Jij en ik en alle andere kinderen : de verzamelde verhalen en kindergedichten
Bart Moeyaert
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Querido, 2005 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : MAG F 13138 |
Annemie Leysen
te/ep/07 s
Gesprek met kinder- en jeugdboekenmaker André Sollie
Vorige week werd in het Roze Huis in Berchem de eerste adolescentenroman van André Sollie voorgesteld, zijn eerste werk 'van langere adem', na tien jaar getob en verscheidene versies eindelijk klaarge raakt. 'Het boek is wel voor een heel breed publiek bedoeld. Ik zou het jammer vinden als het enkel homolezers zou aanspreken.'
André Sollie
Nooit gaat dit over
Querido, Amsterdam, 88 p., 12,50 euro.
ooit gaat dit over is een klein, dun boekje, bijzonder fraai uitgegeven, in een vormgeving en formaat die herinneren aan Dani Benoni van Bart Moeyaert. Het is een goed uitgebalanceerd en intrigerend verhaal over een jongensliefde, inmiddels een wel erg populair onderwerp, zo blijkt uit de niet te tellen titels die de voorbije jaren verschenen. Vaak wordt het thema nogal melodramatisch of moraliserend aangepakt. In Nooit gaat dit over is dat niet het geval. "Dit is niet het zoveelste probleemverhaal over homoseksualiteit", zegt Sollie, ontwapenend openhartig, tijdens een gesprek over het boek, over zijn eigen jeugd en over de parallellen tussen die twee. "Het gaat over een jongen en over een onrealistische en obsessionele verliefdheid die wel faliekant moet aflopen. Onontkoombaar, noodlottig en naïef."
Op de cover prijkt een opvallende, blauw-grijze foto met twee naakte jongenstorso's in een intieme omarming. Het verhaal speelt tijdens de jaren zestig in een troosteloos achterafsteegje aan de Belgische kust. Een armoedige buurt, een deprimerende setting met de geur van friet en pils, met het rokerige, stinkende café Texas en de jukebox als centrale plek, en met al even uitzichtloze levens: Yvette Bulteel, in betere tijden tot Miss Camping uitgeroepen, en nu accordeoniste in gore Noord-Franse zaaltjes, dommig en in zichzelf gekeerd; Etienne, garagist en mislukkeling, en Yvettes slaafse aanbidder; Zoltan, een intrigerende zuiderse kermisuitbater, die er uiteindelijk met Pims moeder vandoor gaat. Pim is Yvettes enige zoon en zoekt soelaas in een bijzondere fantasiewereld. Bij Marcella, de warmhartige buurvrouw, ooit in de steek gelaten door een Italiaanse macho, de vader van haar kinderen Sabrina en Gino, vindt Pim de warmte die er thuis niet is. Tegen die desolate achtergrond ontspint zich, in verschillende tijdslagen, een zinnelijk spel tussen twee jongens en een meisje en leidt een en ander tot eindeloze eenzaamheid en weinig hoopvolle perspectieven.
"Ik wilde niet echt een holebi-boek schrijven", zegt Sollie. "De term alleen al! Die doet me altijd meteen denken aan attracties in pretparken. In het hele boek vind je het woord homo nergens terug. Ook niet op het achterplat. Overigens zul je ook nooit woorden als televisie of telefoon in mijn boeken terugvinden. Die passen gewoon niet bij me en ze staan ook de tijdloosheid van zo'n verhaal in de weg. Maar goed, voor je het in de gaten hebt, gaat het er al over, over de homoliefde. Je schrijft natuurlijk over wat je zelf het beste kent, en over je eigen gevoelens. Het lag voor de hand. In mijn gedichten (Het ijzelt in juni, AL) zit ook al heel wat uit mijn eigen jeugdherinneringen verwerkt. Als ik schrijf over adoratie, verlangen en obsessionele aandacht, dan gaat het voor een groot stuk over mezelf. Het boek is wel voor een heel breed publiek bedoeld. Ik zou het jammer vinden als het enkel homolezers zou aanspreken."
