Beschikbaarheid en plaats in de bibliotheek
ARhus - De Munt magazijn
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Geus, cop. 2006 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : STRY |
Besprekingen
31/12/2007
And how do we keep our balance? That I can tell you in one word: tradition!", zo luidt het in de bekende Broadwaymusical 'The fiddler on the roof'. Het spanningsveld tussen traditie en vooruitgang waarmee de joodse inwoners van het Oekraïense dorpje Anatevka anno 1905 geconfronteerd werden, geldt ook onverminderd voor de personages uit de romans van de Pools-joodse auteur Julian Stryjkowski (1904-1996). Stryjkowski's kijk op het leven in de Galicische sjtetls aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog is echter heel wat grimmiger en genuanceerder dan die van zijn joodse collega-schrijvers. Stemmen in het duister uit 1956 is nu in het Nederlands vertaald.
Politieagenten van God
Julian Stryjkowski heette bij zijn geboorte eigenlijk Pesach Stark. Hij groeide op in een traditioneel joods gezin in de sjtetl van Stryj, niet ver van de (thans Oekraïense) stad Lviv. De voertaal thuis was Jiddisch. Zijn vader was leraar in een joodse religieuze school, maar liet zijn zoon toch naar een Poolse school gaan. Dat vroege contact met de Poolse taal en cultuur had een bepalende invloed op de ontwikkeling van de jonge Stark. In de jaren '20 trok hij naar (het toen nog Poolse) Lwow en ging er Poolse filologie studeren. Zijn studie mondde uit in een proefschrift over de literatuur van de Poolse romantiek. In zijn jonge jaren flirtte Stryjkowski ook nog even met het zionisme en schreef hij zelfs enige verzen in het Hebreeuws. Later bekeerde hij zich ? zoals zovele joodse intellectuelen ? tot het communisme, dat met zijn internationalistische ingesteldheid geacht werd een dam te kunnen opwerpen tegen de opstoten van nationalisme en antisemitisme in het Europa van de jaren '30. Stryjkowski's lidmaatschap van de (destijds verboden) communistische partij kwam hem op een jaar gevangenisstraf te staan. Rond diezelfde tijd knoopte hij ook contacten aan met de Franse schrijver (en notoire antisemiet!) Céline, van wie hij een boek in het Pools vertaalde. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog vluchtte Stryjkowski naar het door de Sovjet-Unie bezette Lwow. Toen de troepen van Hitler de aanval op de USSR inzetten, nam hij de wijk naar Rusland en ontkwam hij op die manier aan de nazivervolgingen.
Stryjkowski's debuut als Pools romancier kreeg vorm tijdens zijn oorlogsjaren in de Sovjet-Unie, waar hij begon te schrijven aan het eerste deel van een vierluik over het leven van de joodse gemeenschap in zijn geboortestreek. Het eerste boek, dat de titel Stemmen in het duister kreeg, kon pas in 1956, met een vertraging van zowat tien jaar, verschijnen. In de roman blikte Stryjkowski ? die in de nadagen van de oorlog teruggekeerd was naar Polen en die inmiddels de naar zijn geboorteplaats verwijzende schrijversnaam had aangenomen ? op een behoorlijk kritische manier terug op zijn kinder- en jeugdjaren in Oost-Galicië aan het begin van de 20e eeuw. Een dergelijke benadering van de joodse problematiek kwam in de jaren net na de Tweede Wereldoorlog uiteraard enigszins ongelegen, in het licht van de grote tragedie die miljoenen Europese joden het leven had gekost. Stryjkowski, die de jodenvervolgingen niet met eigen ogen had aanschouwd en die ervoor terugdeinsde om de Holocaust rechtstreeks te behandelen in zijn werk, had evenwel zijn thema gevonden. Na Stemmen in het duister volgden in de jaren '60, '70, '80 nog drie romans die de lang vervlogen leefwereld en de tradities van de Galicische joden reconstrueren en die samen Stryjkowski's 'Galicische tetralogie' vormen. Als schrijver en intellectueel nam Stryjkowski ondertussen meer en meer afstand van zijn communistische overtuiging, eerst door zijn partijkaart in te leveren, vervolgens door samen te werken met de oppositie en te publiceren in de ondergrondse pers. Een laatste keer liet Stryjkowski van zich spreken toen hij in 1993 ? ondertussen bijna negentig jaar oud ? een novelle publiceerde waarin hij uitkwam voor zijn homoseksuele geaardheid.
