De jongen, de neushoornvogel, de olifant, de tijger en het meisje
Peter Verhelst
2 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
2 items magazijn |
Prometheus, 2005 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : VERH |
Filip Rogiers
us/ug/31 a
'Ik heb dingen gezien." Het zinnetje komt als een mantra terug door het hele boek. Zwerm is bevolkt met mensen die, zoals de lezer, veel klokken horen luiden maar weinig klepels zien. Feiten uit de geschiedenis van de vorige eeuw rijgen zich aan elkaar in een woeste en verwoestende film: de wereld zelf ligt op sterven en ziet 'zijn' leven passeren. Mijlpalen uit de geschiedenis, van de holocaust tot 9/11, krijgen door hun opeenvolging en verstrengeling een diepere, meestal angstaanjagender betekenis: van de lof van Adolf Hitler op de Amerikaanse eugenetica over de experimenten van kampdokter Mengele naar de bewust besmette Vietnam-soldaten, levende virusbommen, in Israël ontworpen biologische computers en de vogelpest. Complotten? Heel zeker. Paranoia? Ook. Prettig gestoord googelen? Evenzeer.
"Ja, het is een boek met een boodschap", zegt Peter Verhelst. "Maar het is eerst en vooral ook een literair werk. Ik heb er me ongelofelijk goed mee geamuseerd." Zijn zoon Alexander (11) ook. "Ik vroeg me luidop af wat hét wapen van de Vietnam-oorlog was. Zei Alexander zonder verpinken: de M16, waarop hij mij naar een website loodste met alle modellen. Ook dat is schrijven, een spel. Zoals mijn zoon verbeten kan spelen met zijn autootjes en daar in zichzelf hele verhalen bij kan verzinnen: zo opgaan in je verbeelding, dat is heerlijk, dat is de hele kunst."
Best mogelijk dat het plezier van Zwerm de lezer ontgaat, dat de zwartgalligheid de lezer zelfs boos maakt. Dat zal de schrijver niet deren. Verhelst vindt sowieso dat mensen te zelden verontrust worden door - in die volgorde - politici, media en kunstenaars. Ook dàt is Zwerm: een verdomd verontrustend en benauwend boek. Het wordt ronduit creepy als Verhelst laat zien hoe slachtoffers hun beulen perfectioneren en van het eigen lichaam het dodelijkste aller wapens maken. De hoop op een betere wereld van een overlevende van de nazi-kampen wordt een nog destructievere nachtmerrie. In Zwerm lijkt de geschiedenis van de wereld aan een razend tempo op weg naar een nieuw zwart gat.
Wie de nieuwe Verhelst binnenstapt, doet er goed aan om zijn ongeloof te laten varen. Het is, in alle opzichten, een besmettelijk boek. En Verhelst verwacht er veel van. Zonder zichzelf te willen vergelijken met Louis Paul Boon of Ivo Michiels, vindt hij het in zijn eigen oeuvre wel zijn Kapellekensbaan, zijn Alfa-cyclus.
Stefan Hertmans liet de actualiteit binnen in zijn jongste werk, Paul Verhaeghen omspant de twintigste eeuw in Omega minor. Ook Zwerm wekt de indruk van hoogdringendheid: de geschiedenis van straks is nú bezig en het moet ook nu in een Groot Boek.
"Ik had zeker behoefte aan een groot verhaal. Dat ontbrak in mijn vroegere werk, daar heerste bewuste versplintering. Ik wilde weleens het tegenovergestelde doen, een grote reconstructie maken. In 2000 begon ik aan een oerversie van wat Zwerm uiteindelijk is geworden. Daar ging het over de vraag waarom de aarde draait. Maar schrijvenderwijs zag ik het uitgroeien tot een spin-off van Tongkat, het werd weer een sprookje. Ik ben ermee gestopt en ben beginnen lezen. Geen literatuur, maar wetenschappelijke werken, over zwarte gaten en andere fenomenen. Voor een leek lijkt het bijna poëzie. Mooier en sterker zelfs, omdat je een glimp opvangt van iets waarvan je het fijne niet weet. In 2001 begon ik dan te schrijven aan een boek over een stad, New York, waar alle wolkenkrabbers langzaam in de grond zakken. Toen ik twintig pagina's had, kwam 9/11. En toen ging het niet meer. Plots leek het lijkenpikkerij. Beelden raken ook zo vreselijk besmet door die gruwelijke anekdotiek, alles wordt plots een bijna belachelijke voetnoot bij de actualiteit. Ik heb daar lang mee geworsteld. Telkens als ik vanaf dat moment aan iets nieuws begon, gebeurden er dingen die de fictie ver overtroffen. Je kunt niets sterkers verzinnen. Toen dacht ik: keer het om, laat de werkelijkheid binnen in het boek."
Hield u die werkelijkheid voordien dan bewust buiten het boek?
"Ja, omdat ik een enorm wantrouwen koesterde tegenover literatuur die pretendeert geëngageerd te zijn. Veelal is dat flutliteratuur. In ons taalgebied overstijgen alleen Louis Paul Boon en Ivo Michiels dat. Ook ik heb altijd geprobeerd relevante literatuur te schrijven, en daarmee zat ik zeker na Tongkat in de knoop. Tongkat is ook een politiek boek, maar het is verpakt in een soort sprookje. De inhoud is volledig op de achtergrond verdwenen."
U kreeg vooral lof voor de esthetiek.
"Ja, voor de roes van de taal. Ook belangrijk, maar wat ik echt wou met Tongkat is de lezer aan den lijve laten voelen wat terrorisme is. Het doel van terrorisme is dat het alle zekerheden omverwerpt en dat het tot volslagen paranoia leidt. Ik begreep dat ik meer werkelijkheid moest introduceren om dat over te brengen. Ik begon een vorm te zoeken en uiteindelijk werd dat de zwerm. Het is een warreling waarbij je alle soorten werkelijkheid binnen kunt laten. Ik wilde een boek maken dat een soort archiefkast van ons collectief geheugen is: het beeld van het door napalm verwonde meisje in Vietnam, de Chinese student voor de loop van een tank op het Plein van de Hemelse Vrede..., de oerbeelden van de recente geschiedenis. Op het einde stolt die hele film in het oerbeeld der oerbeelden: de gaskamers. Geen enkel beeld van onze westerse beschaving is zo verpletterend. De camera zoomt in in de oogholte van een meisje in het kamp, dieper en dieper tot je de oerpixel ziet, terug naar het ontstaan van het heelal."
Van zwart gat naar zwart gat.
"Voilà. In de genetica weet men dat als je de juiste dingen uit de helix knipt, je 'juiste', 'goede' mensen kunt maken. Eigenlijk kan het. Vraag is: waarom doen we het dan niet? Dat houdt me heel erg bezig."
In Zwerm streven nogal wat personages naar perfectie. Het mondt telkens uit in gruwel die al het voorgaande overtreft, die de makers zelf verzwelgt. Er staat geen hoop tegenover. Alleen naar het einde toe, in tien verwarde regeltjes, krijg je een glimp van hoe een betere wereld zou kunnen zijn.
"Ja, en dat is dan nog de monoloog van iemand die op zijn sterfbed ligt. Niemand verstaat hem bovendien. 'Hij ijlt', is het enige commentaar. Het verwijst naar Jacques Derrida die op het einde van zijn leven zijn grote droom uitsprak. Hij zag hoop in de andersglobalisten omdat ze nog bezig zijn met solidariteit. Dat woord is de laatste tien jaar verdampt. Derrida had het over hoop op een redding zonder messias, de hoop die je krijgt wanneer je elke overspannen hoop achter je hebt gelaten. Dan ben je vrij. Zodra er leiders en grote plannen aan te pas komen, loopt het fout, zoals de afgelopen honderden jaren, van Vietnam tot de Balkan, van de holocaust tot de jihad. Elke ideologie die absoluut is, creëert monsters. Met de ontkerkelijking in de wereld was de mensheid niet slecht op weg."