Pim, de held van het boek, wordt meteen via een flashback geïntroduceerd: op de slaapkamer van zijn moeder speelt de negenjarige jongen een bizar spel, een vreemd ritueel met obsessioneel door hem uitgezette regels: wat zijn linkerhand doet, gebeurt in zijn verbeelding door Maria, het kamermeisje, die hem uitkleedt en hem met een paar smakeloze attributen van zijn moeder tot prinsesje omtovert. Het opzeggen van het alfabet (van aarzeling tot zevende hemel) hoort ook bij het spel, als een haast dwangmatige formule, om de magie die erop volgen moet op te roepen.
"Dat deed ik ook weleens, als kind. Ik ging, net als Pim, voor de spiegel staan om me te verkleden. Als je ontdekt dat je aldoor aan jongens denkt, dan besluit je dat er iets zal moeten gebeuren, want je begrijpt al snel dat je verlangens niet kloppen met wat je om je heen ziet... en dan ga je fantaseren. Dan hoop je dat je ooit zult muteren, bij wijze van spreken, en dat je ooit een meisje wordt. Want alleen dan kan die 'prins op het witte paard', op wie je zo zit te wachten, eraankomen. Pas veel later ontdek je dat het ook gewoon kan, dat je geen meisje hoeft te zijn om door jongens begeerd te worden. En dat van die prins op het paard, is mij overkomen, gelukkig maar! Mijn geaardheid voel ik aan als een geschenk van de hemel. Veel moeilijkheden heb ik er nooit mee gehad. Dat had ook met mijn begrijpende ouders te maken. Maar zo ver komt Pim niet. Eerst voert hij zijn gevecht om van dat meisjesachtige af te komen; 'prinses wordt prins'. En daar speelt Gino een belangrijke rol in. Die grotere, knappe buurjongen, die weleens naar hem kijkt met zijn donkere ogen, die aandacht voor hem heeft, die hem plaagt en uitdaagt, die uiteindelijk ook seksuele spelletjes met hem uitprobeert, in het schuurtje, in de sloot en in de tent... Zulke spelletjes spelen jongens trouwens wel vaker. Daarom hoef je nog geen homo te zijn. Pim raakt betoverd en fantaseert zich een onmogelijke toekomst bij elkaar met Gino. Zijn fascinatie resulteert in een dwangmatige aandacht, een obsessionele lichamelijke aantrekkingskracht ook. Als bezeten verzamelt hij in een geheime doos allerlei prullaria die met Gino te maken hebben: een zakdoek, puzzelstukjes,... Hij begint zich de idiootste dingen te verbeelden. Daar herken ik mezelf in. Een jongen, of later, een man, moest me maar langer dan een minuut aankijken, of me even aanraken, en ik was verkocht en ging al onmogelijke plannen maken. Heel naïef, als ik het nu bedenk."
Als Gino het met een meisje uit Duinkerken aanlegt, zijn de ontgoocheling en de wanhoop niet te overzien. Zijn pogingen om zijn smoorverliefde zus Sabrina aan Pim te koppelen, zijn olie op het vuur. Zoltan, die intrigerende donkere vreemdeling van de botsauto's duikt weer op, en Pims erotische verbeelding slaat op hol.
"De nabijheid van zo'n volwassen man, die je optilt, aanraakt, daar ga je meteen over fantaseren. Ik vermoed dat heel wat jongens zich in die scènes zullen herkennen. Je gaat dan overdrijven met je aandacht omdat je een soort van bevestiging zoekt. Als je eens ontdekt hebt dat je anders bent dan wat van je verwacht wordt door je omgeving, dan ga je het allemaal nog een extra zetje geven. Dat hoort bij het proces van zelfaanvaarding, vermoed ik. Daar moet je doorheen. Ik wilde Pim met zijn gefixeerde gedrag niet aardiger voorstellen. Hij is niet echt sympathiek, behoorlijk hard ook, zoals hij Sabrina ongenadig negeert. Maar tegelijk ook erg meelijwekkend."
Of André Sollie voor dit eerste crossoverboek ook een eigen schrijfstijl vond?