Een rode draad in Stryjkowski's prozawerk is de problematiek van identiteit en assimilatie. De onlangs in het Nederlands vertaalde roman Stemmen in het duister behandelt die problematiek vanuit het perspectief van de orthodoxe Galicische joden aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. Stryjkowski neemt een erg genuanceerd standpunt in waar het gaat om de gestage teloorgang van de joodse tradities in Centraal- en Oost-Europa. Enerzijds is het verval van het lokale joodse gemeenschapsleven het onvermijdelijke gevolg van ingrijpende historische processen, maar anderzijds liggen volgens de auteur van Stemmen in het duister ook ontwikkelingen binnen de joodse gemeenschap aan de basis van de veranderende mentaliteit. Centraal in dat eerste deel van Stryjkowski's Galicische vierluik staat de kleine Aron, die met zijn gezin in een chassidisch stadje (Stryj) in oostelijk Galicië woont. Arons vader, rebbe Tojwje, is een vrome, rechtgeaarde jood die ijverig de Talmoed bestudeert en die de joodse wet en de traditie koste wat het kost in ere wil houden. Als dusdanig komt hij te pas en te onpas in conflict met de hebzuchtige en valse rebbe Scharje, die er allerhande oneerlijke praktijken op na houdt. Een ander voortdurend punt van zorg en strijd voor rebbe Tojwje (die vanwege zijn morele onbuigzaamheid door zijn omgeving de "politieagent van God" wordt genoemd), is de wijzigende verhouding tussen de gesloten wereld van de sjtetl en de 'boze' buitenwereld, de wereld van de gojim. Steeds meer ideeën uit de wijde wereld (socialisme, emancipatie, ...) dringen door in de joodse gemeenschap, en het zijn vooral de jonge mensen die deze ideeën oppikken en de traditionele familiestructuren op losse schroeven zetten. Rebbe Tojwje en zijn vrouw zien zo met lede ogen aan hoe hun dochter Chamarjem haar naam verpoolst tot Maria en ervandoor gaat met ? godbetert ? een niet-jood. Tojwje's broer Karol, die zijn joodse geloof allang verloren heeft, formuleert de uitdaging van een leven buiten het joodse getto als volgt: "De hele wereld ligt aan je voeten. Waar je ook komt, overal voel je je thuis. Parijs, New York. Je hoeft er maar op uit te trekken. Hier vegeteert een mens. Ve-ge-teert. Nog tijdens zijn leven gaat hij dood."
De lotgevallen van de joodse gemeenschap in Stryj worden beschreven door een buiten het verhaal staande verteller die zich in de regel onthoudt van elk commentaar, en die de uiteenlopende standpunten en ideologische stellingnames handig verweeft in de vele dialogen die de verschillende personages met elkaar voeren. Zo krijgt elke positie zijn eigen stem en krijgt geen enkele partij het laatste woord. Toch valt op dat de verteller zich in de loop van het verhaal sterk identificeert met het standpunt van de jonge Aron. Het kleine kind voelt goed de verscheurdheid aan die het conservatieve joodse milieu in haar greep krijgt. Op subtiele wijze laat Stryjkowski zien hoe de voorkeur van het jonge kind steeds meer uitgaat naar de kleurrijke wereld buiten de sjtetl. Waar de volwassen protagonisten elkaar in de discussie omtrent traditie en vernieuwing bekampen met ideologische argumenten, laat de kleine Aron zich vooral leiden door zijn zintuigen. Het joodse milieu wordt ? zo geeft de verteller her en der aan ? veelal bevolkt door weinig sympathieke (en vaak fysiek afstotelijke) creaturen en wordt bovendien gekenmerkt door een grauwheid, kilheid en bedomptheid die schril afsteken tegen de bonte wereld buiten de sjtetl, daar waar de Polen leven. Frappant is de manier waarop Aronek zijn eerste contacten met die buitenwereld ervaart: "Er joeg een sneeuwroze winterstorm door de tuin. Het waren gekleurde bloesemblaadjes, vlinders, engelen. Ze trilden in de zon, golfden. Het meisje, het water, de witroze sneeuwstorm, alles vloog naar de hemel. De tuin vloog naar de hemel en op het glinsterende gras, op de rode paadjes, op het pleintje vielen roze en witte blaadjes. Aronek rook een frisse geur. Hij deed zijn wijd open. Hij nam de lucht gulzig in zich op. Hij had dorst. Nog meer, nog meer. Hij was bang dat het een droom was." Het zijn deze en soortgelijke passages die duidelijk blijk geven van Stryjkowski's gereserveerde houding tegenover het traditionele joodse milieu waaruit hij zelf voortkwam. Meer dan eens kreeg Stryjkowski dan ook het verwijt dat hij in zijn herinneringen aan het leven in de sjtetl oneerlijk te werk was gegaan, aangezien hij mensen over de hekel haalt die zichzelf ? in hun hoedanigheid van "stemmen in het duister" ? eigenlijk niet meer kunnen verdedigen. Het verklaart meteen ook waarom anno 2007 van Stryjkowski's joodse romans nog steeds niets in het Ivriet is vertaald. [Kris Van Heuckelom]
Drs. B. Hummel
Na de ghetto-opstand in Warschau begon Stryjkowski (1905-1996) aan deze roman over het door externe invloeden bedreigde joodse leven in een Pools dorp. In 1956 verschenen maakt het deel uit van een trilogie. Voor de schrijver was het een afrekening met zijn jeugd. Het vertelt het verhaal van de jonge Aronek, zoon van een joods geestelijke. Hij ziet hoe interne twist en nieuwlichterij van buiten (zionisme, materialisme, emancipatie) langzaam grip krijgen op het orthodoxe leven in zijn dorp. Vergeleken met B. Singer, is Stryjkoskwi vooral sterk realistisch. Het leven is rauw, armoedig, de twisten zijn kleinzielig. Met verklarende woordenlijst en nawoord over de schrijver. De roman had niet misstaan in de 'Jiddische bibliotheek' van uitgeverij Vassalucci. Kleine druk.
Suggesties
Krijg een e-mail wanneer dit item beschikbaar is
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.