De slinger gaat nu wel weer in een rotvaart de andere kant uit: in plaats van minder ideologische scherpslijperij, komt er almaar meer. Als de clash der beschavingen van Samuel Huntington er al niet uit zichzelf zou komen, zullen de groten der aarde, met George W. Bush en Osama bin Laden voorop, het wel organiseren.
"Natuurlijk. Maar zo'n droom van wereldsolidariteit is wel het enige alternatief. Alles is besmet, en daar valt goed mee te leven als je de mensen geen dromen van absolute zuiverheid voorhoudt. Dat is de gruwel van de politieke correctheid, de hypocrisie ook. Zoals de wereld besmet is door Al-Qaeda, is de Belgische politiek besmet door het Vlaams Belang. Misschien zelfs omdat ze niet aan de macht zijn en altijd maar meer stemmen verzamelen, worden de andere partijen er zo zwaar door besmet dat ze op min of meer bedekte wijze zoveel standpunten van het VB overnemen. Dat heet auto-immuniteit. Het is zoals met het terrorisme: de bestrijders worden besmet. Terrorisme zorgt ervoor dat de democratie ontspoort. Paradoxaal genoeg moet de democratie zichzelf opheffen om te overleven. Het gebeurt onder onze neus: de ruk naar rechts is gigantisch."
Ook de binnenlandse politiek fluisterde u dus de hoogdringendheid van dit boek in?
"Natuurlijk! Het is geschreven vanuit een soort woede. Zwerm is een aanklacht. Ik zou het tamelijk onverantwoord hebben gevonden om nog eens een bundel sprookjes op de mensen los te laten."
Maar wat klaagt u precies aan? Het boek lijkt me veeleer één uitgesponnen statement over de ondergang van de wereld.
"Het is een aanklacht, maar geen pam-flet. De lezer krijgt geen antwoord, precies omdat we moeten genezen van die drang naar sluitende antwoorden. Dat staat ook expliciet in het boek: ik ben het beu dat iedereen komt vertellen dat alles in orde is, terwijl dat manifest niet zo is. Zwerm wil een vraag zijn. Eigenlijk is dit boek het kapitalisme in zijn meest excessieve vorm, het is de grote slokop, het soort ding dat alles recupereert en verspilt en naar een eindpunt ijlt. Dat is voor mij de definitie van het kapitalisme. Alles wordt opgenomen en verteerd. Dat heeft gevolgen die maar weinigen onder ogen willen zien. Wat betekent ethiek bijvoorbeeld nog? Het betekent heel eenvoudig dat je niet doodt en dat je een ander niet aandoet wat je zelf niet wilt worden aangedaan. Het wordt elke dag magistraal met de voeten getreden, maar toch blijven we het als een aureooltje boven ons hoofd hangen. Bush doet het, Bin Laden doet het, wij doen het allemaal: we gebruiken de ethiek als een schaamlapje, het is een alibi geworden voor puur geweld."
Zoals de Londense politie die in de metro een onschuldige neerkogelt in de strijd tegen het terrorisme?
"Ja, natuurlijk. Bij ons vertaalt het zich anders: hier heeft het VB de ethiek in handen en ze gebruiken het om de grootste onzin te verkopen. En er is geen tegenspraak. Er bestaat nu geen discussie over, geen visie op langere termijn."
In 1998 had u het over uw eigen werk als over 'hallucinaties van een wereld die op sterven ligt'. Dat is met Zwerm wel letterlijk zo.
"Dat is het helemaal. Er is ons beloofd dat we ooit ons leven voorbij zullen zien flitsen. Ik kan niet wachten, bij wijze van spreken. Ook dat is mijn boek. Stel dat de wereld sterft, wat zie je dan voorbijflitsen?"
Een sleutelzin in het boek is: 'Ik heb dingen gezien.' De geschiedenis verandert terwijl we er bij staan, maar we hebben er nog geen taal voor. We vatten ook de samenhang van de gebeurtenissen niet.
"Na 9/11 dacht men: het is gebeurd. Zelfs taal moet opnieuw zin krijgen, want we moeten dingen kunnen benoemen om ze eindelijk te vergeten. Hoe gruwelijk ook, het was lachwekkend hoe Amerika van 9/11 een eigen holocaust probeerde te maken. Hét symbool van de belaagde vrijheid. Hallucinant! Alsof de vrijheid niet door veel andere en fundamentelere zaken belaagd wordt dan door enkele terroristen. Hoe erg die aanslagen ook waren, die duizenden doden zijn maar een fractie van de schade die wordt aangericht door de dagelijkse auto-immuniteit in Amerika. De democratie maakt meer slachtoffers dan de andere kant."
U noemde uzelf eerder al eens een 'collega van Osama bin Laden'.
"Dat was ongelukkig verwoord. Ik bedoelde wel dat je je in de logica van die mensen moet proberen te verplaatsen. Het enige wapen dat ze nog hebben is hun lijf. En dat zullen ze gebruiken ook. Het is de natte droom van Al-Qaeda: dat de organisatie niet meer nodig is, omdat de hele wereld Al-Qaeda is geworden, iedereen een potentiële zelfmoordenaar. De manier waarop wij minachtend omgaan met de Arabische wereld, is waanzin. Hoe kan Israël in godsnaam zo stom zijn om te geloven dat ze een heel volk kapot kunnen maken? Je weet dat iemand die op de rand van vernietiging staat, bijzonder gevaarlijk wordt. Verwoestend uithalen is het enige wat je nog hebt. Terrorisme had nog een zeker hoger doel, onafhankelijkheid of vrijheid. Maar zelfs dat is nu aan het wegvallen. Terrorisme dient geen hoger doel meer, het wil enkel wanorde creëren."
Niet alleen is er die totale paranoia, er is ook de wetenschap dat de wereld op dit moment, met zijn nucleair wapentuig en virussen, een bijzonder gevaarlijke plek is geworden. De 'duizendjarige droom van de Algehele Besmetting' kan elk moment werkelijkheid worden.
"Natuurlijk, de droom van Adolf Hitler. Er is niets meer nodig om hem te verwezenlijken."
Israël trok er na de oorlog ook lessen uit. U waagt zich in Zwerm soms op heel glad ijs: Hitler leert van de Amerikanen, de joden leren van Mengele.
"Waar de Israëli's in het Midden-Oosten mee bezig zijn, valt te begrijpen uit hun achtergrond. Ze hebben de holocaust meegemaakt. Maar dan dreigt de gruwelijke logica van het slachtoffer dat beul wordt. Israël is van de Palestijnen een nieuw joods volk aan het maken. Ze zullen wel woest zijn als ze dit lezen, ze zullen wel zeggen dat je de holocaust niet kunt vergelijken met wat Israël met de Palestijnen doet. En dat zal ook wel, ze hebben inderdaad niet het soort meesterplan van Hitler, maar af en toe krijg ik het toch benauwd van de parallellen."
En er is geen tegengif om deze en andere gruwelijke logica's te doorbreken?
"Het enige, minieme en onhandige droompje dat ik zie, is dat er op kleinschalige manieren weerwerk wordt geboden. Dat de geest van het andersglobalisme bijvoorbeeld zich zo krachtig zou verspreiden als het terrorisme. Dat het tot speldenprikjes kan leiden, waardoor mensen inzien dat solidariteit de enige weg is. Maar we zijn ver van huis. Ook in eigen land. De enige partij die het in haar grondbeginselen heeft, is Groen!, maar die partij moest zo nodig mee regeren. Eigenlijk zou ze moeten werken zoals het VB, dat meer invloed heeft dan macht en daarmee de anderen besmet. Ik hoop dat ook de andersglobalisten verdeeld blijven en vooral geen politieke partij vormen, dat ze in al hun veelkleurigheid vragen blijven stellen. Als de staat nog een functie heeft voor mij, dan is het de mensen opvoeden tot onzekerheid."