"Ik wilde suggestief schrijven, veel laten vermoeden zonder al te expliciet te worden en meteen alles prijs te geven. Ik had ook niet echt een bepaalde leeftijdsgroep voor ogen. Dat vroeg de uitgever ook niet. 'Schrijf maar raak', zei die. 'We zien dan wel.' Dat is een luxe, natuurlijk. Er werd behoorlijk geschrapt. Hele passages vielen eruit. Ik kon in dit kleine boek wel een mooi afgerond geheel kwijt, denk ik. Meer kon ik er niet aan toevoegen. Mijn verhaal was verteld. Ik hoop maar dat lezers er wat aan hebben, zich herkennen in die ene jongen en zijn kleine droomwereld. Over mogelijke reacties van gechoqueerde ouders of opvoeders maak ik me geen zorgen. Dit is Vlaanderen, en niet een of ander voormalig Oostblokland, en 2006 komt eraan, toch?"
Annemie Leysen
Annemie Leysen
te/ep/07 s
Gesprek met kinder- en jeugdboekenmaker André Sollie
Vorige week werd in het Roze Huis in Berchem de eerste adolescentenroman van André Sollie voorgesteld, zijn eerste werk 'van langere adem', na tien jaar getob en verscheidene versies eindelijk klaarge raakt. 'Het boek is wel voor een heel breed publiek bedoeld. Ik zou het jammer vinden als het enkel homolezers zou aanspreken.'
Nooit gaat dit over is een klein, dun boekje, bijzonder fraai uitgegeven, in een vormgeving en formaat die herinneren aan Dani Benoni van Bart Moeyaert. Het is een goed uitgebalanceerd en intrigerend verhaal over een jongensliefde, inmiddels een wel erg populair onderwerp, zo blijkt uit de niet te tellen titels die de voorbije jaren verschenen. Vaak wordt het thema nogal melodramatisch of moraliserend aangepakt. In Nooit gaat dit over is dat niet het geval. "Dit is niet het zoveelste probleemverhaal over homoseksualiteit", zegt Sollie, ontwapenend openhartig, tijdens een gesprek over het boek, over zijn eigen jeugd en over de parallellen tussen die twee. "Het gaat over een jongen en over een onrealistische en obsessionele verliefdheid die wel faliekant moet aflopen. Onontkoombaar, noodlottig en naïef."Op de cover prijkt een opvallende, blauw-grijze foto met twee naakte jongenstorso's in een intieme omarming. Het verhaal speelt tijdens de jaren zestig in een troosteloos achterafsteegje aan de Belgische kust. Een armoedige buurt, een deprimerende setting met de geur van friet en pils, met het rokerige, stinkende café Texas en de jukebox als centrale plek, en met al even uitzichtloze levens: Yvette Bulteel, in betere tijden tot Miss Camping uitgeroepen, en nu accordeoniste in gore Noord-Franse zaaltjes, dommig en in zichzelf gekeerd; Etienne, garagist en mislukkeling, en Yvettes slaafse aanbidder; Zoltan, een intrigerende zuiderse kermisuitbater, die er uiteindelijk met Pims moeder vandoor gaat. Pim is Yvettes enige zoon en zoekt soelaas in een bijzondere fantasiewereld. Bij Marcella, de warmhartige buurvrouw, ooit in de steek gelaten door een Italiaanse macho, de vader van haar kinderen Sabrina en Gino, vindt Pim de warmte die er thuis niet is. Tegen die desolate achtergrond ontspint zich, in verschillende tijdslagen, een zinnelijk spel tussen twee jongens en een meisje en leidt een en ander tot eindeloze eenzaamheid en weinig hoopvolle perspectieven.
