt zeggen met literatuur. Vanaf het begin van mijn schrijverschap gapen sommige beschouwers naar mijn boeken als een uil naar een kluitje. Help, we kunnen er onze kritische categorieën niet op loslaten! Dus hebben ze twee mogelijkheden, mijn werk belachelijk maken of erover zwijgen.
"Het is mijn droom een soort boek te schrijven dat je op je kunt laten inwerken, als een landschap. Je hoeft het niet zozeer te begrijpen. Ik wil een tegengewicht voor altijd maar die hang naar begrijpen, begrijpen, begrijpen. Veel literatuur geeft de lezer de pap in de mond door vol wegwijzers te staan: dit is het thema! Hier komt het motief!"
Blancquaert: "Als je kritieken leest, zie je soms duidelijk dat de persoonlijkheid van de recensent komt bovendrijven. Dat is ergerlijk, want recensenten hebben een enorme macht waarmee ze kunnen bepalen wat een lezer van een boek zal onthouden. Terwijl elke recensent verschillend is en schrijft vanuit de periode waarin hij zit in zijn leven. Wat heeft het dan nog voor waarde?"
In het beste geval geeft hij een intelligente commentaar?
Blancquaert: "Dat is zo, maar meestal zijn die gasten niet echt stabiel. (schaterlacht) Allez, dat heb ik dan in eigen naam gezegd, hé."
Mortier: "Voor mij gaat het meer om individuen die meer en meer moeten scoren. Die praktijk strookt niet met het ideaalbeeld dat ik heb van literatuur en kritiek."
Hoe ziet dat ideaalbeeld er dan uit?
Mortier: "Daarin zou ik mijn boeken volstrekt anoniem op de wereld kunnen zetten, zonder dat iemand weet dat ik die schrijf. Er mag over worden gepraat en geschreven, maar dan wel in dezelfde anonimiteit. In onze huidige wereld moet je echter opgemerkt worden als auteur, moet je jezelf laten zien, fotosessies ondergaan in bed. (lacht)"
Van wie moet dat?
Mortier: "In dit taalgebied komen er naar schatting jaarlijks 12.000 boeken uit. Wanneer het jouwe verschijnt, moet je het even uit die enorme zee omhoog steken om er ook maar een beetje aandacht op te vestigen. Maar eigenlijk druist dat in tegen de schrijver in mij. De dag dat ik sta te springen om voor de foto te poseren of in televisieprogramma's op te draven, zou ik me bezorgd maken. Ik heb aan mijn naaste omgeving gezegd dat ze me dan ook mogen slaan als dat ooit mocht voorvallen."
Vrijdag wordt jullie bundel in de kerk van het voormalige Klooster van de Minderbroeders voorgesteld. Wat is er eigenlijk met het klooster gebeurd na de verwijdering van de broeders?
Blancquaert: "Nu is het een begeleidingscentrum voor onder meer vluchtelingen en daklozen. Het Centrum voor Algemeen Welzijnswerk Artevelde is een fantastische organisatie die op de achtergrond werkt, maar straffe dingen realiseert. Ze zijn blij met het pand. Ze hebben er ook een kerk bij die ze kunnen verhuren voor culturele evenementen, maar het kost veel om die te onderhouden. Daarom veilen we tijdens de presentatie van ons boekje ook de veertien schrijnen die Erwin en ik met de Gentse lijstenmaker Gaspart gemaakt hebben van mijn foto's, zijn tekstfragmenten en achtergelaten voorwerpen. Daar hebben we ons goed mee geamuseerd. Regels uit de gedichten hebben we op zakdoekjes geschreven of in zeephouders gebakken. De kistjes zijn verguld of behangen met zilver. Het zijn eigenlijk kleine installaties, experimenten met tekst en beeld. De opbrengst van de veiling is voor het CAW."
Mortier: "Verder lees ik mijn derde Gentse stadsgedicht voor. We serveren ook drankjes. Het wordt een soort veiling-mis-café-boekhandel-lezing, heel multidisciplinair."
Blancquaert: "De handel moet draaien!"
Erwin Mortier & Lieve Blancquaert, Uit één vinger valt men niet, De Bezige Bij, Amsterdam, 102 p., 24,90 euro.
Lieve Blancquaert: 'Op een foto zie je een stuk zeep dat nog in een washok lag. In de groeven ervan zit het vuil van een broeder. Dat is toch ongelooflijk, dat je vuiligheid langer blijft bestaan dan jezelf'
Vaderleer
Vroeger kon ik staande in de badkuip
je navel als een derde oog
op mijn voorhoofd drukken, de kus
van een mond zonder tong, een zegel
een doodlopend gat.
Het moest voor de goedkoop,
dat baden met broers en ik naar
verluidt
maar dat bekken
was je buik
- ik zie je zitten,
wijdbeens
rondom ons in al
dat water
dat pas later brak.
Gedicht voor een cello
Ik denk dat ik bij je om bij mij
terechtkom dat ik de kom van je buik
behoef om mij daar te vinden
vlakbij het knoopsgat.
Ik denk dat ik in jou straten
omloop. Mijn lange keten kroegen
waar ik aan uw kranen uitziek.
Dan de trap op onverlicht trek
ik u uit als en naald als
een scherf in mijn voet.
Erwin Mortier: 'Kunst valt bij je binnen op dezelfde manier als de engel Gabriël bij de maagd Maria terwijl ze het huishouden staat te doen. Ze kan niet anders dan op haar knieën vallen en zeggen: mij geschiedde naar uw woord'
T. van Deel
Verlaten huizen met hun achtergebleven en verweesde inboedel hebben al menig dichter en fotograaf geïnspireerd. In het geval van Erwin Mortier en Lieve Blancquaert betreft het het Minderbroedersklooster in Gent dat in 2004 werd gesloten en een andere bestemming kreeg, na bijna acht eeuwen. De foto's richten zich op resterende details: een stukje zeep in een bakje, matrassen, een knopenlaatje, de omtrekken op de muur van een verdwenen kruisbeeld, een bak met sleutels. De gedichten roepen, niet zonder pathetiek, een door het katholicisme bepaalde leef- en denkwereld op. Typerend voorbeeld: '(Gebed) voor de doden en de taal'. Mortier is zich sterk bewust van de vergankelijkheid van het bestaande en van de mogelijkheid om door middel van de taal nog iets van het alomme verdwijnen tegen te houden. Verwijzingen naar de middeleeuwse mystici Hadewijch en Ruusbroec, en naar Augustinus, de kerkvader, alsmede naar de bijbel ('Korinthiërs 13') versterken de interne samenhang van de bundel, die door de fotografische details juist van zijn zwaarte wordt verlost.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.