Vroeger was dat de taak van de intelligentsia: achter elk uitroepteken een vraagteken zetten. U verwacht het klaarblijkelijk niet meer van intellectuelen, kunstenaars of media?
"Nee. Ik vind het zelfs misdadig hoe het ertoe gaat. De media maken het allemaal zo hapklaar mogelijk. Ik zie ook hoe kunstenaars bij wijze van spreken hun artistieke afleveringen van FC De Kampioenen proberen te maken. Ze proberen iets herkenbaars af te scheiden, of althans, iets wat beantwoordt aan wat we denken te kennen. Ze stellen gerust in plaats van te bevragen. Ik zie geen visie, enkel opportunisme. Ook in de media. Er wordt nooit context gegeven. Dat is nochtans de plicht van journalisten, en ook van wie boeken schrijft: context creëren waarin duidelijk wordt dat de dingen veel complexer zijn dan we graag horen. We hebben de mensen zo in slaap gewiegd met oneliners, we hebben de schijn opgehouden dat alles wel in de hand te houden is. We zouden moeten blijven herhalen dat dat niet zo is, maar dat de hoop er juist in bestaat dat je de hoop op zekerheden opgeeft. Maar dat verkoopt niet, dat zit ook niet in onze cultuur. Het druist in tegen alles wat we sinds de Verlichting aangeleerd zijn in de westerse wereld. Ons is ingepeperd dat we het op een dag allemaal zullen weten. Bullshit. En dat neem ik de politieke wereld, de media en de kunstwereld ongelofelijk kwalijk. Dat ze die mythe niet doorprikken, dat ze niet elke dag zeggen: leer ermee leven. Een politicus die dat zegt, heeft er natuurlijk gelegen, maar het is wel zijn job. Dat eerder dan het creëren van luchtspiegelingen."
Louis Paul Boon had dezelfde woede in zich: maar mensen, kijk dan toch, hoe het naar de kloten gaat!
"Ja, en hij voelde zich de hofnar. Ook ik ben dat een beetje beu aan het worden. Je bent de hofnar, die iets meer mag zeggen dan de anderen, die er een schouderklopje voor krijgt - goed gezegd jongen! - en daarna weer in het mandje. Hoe hard je ook brult, je bent en blijft de zot van de familie. En soms doe je dan iets waardoor ze ontroerd zijn: goh, zie eens hoe schoon!"
Tongkat, de hype, alweer?
"Een beetje wel, maar ik heb het niet alleen over mezelf. Je mag nog zulke extreme dingen doen om het systeem aan te klagen of je ervan af te keren, het systeem accapareert dat. Het enige wat je kunt hopen, is dat je af en toe een klein beetje discussie losweekt. Maar dan nog, dan moet je het heel gevat en liefst grappig kunnen verwoorden en zo zit je toch weer in het schema dat je zegt te willen doorbreken. Stel dat je op een toren klimt en een vlammende toespraak tot de bevolking houdt, en je jezelf vervolgens bij wijze van statement te pletter gooit: dan kom je in het nieuws, voor of na het item over de reuzenpompoen, dan bèn je een piek in de kijkcijfers. En zo wordt alles onschadelijk gemaakt door het te vermalen tot een sensationeel fait divers. Ook daarom wilde ik zo'n turf van een boek maken. Het gaat in tegen alles wat nu gangbaar is, tegen de spanningsboog van tien seconden om te voorkomen dat je wegzapt."
666 pagina's duurt het, om precies te zijn. In 2003 zei u nochtans in Humo: 'Na Tongkat werden mijn boekjes almaar dunner en kleiner, het kon niet anders eindigen dan in iets heel geconcentreerds. Mijn ideaal is één zin over te houden waar de lezer of toeschouwer een dag van nazindert.'
"Dat komt wel. (lacht) Dit boek kon niet anders dan overvloedig zijn. Maar ik ben net zo goed weer heel erg bezig met poëzie. Zwerm had honderden pagina's nodig, maar het kan de volgende keer net zo goed één bladzijde zijn of een theatertekst van vier regels. Sommige zinnen van Samuel Beckett bevatten veel meer inzicht dan romans van vierduizend bladzijden. Het fantastische aan poëzie is dat het een concentraat is. Zoek de Beckett in jezelf! Laat alles in je stollen tot die ene gedroomde regel. Ik kreeg vroeger vaak het verwijt dat ik te barok schreef. Onzin, maar goed, van Zwerm zal men het zeker niet kunnen zeggen. Als je zo'n dik boek schrijft, kun je je niet veroorloven om constant excessief te schrijven. Dus hou ik het sec, werk ik vaak met bijna letterlijk uit historische documenten geplukte tekst."
Kijk eens aan: Peter Verhelst houdt rekening met de lezer!
"Dat heb ik altijd gedaan, maar het is wel waar dat ik ouder en milder word. Mijn puberteit heeft vrij lang geduurd. Ik heb geleerd dat er verschillende vormen van irritatie zijn en dat sommige daarvan tegen het boek werken. Mijn eerste dichtbundels waren bewust zeer hermetisch: ik wilde staan roepen van kom binnen kom binnen en neem mij eens goed vast, terwijl ik ondertussen met zowat elke lettergreep een muur opwierp. Dat doe ik nu niet meer, niet omdat ik de lezer wil behagen of omdat ik commerciëler zou denken, maar omdat ik mensen wil verleiden om tot het einde te lezen. Een boek moet schoon zijn, dat is volgens mij ook een vorm van engagement. Ik geloof nog altijd in de waarde van schoonheid, en ik zeg dat zonder ironie. Ironie is het excuus dat altijd weer wordt gebruikt om het niet over de kern van de zaak te hebben."
Ook van het relativisme van de postmoderne jaren tachtig en negentig zijn we dus verlost?
"Ik heb me daar nooit echt verwant mee gevoeld, omdat het altijd op een heel vrijblijvende manier waarheden verzweeg. Goed, ik heb er soms aan meegedaan. Ook ik heb weleens gezegd tegen de lezer: lees mijn boeken maar zoals je wilt, en elke mening is evenveel waard. Maar dat is niet waar. Ik schrijf dus ik manipuleer. Ik wil de blik van mijn lezer in deze of gene richting richten. Dat is schrijven, daar moet je niet schijnheilig over doen. Zwerm heeft niet één boodschap, maar ik hoop wel dat je na lectuur ervan een aantal morele vragen hebt. Die moet je dan maar buiten het boek voor jezelf oplossen. Ik geef geen antwoorden."
Er staan gruwelijke martelscènes in het boek.
"Die waren aanvankelijk nog veel gruwelijker. Ik vond dingen op het net waarvan ik dacht: kan een mens zoiets doen? De creativiteit van onze soort is werkelijk onovertroffen. Men maakt anderen niet gewoon kapot, men vernedert, men degradeert hen tot een ding. Ik heb geschrapt in dat soort scènes omdat het anders zijn effect verliest. De zuinigheid maakt de vuistslag groter."
Af en toe zit er in het boek een sprankeltje licht. Of dan toch de hunker naar een eenvoudigere, onschuldigere, mooiere wereld.
"Het is zoals een vrouw die opnieuw maagd wil worden. Je kunt niet terug naar het paradijs, maar het betekent niet dat je niet af en toe een soort aanvallen van nostalgie kunt hebben en dat je daar ook volop recht op hebt."
Bestaat het echt niet? U had het daarnet toch ook over de drang naar schoonheid?