"Ik wilde niet echt een holebi-boek schrijven", zegt Sollie. "De term alleen al! Die doet me altijd meteen denken aan attracties in pretparken. In het hele boek vind je het woord homo nergens terug. Ook niet op het achterplat. Overigens zul je ook nooit woorden als televisie of telefoon in mijn boeken terugvinden. Die passen gewoon niet bij me en ze staan ook de tijdloosheid van zo'n verhaal in de weg. Maar goed, voor je het in de gaten hebt, gaat het er al over, over de homoliefde. Je schrijft natuurlijk over wat je zelf het beste kent, en over je eigen gevoelens. Het lag voor de hand. In mijn gedichten (Het ijzelt in juni, AL) zit ook al heel wat uit mijn eigen jeugdherinneringen verwerkt. Als ik schrijf over adoratie, verlangen en obsessionele aandacht, dan gaat het voor een groot stuk over mezelf. Het boek is wel voor een heel breed publiek bedoeld. Ik zou het jammer vinden als het enkel homolezers zou aanspreken."
Pim, de held van het boek, wordt meteen via een flashback geïntroduceerd: op de slaapkamer van zijn moeder speelt de negenjarige jongen een bizar spel, een vreemd ritueel met obsessioneel door hem uitgezette regels: wat zijn linkerhand doet, gebeurt in zijn verbeelding door Maria, het kamermeisje, die hem uitkleedt en hem met een paar smakeloze attributen van zijn moeder tot prinsesje omtovert. Het opzeggen van het alfabet (van aarzeling tot zevende hemel) hoort ook bij het spel, als een haast dwangmatige formule, om de magie die erop volgen moet op te roepen.
"Dat deed ik ook weleens, als kind. Ik ging, net als Pim, voor de spiegel staan om me te verkleden. Als je ontdekt dat je aldoor aan jongens denkt, dan besluit je dat er iets zal moeten gebeuren, want je begrijpt al snel dat je verlangens niet kloppen met wat je om je heen ziet... en dan ga je fantaseren. Dan hoop je dat je ooit zult muteren, bij wijze van spreken, en dat je ooit een meisje wordt. Want alleen dan kan die 'prins op het witte paard', op wie je zo zit te wachten, eraankomen. Pas veel later ontdek je dat het ook gewoon kan, dat je geen meisje hoeft te zijn om door jongens begeerd te worden. En dat van die prins op het paard, is mij overkomen, gelukkig maar! Mijn geaardheid voel ik aan als een geschenk van de hemel. Veel moeilijkheden heb ik er nooit mee gehad. Dat had ook met mijn begrijpende ouders te maken. Maar zo ver komt Pim niet. Eerst voert hij zijn gevecht om van dat meisjesachtige af te komen; 'prinses wordt prins'. En daar speelt Gino een belangrijke rol in. Die grotere, knappe buurjongen, die weleens naar hem kijkt met zijn donkere ogen, die aandacht voor hem heeft, die hem plaagt en uitdaagt, die uiteindelijk ook seksuele spelletjes met hem uitprobeert, in het schuurtje, in de sloot en in de tent... Zulke spelletjes spelen jongens trouwens wel vaker. Daarom hoef je nog geen homo te zijn. Pim raakt betoverd en fantaseert zich een onmogelijke toekomst bij elkaar met Gino. Zijn fascinatie resulteert in een dwangmatige aandacht, een obsessionele lichamelijke aantrekkingskracht ook. Als bezeten verzamelt hij in een geheime doos allerlei prullaria die met Gino te maken hebben: een zakdoek, puzzelstukjes,... Hij begint zich de idiootste dingen te verbeelden. Daar herken ik mezelf in. Een jongen, of later, een man, moest me maar langer dan een minuut aankijken, of me even aanraken, en ik was verkocht en ging al onmogelijke plannen maken. Heel naïef, als ik het nu bedenk."
Als Gino het met een meisje uit Duinkerken aanlegt, zijn de ontgoocheling en de wanhoop niet te overzien. Zijn pogingen om zijn smoorverliefde zus Sabrina aan Pim te koppelen, zijn olie op het vuur. Zoltan, die intrigerende donkere vreemdeling van de botsauto's duikt weer op, en Pims erotische verbeelding slaat op hol.
"De nabijheid van zo'n volwassen man, die je optilt, aanraakt, daar ga je meteen over fantaseren. Ik vermoed dat heel wat jongens zich in die scènes zullen herkennen. Je gaat dan overdrijven met je aandacht omdat je een soort van bevestiging zoekt. Als je eens ontdekt hebt dat je anders bent dan wat van je verwacht wordt door je omgeving, dan ga je het allemaal nog een extra zetje geven. Dat hoort bij het proces van zelfaanvaarding, vermoed ik. Daar moet je doorheen. Ik wilde Pim met zijn gefixeerde gedrag niet aardiger voorstellen. Hij is niet echt sympathiek, behoorlijk hard ook, zoals hij Sabrina ongenadig negeert. Maar tegelijk ook erg meelijwekkend."
Of André Sollie voor dit eerste crossoverboek ook een eigen schrijfstijl vond?
"Ik wilde suggestief schrijven, veel laten vermoeden zonder al te expliciet te worden en meteen alles prijs te geven. Ik had ook niet echt een bepaalde leeftijdsgroep voor ogen. Dat vroeg de uitgever ook niet. 'Schrijf maar raak', zei die. 'We zien dan wel.' Dat is een luxe, natuurlijk. Er werd behoorlijk geschrapt. Hele passages vielen eruit. Ik kon in dit kleine boek wel een mooi afgerond geheel kwijt, denk ik. Meer kon ik er niet aan toevoegen. Mijn verhaal was verteld. Ik hoop maar dat lezers er wat aan hebben, zich herkennen in die ene jongen en zijn kleine droomwereld. Over mogelijke reacties van gechoqueerde ouders of opvoeders maak ik me geen zorgen. Dit is Vlaanderen, en niet een of ander voormalig Oostblokland, en 2006 komt eraan, toch?"
Ed Franck
te/ep/15 s
Jeugd
Het verhaal staat bol van fraaie formuleringen
Je kunt een boek vermoorden door het samen te vatten. Dat geldt zeker voor Nooit gaat dit over van André Sollie.
Pim wordt smoorverliefd op (de biseksuele?) Gino en heeft met hem zijn eerste seksuele ervaringen. Sabrina, Gino's zus, is verliefd op Pim zonder door te hebben dat die homo is. Gino laat Pim in de steek voor ene Françoise en verhuist. Dan duikt de kermiskramer Zoltan op uit het verleden en hij doet bij Pim weer dromen opflakkeren. Maar Pims moeder gaat er met die man vandoor. Het emotionele slagveld eindigt in een patstelling.
Het klinkt mager en de verhaallijn ís ook erg mager. Maar het was er Sollie duidelijk niet om te doen een wervelend verhaal op poten te zetten. Hij interesseert zich uitsluitend voor de emotionele binnenkant van de gebeurtenissen.
Het decor is een troosteloze buurt, ergens aan de Belgische kust. De vaders zijn uit het verhaal weggeschreven. De moeder van Pim en haar eerste aanbidder zijn een stelletje losers en zij laat uiteindelijk haar zoon in de steek. De moeder van Gino en Sabrina is een warme vrouw, maar ze sterft aan een slepende ziekte. Het klinkt een beetje geforceerd somber allemaal, je krijgt een bak leed over je uitgestort. Dat deze vrouw sterft en bovendien op haar sterfbed suggereert dat de drie jongeren dezelfde vader hebben, lijkt me een nodeloze verzwaring van de problematiek en nadert gevaarlijk de grens van melodramatiek.
En toch. Uit die mesthoop groeit een literair bloempje dat de moeite waard is om te besnuffelen. Sollie concentreert zich op de obsessionele verliefdheid van een vijftienjarige homo (en in mindere mate op de tot mislukking gedoemde verliefdheid van een meisje). Het zinnelijke, het smachtende, het verwarrende, de verafgoding, de dodelijke lichamelijke aantrekkingskracht, het uitbouwen van een onrealistische droomwereld... het wordt allemaal heel secuur uitgetekend.
VIA een paar knappe flashbacks komen we te weten hoe Pim vanaf zijn tiende omgaat met de eerste tekenen van zijn geaardheid. De mooie openingsscène beeldt uit hoe hij eerst een fase door moet: de drang om een meisje te zijn en zo een prins te krijgen.