"Dat is iets anders. Schoonheid, dat is wat me overviel toen ik enkele jaren geleden Small Hands van Anne Teresa de Keersmaeker zag. Dat was zo perfect, zo'n verbijsterend mooie ode aan de schoonheid. Zonder knipoog, zonder verontschuldiging. Ik kwam totaal verward buiten. We zijn in de kunst zo vaak bezig geweest, ook in het toneel, met het exploreren van gruwel en lelijkheid, en dan word je plots ontroerd door iets wat niet anders wil zijn dan schoonheid. Dat heeft een ongelofelijk troostend effect. Ook Gerard Mortier vroeg zich onlangs af of we niet moesten ophouden met altijd maar te willen shockeren, of we niet gewoon... meer mooie dingen moeten gaan maken. Neem het Stabat Mater - de muziek dan wel, niet de tekst -, dat is zo perfect, zo harmonisch mooi dat het, tja, wat doet het?"
Het appelleert misschien aan de soms overweldigende behoefte aan een nulpunt te midden van de kolkende zwerm van lawaai, betekenissen, feiten. Aan wat in 'Berceuse' van de door u geciteerde Paul van Ostaijen heet: 'naakt zijn en beginnen'.
"Het staat er inderdaad niet toevallig. Maar het is altijd in de wetenschap dat we nooit een tweede keer geboren kunnen worden, dat we niet opnieuw maagd kunnen zijn. Maar dat is niet erg. Laten we vooral niet geloven in ideologieën die ons dat wel beloven. Gewoon, af en toe troost vinden in iets wat mooi gemaakt is, dat is genoeg. Daarom omring ik er mij thuis ook graag mee."
Ook het gruwelijke wordt in uw boek soms onwezenlijk mooi. Mensen staan met open mond naar een zwerm glassplinters te kijken, zoals men op de hoogste verdieping van de WTC-torens op 9/11 wellicht verlamd naar het aankomende vliegtuig heeft staan staren.
"Gruwelijk subliem. Dat is het afschrikwekkende van bepaalde vormen van schoonheid. Zoiets op je af zien komen, dat moet een ervaring zijn waarvan je duizelt. Maar het is en blijft natuurlijk gruwelijk. 9/11 of Auschwitz, het blijven abstracties tot je een kinderschoen ziet liggen. Dan slaat het je in je gezicht."
De mens creëert schoonheid, maar anders dan de dinosaurus is de mens ook het enige wezen dat wellicht niet door een externe kracht maar door eigen hand zal verdwijnen.
"Dat is overduidelijk zo. We weten absoluut zeker dat we tegen de muur kwakken, als we verder doen zoals we bezig zijn. We zien het elke dag, we zien het aan onze kinderen die allemaal aan het beademingstoestel moeten, we zien het aan ons eigen lijf. We zijn besmet. Het gemak waarmee we dat naast ons neerleggen en meedoen aan de vernietiging, is hallucinant. Alles wordt in stelling gebracht om dat te weerleggen, om ons te sussen, terwijl je verdorie ziet dat we naar de afgrond ijlen."
Om terug te keren naar mijn ene vraag: als het met de geschiedenis van de wereld gesteld is zoals u het in Zwerm laat uitschijnen, dan rest er ons weinig meer dan de eeuwige depressie.
"(lacht) Nee, er is de troost van de ultieme wanhoop. Eindelijk bevrijd van de hoop. Dan kom je ook tot een dieper begrip. Als je ziet wat mensen allemaal doen om niet eenzaam te zijn. Er komt een soort mededogen over je, als je die opgeschroefde hoop kunt laten varen. Ik hoop echt dat de mensen ook dit uit mijn boek halen: dat het geen enkel probleem is om jezelf van de grote droom te bevrijden. Het maakt het leven zelfs eenvoudiger. Het zorgt voor een iets gerustere manier van leven, omdat je niet langer bij alles wat je doet, moet denken: waarom, waartoe? We proberen maar hé. Ik zeg absoluut niet dat je het verlangen moet uitschakelen, integendeel, het is de enige motor die we hebben, maar ga er altijd vanuit dat de droom nooit werkelijkheid wordt. (windt zich op) Jeezes, natuurlijk wordt het nooit wat het moet zijn, en natuurlijk hebben we tegelijkertijd dromen nodig, anders komen we onze tent niet uit. Ik hou van het idee dat alles labiel en vloeibaar is. Ik vind dat niet erg. Uiteindelijk weten we nu ook al dat het heelal leeg zal eindigen, dat alles zal uitdijen tot één enorm leeg ding. Dat is geruststellend toch?"
Mark Cloostermans
te/ep/22 s
Interview
Het kan maar creatief zijn als het niet klopt'
- Zwerm kreeg een behoorlijk hoogdravende ondertitel mee: Geschiedenis van de wereld. Wat wilde u daarmee uitdrukken?
,, Zwerm is geen overzicht van de wereldgeschiedenis, en die Geschiedenis van de wereld heeft niets met ambitie te maken. Het gaat erom een rode draad te vinden in de geschiedenis, van nu terug tot aan de oerknal. Die rode draad blijkt geweld te zijn. Geweld staat in de genen van de wereld geschreven. Dat wordt op tragische wijze geïllustreerd door wat er de laatste tijd allemaal gebeurt. We worden echt gebombardeerd met drama. De ene orkaan is nog niet voorbij, of de andere is er al. Het doel van geweld lijkt steeds meer te zijn nog meer geweld op te roepen of nog grotere verwarring te zaaien.''
- U had materiaal te over - de hele wereldgeschiedenis - om die rode draad' te illustreren, maar uiteindelijk komt u toch weer uit bij de Endlösung, in die vijf jaren tussen 1940 en 1945. Is dat onvermijdelijk? ,,Er is iets gebeurd in die jaren wat afschuwelijk boeiend is. De gaskamers zijn een symbool van wat fout is gelopen van bij de Grieken tot nu. Verder dan dat kun je niet gaan. Men heeft geprobeerd om van 9/11 de nieuwe holocaust te maken, maar dat is belachelijk. De sprakeloosheid en verbijstering van 11 september 2001 waren niet nieuw. We hebben intussen een holocaust gekend in ex-Joegoslavië. Ook die was niet nieuw, niet erger. De holocaust van de jaren 1940 blijft het summum.''
- In het midden van de roman, op enkele zwarte bladzijden, ontwikkelt u de theorie van het virale lichaam: wij kunnen alleen maar verderleven als we afstappen van de idee van een kiemvrij lichaam en leren leven met continue besmetting. Is dat echt hoe u de toekomst ziet? ,,Nee, dat is wat er nu aan het gebeuren is. We zijn de facto besmet - dat wéten we. We zijn genetisch aan het muteren, door vervuiling - dat weten we. Als wij willen overleven, zal ons lichaam zich daaraan moeten aanpassen. Het is darwinisme tot de hoogste macht.
Ik propageer dit niet. Ethiek heb ik bewust buiten het boek gehouden. Die zwarte bladzijden zitten erbij als handleiding, want ik heb de theorie toegepast op het boek. Als je Zwerm leest, zie je het virus aan het werk, maar voor één keer met de taal als object, niet het menselijk lichaam.''
- Verklaart die besmetting' waarom sommige verhaalelementen niet kloppen? Bij het lezen had ik de indruk dat sommige elementen uit de levens van de hoofdpersonen Abel en Angel chronologisch niet kunnen kloppen. ,,Ik heb een hekel aan kloppende' structuren, omdat ze de dingen steriel maken. Het kan maar creatief zijn als het niet klopt. Ik ben een voorstander van zwarte gaten. Als er al een moraliserende toon in mijn boek zit, dan is dit de boodschap. De gaten nodigen ook uit om een antwoord te geven; ze geven je de kans om te dialogeren. Dat is de didactiek van Zwerm .''
- Maakt u dan eerst een sluitende chronologie en prikt u daar vervolgens gaatjes in? ,,Nee, dat doe ik niet meer. Met Tongkat heb ik het zo gedaan, maar dat is geen goede manier van werken. Zwerm is heel organisch geschreven, de defecten' waren er van bij het prilste begin.''