Dat Pim een doos bewaart met prulletjes die aan Gino herinneren en dat hij voortdurend het alfabet opzegt als een bezweringsformule om de emotionele chaos te bedwingen, zijn motieven die als in een noodlotssymfonie de onafwendbare afloop aankondigen. Dat Pim tegen het einde zijn geheime doos opstookt, is een mooi symbool voor zijn drang om het verleden van zich af te zetten. Maar in de slotscène verschijnt Gino weer en wordt de titel treffend geïllustreerd in een open einde.
Sollie hanteert een hoogst sensitief proza. Het verhaal staat bol van fraaie formuleringen. Maar vaak glijdt hij ook uit en bezondigt zich aan stilistische overacting. Zinnen als ,,Van restjes avond boetseerden de jongens zich een nacht'' en ,,nu volgden de geluiden die het hart van Pim op een kier duwden'' ruiken naar uitsloverij.
De gevoelens zijn heel suggestief beschreven. Je moet ze meestal afleiden uit schaarse woorden en uit beschrijvingen van gebaren en gedragingen. Maar de auteur houdt dat niet consequent vol, soms gaat hij de expliciete toer op (,,Zijn boosheid en zijn teleurstelling maakten zijn verlangen nog heftiger'').
De seksuele handelingen komen ,,artistiek verantwoord'' aan bod. Je blijft wel lezen, omdat het sensitivisme van de auteur je inspint en de cocon almaar zwoeler en knellender wordt.
IK heb een heel tweeslachtig gevoel tegenover dit soort boeken. Van de ene kant kan ik niet ontkennen dat ze uittorenen boven veel van wat er op de markt wordt gegooid. Van de andere kant vreet dit soort boeken zich bij mij geen weg naar binnen om daar dagenlang na te zinderen.
Net zoals bij de boeken van Bart Moeyaert kun je je afvragen in hoeverre de overmaat aan sensitiviteit niet een paard van Troje is dat het verhaal van binnenuit uitholt, waardoor het als een oogverblindende zeepbel boven je hoofd blijft zweven in plaats van in je gezicht uiteen te spatten.
Beelden of situaties die zich op je netvlies of in je geheugen branden ontbreken. In ruil krijg je een emotioneel sfeerbeeld dat in zijn broeierigheid en hopeloosheid hoogstens even nagloeit, heel diffuus.
Alles blijft zich bewegen binnen de enge begrenzing van een nauwe cirkel, waardoor het verhaal adem en ruimte te kort komt. Ze hebben iets ijls, dat soort boeken, iets etherisch, zoals de feeën in de tijd toen je nog sprookjes las. Maar toegegeven, in hun beperktheid en eenzijdigheid zijn ze knap.
Het voortdurende focussen op emoties - en dan nog steeds dezelfde - heeft nog een ander gevolg: de hoofdpersonages krijgen niet echt een gezicht. In feite zijn ze een met behulp van een literair brandglas geconcentreerde emotionele stralenbundel. Als schets van boeiende romanpersonages schiet het boek tekort, temeer omdat ook de nevenfiguren nogal vlak blijven.
Maar laat me duidelijk zijn: dit eerste prozawerk van André Sollie van iets langere adem is de moeite van het lezen waard, hoeveel reserves ik ook inbouw. Je krijgt een knap gevoelsbeeld van een bepaalde jongerengroep op een bepaalde leeftijd.
Voor alle duidelijkheid nog dit: het is niet alleen een boek voor homo's. Het gaat in wezen over adolescentenleed op relationeel gebied, zij het met een speciale invalshoek.