- In Nederland wordt de roman minder lovend ontvangen dan in Vlaanderen. Nochtans is Zwerm zowel in de Vlaamse als in de Nederlandse literatuur een Fremdkörper: de weinige specifiek Vlaamse elementen zitten verscholen in enkele voetnoten. Doelbewust?
,,Het is niet mijn bedoeling een Vlaamse roman te schrijven. Ik kan dat ook niet. Vlaamse romans verbazen mij altijd. Uit die romans kun je een soort Vlaamse identiteit afleiden, die volgens mij niets te maken heeft met de échte Vlaamse identiteit - wat die ook mag zijn. Ik heb niets te maken met klei, ben er ook niet uit getrokken. Uitzonderingen zijn voor mij Claus en Lanoye; die slagen erin Vlaamse toestanden uit de anekdotiek te tillen. Dat heb ik ook geprobeerd, maar dan in de vorm van sprookjes en parabels. Nu wilde ik iets heel anders.''
- Toch is er minstens één Vlaamse roman die mij te binnen schoot bij het lezen van Zwerm: Harder dan sneeuw, de jongste roman van Stefan Hertmans. En dat is toch een goede vriend van u? ,,Zeker. Het is niet zo dat we bewust besloten hebben om een soortgelijke roman te schrijven, maar we zijn wel geïnteresseerd in dezelfde dingen. We hebben allebei de indruk dat de waanzin van het internet zich aan het opleggen is aan de rest van de wereld. Zwerm en Harder dan sneeuw hadden zonder het internet nooit geschreven kunnen worden. Het zijn twee heel verschillende boeken, maar ze zien de wereld allebei als een zee waaruit je hier en daar een ijsberg ziet opsteken. En je kunt alleen maar vermoeden dat die ijsbergen onder het wateroppervlak met elkaar vergroeid zijn. Je kunt vermoeden dat ze gestuurd worden. Je zou van die onoverzichtelijkheid snel neurotisch worden, op zoek gaan naar samenzweringen. Ik denk dat heel wat mensen terugverlangen naar een tijd waarin de dingen overzichtelijk waren. Dat verklaart het succes van sommige politieke bewegingen. Ze vervullen me met afschuw, maar tegelijk blijf ik erdoor gefascineerd.''
DE AUTEUR Peter Verhelst schrijft poëzie, romans en toneelstukken. Hij debuteerde in 1987 met de dichtbundel Obsidiaan , waarvoor hij de Paul Snoeck-poëzieprijs ontving. Hij brak door in 1999 met de roman Tongkat , dat onder meer werd bekroond met de Gouden Uil. Voor zijn toneelstuk Aars! anatomische studie van de Oresteia kreeg hij de Taalunie Toneelschrijfprijs 2001.
Mark Cloostermans
te/ep/01 s
'Zwerm' is een wereld parallel aan de onze, waarin alle schrikbarende elementen uit onze wereld zich verzamelen
Een onschuldige man wordt op de hielen gezeten door de politie, maar hem benaderen is uiterst gevaarlijk. Angel is niet alleen een vechtmachine, maar ook het resultaat van illegale experimenten. Een pianiste wordt ontvoerd en haar vriend, Abel, gaat naar haar op zoek, daarbij geholpen door Angel. Het spoor leidt naar Meneer H, een zakenman met een vinger in elke pap. Angel, Abel en de ontvoerde Pearl zullen het nooit te weten komen, maar het netwerk van Meneer H strekt zich uit tot in Israël, waar wetenschappers werken aan een ongelooflijk, revolutionair project.
De draad kwijt? Dit is nochtans de aller-, allereenvoudigste samenvatting die ik kan geven van Zwerm. Geschiedenis van de wereld . Daar staat tegenover dat dit lijvige boek geen intellectualistische kruiswoordpuzzel is. Veeleer is het een auto-ongeval zonder lichamelijk letsel: je moet het gevaarte over je heen laten razen, de thrill van het moment ondergaan en dan om je heen kijken, op zoek naar oriëntatiepunten.
Waarover gaat Zwerm ? Dat is niet de juiste vraag. Het boek heeft de vorm van een zwerm: ,,een maalstroom die cirkels beschrijft rond een tja, rond een kern. Maar er is niet echt een zichtbare kern, het is geen ding, eerder een kracht die ons bezielt, [] een zo hevige concentratie dat het ons om zich heen laat tollen, en natuurlijk laten we ons meevoeren, vervoering is wat we willen en dat geloof belijden we tot we erbij neervallen''.
Zwermen is de motoriek van de mensheid: een woest verlangen zonder kern, een immense energie die ten goede of ten kwade kan worden benut. Het kan pure, vernielende kracht zijn. Zo ziet Angel na een auto-ongeluk in zijn achteruitkijkspiegel ,,een wolk, samengesteld uit verbrande olie, glassplinters en stof, beweeglijk als een zwerm verzilverde insecten''. Ook een individueel lichaam is slechts een zwerm: ,,een transparante, amper bijeengehouden moleculenwolk''.
Verhelsts roman is een zwerm van scènes. Nee, geen hoofdstukjes: scènes. De indruk is niet die van een voortkabbelende roman, maar van een film met zeer korte scènes, sommige maar één shot lang. Niet voor niets is een van de eerste zinnen: ,,Stilte op de set! Camera! Actie!''
Als Zwerm verwijst naar andere kunstvormen, dan is dat meestal film. De woeste cameravoering zorgt ervoor dat het lezen van Zwerm een belevenis is: ook al duurt het enkele honderden bladzijden voordat je lijn in het verhaal begint te zien, dan nog heb je de tijd van je leven.
PAS in de tweede helft daalt het tempo iets: wat voordien schichtig was, vloeit nu meer. (Twee delen met een andere structuur en een ander tempo: in die zin lijkt Zwerm wel een beetje op Claus' Het verdriet van België . Je voelt de behoefte van de schrijver om een magnum opus af te leveren.) Vorm en inhoud sluiten mooi op elkaar aan: de snelle en niet altijd chronologisch vertelde gebeurtenissen maken dat alle handelingen haastig, paniekerig lijken. In de wereld van Zwerm is iedereen op de vlucht, met als hoogtepunt de vlucht van Meneer H, nochtans de spin in het web, in de laatste honderd bladzijden. Niemand is veilig.
Wat is dan de onzichtbare kern die deze zwerm bezielt? Er zijn drie mogelijke kernen aan te wijzen.
Alles begint en eindigt met een revolutionair experiment, uitgevoerd door Israëlische wetenschappers: zij proberen een artificieel zwart gat te creëren. Rond de wetenschappers onder leiding van Baruch Goldstein zwermen veiligheidsagenten, de Mossad, de georganiseerde misdaad, Meneer H, politici, enzovoort.
Dat wetenschappers de hoofdrol spelen in een boek van Peter Verhelst is allerminst vreemd. Zij zijn de moderne Prometheusjes. Prometheus bracht de mens het vuur: een weldadige ,,uitvinding'' met een goddellijke allure, die niettemin een verwoestend effect kan hebben. Een definitie van wetenschap.
Prometheus is belangrijk in het oeuvre van Verhelst. Veel beelden die je onmiddellijk herkent als Verhelstiaans, zijn verbonden met deze mythische held. De vorm waarin vuur, Prometheus' geschenk, zich openbaart, is de tong. Turf voor de lol hoeveel keer het woord ,,tong'' opduikt in een roman van Verhelst. Tong-kat , anyone? De tong is dan weer verbonden met de spraak - de leugen, het verzinnen, het schrijverschap - en uiteraard met het likken aan elkaars lichaam in seksuele extase.