DE AUTEUR André Sollie (1947) begon als illustrator van kinder- en jeugdboeken. Hij schrijft liedjesteksten, verhalen en dichtbundels. Nooit gaat dit over is zijn eerste roman.31/12/2005
Pim, vijftien, zweert "dit gaat nooit over", de liefde tussen Gino en hem, nadat ze samen de nacht doorbrachten in een tent. Hoewel hij beseft dat deze liefde ongehoord is, zeker in de jaren waarin dit verhaal zich afspeelt, is hij zelfzeker. Het was geen spel, geen zaak van jongens die nog niet aan een meisje toe zijn. Later zal hij zijn liefde heftig en wraakzuchtig verdedigen wanneer Gino een meisje heeft. De komst van de kermiszigeuner Zoltan doet zijn verlangens een andere richting uitgaan. Maar zijn moeder, een verlepte ex-'Miss Camping' die deuntjes op haar accordeon speelt in achterafzaaltjes, gaat er met Zoltan van door. Nu ook moederloos (zijn vader heeft hij nooit gekend), trekt Pim in bij Marcella, de moeder van Gino, van wie hij altijd al wenste dat ze zijn moeder was geweest. Na haar dood bevrijdt Pim zich van zijn verlangens naar Gino en Zoltan, en neemt het verhaal nog een laatste wending.
Je kunt het verhaal van Pim samenvatten in drie obsessies die hij moet afleren. Eerst is er zijn prinsessenwens. In een flashback, de openingsscène van deze roman, zien we hoe Pim zich in de slaapkamer van zijn moeder en met de hulp van haar toiletartikelen tot een prinsesje transformeert en "mooi en begeerd" waant. Vijf jaar later kijkt hij meewarig terug op die droom, en spot hij met de voorwerpen en het verleden van zijn moeder. In de drie jaar oudere Gino hunkert hij naar het mannelijke, en in de nog oudere Zoltan naar een vader èn echtgenoot. Overigens loopt er in het boek nog iemand rond met een stevige obsessie. Sabrina, de zus van Gino, heeft al lang een oogje op Pim. In een aantal passages is zij de hoofdpersoon wiens gedachten en gevoelens veel explicieter beschreven worden dan die van Pim.
Je kan allerlei redenen bedenken voor Pims overmatig hunkeren. Gewoon zijn homoseksuele geaardheid en hoe een jongere daarmee moet omgaan; hij heeft geen vader; zijn moeder is meestal afwezig en meer een rivale dan een zorgende moeder; het kuststadje is een troosteloze plaats en Pim kent er enkel afgeleefde volwassenen die hun avonden doorbrengen in bruine cafés. In het stadje verlangen sommigen naar iets anders, exotisch en levenslustig. Uit die hunkering ontstaat trouwens het hele verhaal, wat pas in de laatste pagina's onthuld wordt.
Dat zijn allemaal maar suggesties, en dat is precies wat André Sollie wou bereiken. Over redenen voor Pims hunkeren speculeert hij niet. Hij beschrijft het gedrag van zijn personages, wat ze denken en voelen komt in korte, betekenisvolle zinnetjes aan bod. "Suggestief schrijven", dat was zijn doel, stelt de schrijver in een interview met Annemie Leysen (De Morgen, 7 september 2005). Maar bepaalde zaken wil hij blijkbaar nog eens uitleggen, zodat de meeste plotelementen toch goed duidelijk worden. Die uitleg komt er vooral in de passages met Sabrina als hoofdpersoon. Waar Pim, Gino en Zoltan elkaar met blikken en halve zinnen aftasten, zet Sabrina alles op een rijtje (doelt Sollie hier op het verschil tussen mannen en vrouwen?) Overigens vervalt Sabrina, na de dood van haar moeder, wanneer zij het huis deelt met Pim, ook in stilzwijgen. Naast die ongepast expliciete passages komen er veel overbodige banale, uitleggerige zinnen voor in het verhaal, zoals "deze ontgoocheling was een blijvertje" of "dat kon Pim er nu even niet bij hebben". Hoe kort deze roman ook moge zijn, Sollie had gerust nog enige zinnen en passages kunnen schrappen.