Goldstein en zijn team zijn klein grut in vergelijking met Mister V. Mister V staat voor Mordechai Vanunu, de man die in 1986 werd opgesloten in de gevangenis van Ashkelon omdat hij het bestaan van de Israëlische atoombom wereldkundig had gemaakt. De zaak-Vanunu behoort tot de zwartste bladzijden in de geschiedenis van Israël en die bladzijde is nog altijd niet omgedraaid. De man zat zo'n twaalf jaar in eenzame opsluiting, bracht de laatste zes jaar van zijn straf door onder zware restricties en is nu vrijgelaten, maar met allerlei vrijheidsbeperkende maatregelen. Nog in het voorjaar van 2005 werd gepoogd om de man weer tot een celstraf te veroordelen omdat hij zou hebben geprobeerd Israël te ontvluchten.
Verhelst beschrijft Mister V's gevangenschap op zo'n manier dat je er koud van wordt. V is de perfecte Prometheus: hij brengt de mens kennis en wordt ervoor gestraft. Hij brandt zich, met andere woorden, aan het vuur dat hij wil wegschenken.
Een tweede mogelijke kern van Zwerm zit precies in het midden van het boek: een aantal zwarte bladzijden met korte uitspraken over de functie van virussen.
Volgens Verhelst was het kiemvrije lichaam de droom van de twintigste eeuw: mens sana in corpore sano . Maar het lichaam is nooit kiemvrij, nooit helemaal vrij van gewelddadige indringers. (In andere delen van de roman doet de verteller verslag van hoe de vogelpest zich verplaatst, waardoor duidelijk wordt dat je aan virussen en lichaamsvreemde kiemen nooit kunt ontsnappen.) Daarom moet in de 21ste eeuw het lichaam zelf viraal worden: het moet constant muteren en transformeren. ,,Door het VIRUS (de ziekte) bekijk ik mijn lichaam voor het eerst als object: door het nestelen van het VIRUS in het meest vertrouwde (het eigen lichaam) ontstaat de ultieme vervreemding van het eigen lichaam, en tegelijk was ik nooit eerder dichter bij mijzelf.''
Deze opvatting over ziekte en gezondheid vertakt zich zelfs naar het consumentisme: een lichaam dat voortdurend verandert, dwingt ons ,,hulpstukken'' aan te schaffen. ,,Alleen het VIRUS zal ons er permanent toe aanzetten te blijven kopen.''
De experimenten met virussen duiken op verschillende plaatsen in het boek op, los van de proeven met het zwarte gat. Angel is een goed, maar primitief voorbeeld van Virutopia, de theorie van het toekomstige lichaam: zijn lichaam is absoluut niet gezond na de inspuitingen die hij kreeg van legerartsen, maar hij leeft nog. Hij is een prototype van de ,,Homo Invictus Viralis''. Afkorting: HIV.
Verhelst zweeft niet in het ijle met zijn virusfilosofie. Hij verwijst onder meer naar barebacking : onbeschermde seks tussen twee individuen die allebei al hiv-positief zijn. Het perverse aan barebacking is dat het vermengde virus er sterker van wordt. De verteller ziet in Virutopia trouwens goed nieuws: ,,In de doos van P [ Pandora , red.] bevindt zich de hoop, V genoemd''. De V, van virus en Virutopia, wordt één keer paginagroot afgedrukt in Zwerm . En uit De kleurenvanger, een ander boek van Verhelst, leren we dat de V daarenboven staat voor het lichaam zelf: het is ook een Romeinse 5, en die 5 ,,verwijst naar de vijf uiteinden van het lichaam: handen, voeten, hoofd. De vijfpuntige ster van je lichaam.''
Wetenschap staat centraal en Virutopia, de theorie van het toekomstige lichaam, is het hart van de roman, maar toch ontbreekt er nog iets. Angel en Abel, ontegenzeglijk belangrijke personages, zijn slechts zijdelings betrokken bij die twee mogelijke ,,kernen''. Een kern moet toch minstens de personages op de een of andere manier met elkaar verbinden?
De mysterieuze Meneer H is een derde kern. Hij eigent zich de resultaten van Goldsteins onderzoek toe om een experiment met (onwetende) menselijke proefkonijnen op te zetten. Hij ontvoert Pearl en er is een duidelijke band tussen Abel, Angel en hemzelf.
Meneer H is joods. Hij heeft de concentratiekampen overleefd en gebruikt zijn connecties om nazi's die nog steeds op vrije voeten zijn, te pakken te krijgen. De Endlösung drukt trouwens zijn stempel op de hele roman: beelden van volgestouwde treinstellen, bergen achtergelaten bezittingen, douchekoppen waar misschien geen water uitkomt in de roman duiken ze op waar je ze het minst verwacht.
Verhelsts verregaande vergelijkingen tussen de jodenvervolging en de Israëlische politiek zijn cassant. Een Palestijns nevenpersonage zegt over de verwoesting van Palestijnse huizen door het Israëlische leger: ,,Dat is hun manier om ons klein te krijgen. [] Ze zouden beter moeten weten. Hun eigen geschiedenis erop naslaan. [] Ontneem een volk elke waardigheid. Een betere manier bestaat er niet om een volk te kweken van moordenaars die alles in hun graf willen meesleuren.'' Even verderop valt ook nog het zinnetje ,,Arbeid maakt vrij'', over de levensgevaarlijke arbeid die de Palestijn moet uitvoeren om uit de gevangenis te blijven. ,,Waarom nemen slachtoffers zo vaak de gedaante aan van hun beulen?''
Zwerm kreeg als ondertitel mee: Geschiedenis van de wereld . Merk op dat er geen lidwoord staat. Het is niet ,,een'' geschiedenis, en ook niet ,,de''. Misschien moeten we ,,geschiedenis'' eerder lezen als bijna-synoniem voor ,,verhaal''. En misschien moeten we niet vragen welke geschiedenis dit is, maar over welke wereld ze gaat.
Nogal wat personages hebben een naam die vagelijk bekend klinkt. Fietskoerierster Kimpoek is in werkelijkheid Kim Phuc, het naakte meisje dat een gebombardeerd dorp buitenloopt op een beroemde foto uit de Vietnamoorlog.
Special agent John Holmes is in onze wereld een pornoster; de mythe wil dat hij een penis had van om en nabij de dertig centimeter. En dr. Baruch Goldstein is in werkelijkheid de fanatieke joodse kolonist die in maart 1994 een moskee in Hebron binnenliep, 29 mensen doodschoot en een zestigtal verwondde. Samira Adamu, Theo van Gogh en Pim Fortuyn - hun namen staan niet in dit boek, maar de toespelingen zijn duidelijk.
Er is, kortom, geen verband tussen de mensen en de personages - Zwerm is een wereld parallel aan de onze, waarin alle schrikbarende elementen uit onze wereld zich verzamelen. Zo citeert Verhelst bijna woordelijk uit de getuigenis van een Amerikaans soldaat die in Irak vocht en een bizarre cocktail van medicijnen te slikken kreeg. De hele passage is op het internet makkelijk terug te vinden. Zwerm is literatuur die zich tegen de werkelijkheid aanschurkt en daarbij een schrapend geluid produceert dat je gerust pijnlijk mag noemen.
Maar Zwerm is zoveel meer. Het is een thriller, een sciencefictionroman én een belangrijke stap in Verhelsts werk. Zwerm regenereert en herijkt de bekende Verhelst-beelden. Hoe vaak hebben we niet in eerder werk gelezen over personages die met verbazing naar hun lichaam kijken en de dingen onder hun huid voelen bewegen? Dat leverde vaak verbluffende waarnemingen op, zoals deze, uit De kleurenvanger : ,,Soms zat ik hele dagen naar mijn handen te kijken en bleef me erover verbazen hoe spelddunne zweetdruppels tussen de groeven door te voorschijn kwamen alsof iemand van binnenuit gemalen glas door mijn vel duwde.''
Die beelden, door te veel herhaling echte Verhelst-clichés geworden, krijgen nu een heel andere lading: het zweet dat door de huid priemt is geladen met virus. De ,,dingen die onder mijn vel bewegen'' líjken wel, maar zijn geen zweetdruppels: ,,Het zijn scherfjes.'' Het eigen lichaam is vreemder en bedreigender dan ooit.
De laatste jaren liet Verhelst zich vooral opmerken als toneelschrijver; de romanschrijver in hem verwaterde en leverde alleen nog maar flinterdunne, nogal saaie stijloefeningen af over niets in het bijzonder ( Memoires van een luipaard, Mondschilderingen ). Zwerm is veel, heel veel. Een superieure ideeënroman, met invloeden van de thriller en van sciencefiction. Een prikkelende, soms zelfs irriterende politieke roman. Een nieuwe bladzijde in een oeuvre dat zijn gelijke niet kent in de hedendaagse Vlaamse literatuur. Een monster dat zich niet laat beteugelen. Een vrachtwagen die over je heen rijdt. Een boek dat je onmiddellijk zou willen herlezen. En bovenal: een grote opluchting. Oef. Hij kan het nog. En hoe!
DE AUTEUR Peter Verhelst (1962) schrijft poëzie, romans en toneelstukken. Hij debuteerde in 1987 met de dichtbundel Obsidiaan , waarvoor hij de Paul Snoeck-poëzieprijs ontving. Hij brak door in 1999 met de roman Tongkat , dat onder meer werd bekroond met de Gouden Uil. Voor zijn toneelstuk Aars ! anatomische studie van de Oresteia kreeg hij de Taalunie Toneelschrijfprijs 2001.
Marc Holthof
te/ep/10 s
In geen enkele Europese stad kan je de recente geschiedenis zo duidelijk van de straten lezen als in Berlijn. In het hart van die stad, onder Checkpoint Charlie en de ruïnes van het Gestapo- en SS-hoofdkwartier, staat een museum voor joodse geschiedenis. Het gebouw is getekend door de Poolse Amerikaan Daniel Libeskind, de man die de nieuwe torens voor Ground Zero in New York heeft ontworpen. Het museum maakt meteen duidelijk waarom Libeskind ook de man was om die plannen voor Ground Zero te tekenen. Libeskind heeft van het gebouw in Berlijn een metafoor gemaakt van de joodse geschiedenis. De vorm van het gebouw werkt meteen op de bezoeker in. Het bestaat uit lange, chaotisch door elkaar lopende gangen, strakke hoge wanden, veel grijs en zwart en schuine, kleine ramen. Loop je er doorheen, dan word je duizelig. Je voelt je ontredderd en bedreigd door je omgeving. Dat is de bedoeling, zegt Libeskind, door de structuur voel je de ontreddering van de joodse geschiedenis, het eeuwige vluchten en de holocaust. Alles is zijn onschuld kwijt. Maar even interessant aan het museumgebouw van Libeskind als die vreemde vorm is dat het ook veel kritiek krijgt omdat je als bezoeker zo moeilijk je weg vindt. Het loopt het risico de bezoeker af te stoten, al is het geniaal getekend. Schuine wanden goed en wel maar waar zijn die toiletten? Er gaapt een kloof tussen het spreken (van de architect) en het begrepen worden (door de bezoeker). Een geniale vervreemdende vorm als een verbeelding van relevante ideeën, en toch blijf je als bezoeker twijfelend achter. Waar ben ik nog? Het vormelijke universum maar ook het communicatiedilemma van Daniel Libeskind en het joods museum zijn ook die van Peter Verhelst en zijn nieuwe roman 'Zwerm'. De roman van het jaar? Misschien ook het dilemma van het jaar.
Megalomaan
Neem bijvoorbeeld de vorm. 'Zwerm' heeft vormelijk zowel alles in handen om de roman van het jaar te zijn als niets. Alles omdat hij zo dik is, 666 + 10 extra bladzijden zelfs, aftellend genummerd van 666 (volgens Openbaring 13, 16-18 'het teken van het beest') tot -9. Dat klinkt zowel ambitieus als pompeus. Op 'Zwerm' zijn beide perfect van toepassing. Tegelijkertijd heeft het boek een heel verknipte, ondoordringbare structuur, met verhalen die nooit duidelijk afgelijnd worden, personages die in elkaar overvloeien, beelden die vervreemdend werken, wisselende lettertypes, doorstreepte zinnen, zwarte pagina's. Zoals 'Zwerm' stelt: 'De weg van A naar Z is zelden rechtlijnig.' Probeer met die ontredderende vorm maar eens een open roman for the millions te zijn. Toch voel je dat 'Zwerm' die genadeloze ambitie heeft, en een betekenisvolle roman van zijn tijdsgewricht wil zijn die iedereen gehoord heeft. Daarom ook de megalomane ondertitel, 'geschiedenis van de wereld'. Ik geloof niet dat die helemaal ironisch bedoeld is, al weet je niet veel meer over het leven van Lodewijk XIV en de Magna Carta nadat je 'Zwerm' uit hebt.
Beeldenstorm
Wie het werk van Peter Verhelst - sinds de bekroning van zijn roman 'Tongkat' uit 1999 met de Gouden Uil een beroemde schrijver - kent, weet dat je die fragmentarische beeldenstorm kan verwachten. Ze is zoals de dreigende gebouwstructuur van het joods museum een manier voor Peter Verhelst om zijn aanvoelen van de moderne wereld te verbeelden: de chaos van het terrorisme bijvoorbeeld, de hele nieuwe manier van bereikbaarheid en communicatie die het internet gecreëerd heeft, de angsten die het met zich meebrengt om na 9/11 en 7/7 de metro te nemen, in een wereld te leven die een nieuwe weg zoekt. Bovendien is Peter Verhelst op een andere manier helemaal niet vaag. Veel personages zijn heel herkenbaar als emanaties van personen uit de recente wereldgeschiedenis. Verhelst maakt het zijn lezer gemakkelijk door een aantal historische karakters te vermelden op de laatste bladzijde van 'Zwerm'. Vervolgens verwijst hij naar Google. Maar als je 'Zwerm' op vakantie leest, heb je natuurlijk niet meteen Google bij de hand, mocht je daar al zin in hebben. Dat een soldaat uit de roman herkenbaar is als captain Willard uit 'Apocalypse Now' van Francis Ford Coppola, maakt zijn boek heel concreet en van deze tijd. Maar ook hier weer, net als bij Libeskind: je moet een achtergrond hebben om die herkenning te voelen, en te beseffen hoe Peter Verhelst zich probeert in te schrijven in een deels fictionele, deels werkelijke geschiedenis van beelden en gebeurtenissen. Het is heel raar om op het internet een foto en de achtergrond te vinden van de Palestijnse zelfmoordterroriste Wafa Idriss die ook in het boek die rol vervult. Of het ronduit schokkende verhaal bevestigd te zien van Mordechai Vanunu, de man die uitbracht dat Israël in het grootste geheim de capaciteit voor een nucleair arsenaal uitbouwde. Hij werd door een vrouw, die spion bleek, uit Engeland gelokt, vervolgens in Italië door de Mossad ontvoerd en in Israël tot 11,5 jaar eenzame opsluiting veroordeeld. De paranoïde leefwereld die met 9/11 zijn duidelijkste vorm heeft gekregen, is het Zwerm-universum.
Virus
Waarover gaat 'Zwerm'? Dat op zich is al een moeilijke vraag. De roman heeft geen rechtlijnige verhaalopbouw.
In het begin wordt er 'Actie' geroepen', als start er een filmopname. De verteller zoomt in op een rode Ford Mustang, razend door de stad. De camera glijdt vervolgens naar de dreiging van een op stapel staande ramp: een soort vuurvirus trekt door het Zilverkleurig Complex, een torengebouw in een niet benoemde stad. De elektriciteit valt er uit, alles wordt ontruimd.