In een boek van zo'n hoge kwaliteit stoort zo'n ongelijkheid in stijl. Ik kan me ook aansluiten bij wat Ed Franck, in 'De Standaard' van 15 september 2005, schreef over het "diffuse emotioneel sfeerbeeld" en de "overmaat aan sensitiviteit" die "het verhaal van binnenuit uitholt", hoewel Sollie concreter en vooral lichamelijker schrijft dan deze kwalificaties doen uitschijnen. Eerder dan "uitgehold" komt dit verhaal me te vertrouwd voor, in de wijze waarop de plot in elkaar gezet en ontwikkeld wordt, de herkenbare elementen van een jongensliefde, de evocatie van een uitgeblust Vlaams milieu van enkele decennia geleden, de suggestieve korte zinnetjes.
Deze minpunten vallen mij des te meer op omdat deze roman zo'n knap geschreven, beheerste vertelling is, met een fijne balans tussen psychologische inhoud en literaire vorm, met geslaagde sfeerschepping, motieven en beeldspraak. Elk hoofdstukje is een compacte eenheid van tijd en plaats, waarin Sollie de juiste woorden vindt om een situatie, sfeer en dialoog treffend neer te zetten. In elk van die scènes krioelt het van de mooie beelden. "De jongens kneusden zich aan elkaar en ze likten hun wonden", zo wordt de gehavende liefde beschreven. Wanneer Pim hevig aan Zoltan denkt, dan luidt de subtiele maar niets verhullende omschrijving: "Maar in zijn hoofd waren zijn wildste dromen veilig. Koortsachtig suste hij zijn geheime honger en dorst". Er komen echter inderdaad ook een paar gevallen van "stilistische overacting" (Ed Franck in 'De Standaard') voor. Deze roman, met zijn fraaie formuleringen en sterke scènes, blinkt vooral uit op de korte afstand, maar als geheel stelt hij enigszins teleur. [Chris Bulcaen]
M. van der Laan
Een teder en verdrietig verhaal over twee buurjongens in België, die zich sterk tot elkaar aangetrokken voelen. Voor de jongste is zijn liefde voor de ander heel duidelijk, de oudste heeft een omweg via een vriendin nodig. Het verdrietige is hun eenzaamheid. Van beide jongens zijn de vaders weggelopen of anderszins niet aanwezig; de ene moeder redt het maar matig, de andere kijkt nauwelijks naar haar kind om. Het Belgische kustlandschap wordt zo beschreven, dat het de verlaten situatie van de jongens benadrukt. De lezer krijgt tenslotte nog een geheim mee, wat het verhaal er ook niet vrolijker op maakt. De auteur gebruikt veel beeldspraak, wat interessant is om te lezen, al is het soms wat te veel. Dit (probleem)boek past goed in een collectie voor jongeren. De schrijver heeft veel publicaties op zijn naam staan: poëzie, proza en theaterstukken. Bovendien illustreert hij eigen en andermans werk, maar niet dit kleine, mooi verzorg uitgegeven boekje voor jongeren vanaf ca. 14 jaar.
Nele Janssen
ua/an/22 j
Wat is liefde? Wat is liefde tussen twee jongens in de bloei van hun leven? Samen een nacht boetseren, een sloot die twee jongens breed is, een blauwgeruite zakdoek, Gino en Pim, Pim en Gino … En een einde. Een einde aan de liefde: \Ze heet Françoise.\ En toch: \Nooit gaat dit over\, zoveel is zeker voor Pim. Hij wordt kind aan huis in Gino’s gezin, schuift aan tafel op Gino’s plaats, slaapt in Gino’s bed en is bij hem in zijn dromen. Nooit gaat dit over … Sober maar poëtisch schetst de schrijver een verhaal, een liefdesverhaal over de band tussen twee jongens. Het lijkt alsof het zo had moeten zijn, en toch … Aan alle mooie liedjes komt een eind, ook aan dat van Gino en Pim. Omdat hun relatie gedoemd is te mislukken in de tijdsgeest die het verhaal uitstraalt? Omdat het voor Gino een puberspel was? Omdat …? De schrijver laat je in het ongewisse. Jij beslist wat je gelooft, droomt je eigen afloop en laat je voor de rest meeslepen in dit poëtische staaltje lectuur.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.