Dan wordt een kind geboren, misschien wel een Messias. Vervolgens trekt zich een razende gebeurtenissenstroom op gang. Het boek speelt zich in Israël af waar kampen gebouwd en ontruimd worden. Maar het speelt zich ook af in een oerwoud waar veteranen zich in bomen verschuilen. En waar een oorlog aan de gang is. Of is het boek dan alweer terug in Europa? Is de Muur die van Berlijn of de Israëlische? Of bevindt het boek zich dan toch weer in New York? Of in LA? Alles versmelt. Als lezer duizel je van het ene personage in het andere. Je bent verloren als je er een traditionele zin aan wilt vastknopen.
Dat geldt in de eerste plaats voor de personages. Is Angel nu Abels beschermheer of Abel zelf? Waarom loopt Pearl rond, de musicerende vriendin van Abel? Een psychologie hebben ze amper. Ze zijn wel bang, maar dat is iedereen in dit boek. Net zoals iedereen tegelijkertijd vijand is en vriend. Een interessant zijpersonage in de roman is wel Rimbaud, want hij verbindt iedereen. Rimbaud wordt door ene mijnheer J., een soortement brein over alles heen, ingeschakeld om beelden te downloaden van overal. Hij is eigenlijk een server die deze roman genereert. Hij trekt deze beeldenstroom op gang en verbindt dingen met elkaar die voorheen geen verband leken te hebben, zoals de symbolistische dichter Rimbaud een nieuwe werkelijkheid wilde scheppen door onze waarneming te ontwrichten met een nieuwe taal. Of is dat allemaal het werk van het virus, een ding dat in honderd gedaanten in het boek opduikt, als vuur, als spyware, als bio-implant of als metaforen, 'het enige wat geen zichtbare sporen achterlaat'?
Aan het einde heeft het virus zich in al die gedaanten verspreid door het boek en door de torens. Van het Complex is niets meer over. Er zijn dingen gebeurd, 'verwoestingen waar nieuwe woorden voor moeten worden gevonden om ze ooit te kunnen bezweren - benoemen om te vergeten.' En dan volgt heel betekenisvol, met een echo naar Rimbaud: 'Zelfs taal moet opnieuw zin krijgen.' Op die manier heeft 'Zwerm' een cirkelstructuur, want het heeft net 666 + 10 bladzijden gezocht naar die nieuwe vorm, die nieuwe taal om de nieuwe dingen te bevatten. Die nieuwe inhoud van de wereld definieert Verhelst heel abstract als een 'Virutopia' en de nieuwe mens als een 'Homo Invictus Viralis'. Hij verwijst expliciet naar de toekomstvisie van de pas gestorven Franse filosoof Jacques Derrida. In de roman heet die Mijnheer J., maar hij krijgt ook andere namen. 'Virutopia' verwijst zowel naar een virtueel als naar een echt virus: dus naar dingen die zich onderhuids en razendsnel verspreiden, dodelijk kunnen zijn maar tegelijkertijd onvatbaar en dus misschien niet echt. Misschien bedreigend, maar misschien ook de weg naar een nieuwe morgen.
Peter Verhelst is zelf een onconventionele Messias, en zijn boeken een kansel voor zijn visie op onze wereld. Hij is de priester-dichter van een nieuw apocalyptisch bestaan. 'Het lijkt op chaos - maar er zit een onverbiddelijk systeem achter.' Hij stopt zijn roman vol actuele gebeurtenissen, maar abstraheert de indrukken vervolgens tot een boodschap die je niet in concrete woorden meer vat. Zijn boek probeert een boodschap uit te dragen, maar verspringt zo veel dat het die boodschap meteen ook weer ondermijnt. Als vorm om een nieuwe tijd te vatten is 'Zwerm' ongetwijfeld een mijlpaal en verdient het nu al een klassieker genoemd te worden, hoe vreemd die term 'klassiek' ook klinkt voor een roman die elke traditie wil ontkrachten. Het is een niet te vatten boek dat voortdurend riskeert aan zijn eigen vorm ten onder te gaan, vaak de lezer volledig hopeloos achterlaat, maar soms ook wonderbaarlijk scherp, met een verbluffend dramatisch vermogen en heel sec menselijke gruwel verbeeldt.
Zekerheid
Peter Verhelst loopt permanent het risico dat zijn abstracte beeldenstroom met zichzelf aan de haal gaat en meer vorm wordt dan betekenis, eenvoudigweg omdat je als lezer niet mee bent. Tegelijkertijd durft hij onze leefwereld te lijf te gaan, en dat literaire lef om hedendaags te zijn is een regelrechte verademing. 'Zwerm' is door zijn abstractie een moeilijk boek, in zijn betekeniszucht soms regelrecht vermoeiend, maar het doet er toe. Wie het boek uit heeft, is als het personage Pearl: 'Pearl schiet overeind, tast in het rond, zoekt houvast, snakt naar adem. De binnenkant van haar oogleden, van beelden krioelend.' En er is in de chaos alvast één zekerheid. Het boek wint binnen enkele maanden de Gouden Uil.
Frank Hellemans
te/ep/21 s
'Ik zit in het zwarte gat dat ik zelf heb bedacht!' Aldus Rode Wolk, een van de zovele exotische personages, in Zwerm , het nieuwste, zogezegde meesterwerk van Peter Verhelst. Je moet er dan wel al vijfhonderd bladzijden voor doorworsteld hebben om op zoveel hilarische zelfkennis te stoten. Verhelst is er weer eens in geslaagd om zijn ballon op te blazen en hem met veel gedruis te laten leeglopen tot er letterlijk niets meer overblijft, excuseer: de leegte voor de oerknal. Tja, en dan maar oreren dat je zeker niet mag proberen te begrijpen wat er hier aan de hand is, maar je als lezer vooral moet laten platwalsen, neermeppen, kortom: verpletteren door deze uit de hand gelopen proef van totalitaire esthetica.
'Er is niets aan de hand.' Zo begint Zwerm veelbetekenend. Verhelst heeft al onmiddellijk een apocalyptisch visioen opgetrokken waarin een Twin Towers-achtige constructie onheilspellend in de diepte verzinkt. Of is het een filmscène?, knipoogt de verteller ons toe. Verhelst gaat voortdurend op zoek naar extreme beelden waarin lichamen, bloedend of andere sappen vergietend, bij voorkeur op elkaar botsen, om er daarna ironisch een filmframe bij te plaatsen. Ach, het is maar cinema, weet je wel, als er weer eens een mes in een buik wordt geplant of een vagina op een fallus gespietst. Of is het andersom? Koketteren met de afgrond, dat is het wat Verhelst nu al jaren doet. Toen hij nog verstaanbaar voor ons stervelingen wou schrijven en niet extatisch voor de goden, verklapte hij in Obsidiaan (1987), zijn eerste dichtbundel, wat zijn obsessie was: 'Alles gaat voorbij aan hem. (...) / Enkel geweld bewaart hij / In een doos van glas en waanzin.'
Verhelst wou met deze krachttoer een kathedraal van glas en waanzin neerpoten. Leven we immers niet in waanzinnige tijden vol terrorisme en natuurrampen? Je hoeft maar een paar extra wendingen te geven aan dit handvol clichés om een scenario voor een catastroferoman te hebben. Verhelst past dit trucje stelselmatig toe wanneer hij teksten bezweert bij choreografische of andere rituele hoogstandjes. Hij vertrekt van één centraal begrip, in dit geval het einde der tijden, om er vervolgens in een kettingreactie verwante begrippen achteraan te laten hollen. In deze roman werkt dat kunstje als volgt: einde der tijden - terrorisme - complottheorieën - oorlogsgeweld - vogelpest - overal virussen - paranoïde wetenschappers en criminele meesterbreinen tout court - big bang - nieuw begin. Voor individuele lotgevallen is er geen plaats in het onpersoonlijke, energetische universum van Verhelst. Er zijn weliswaar personages met een naam, al dan niet ontleend aan klassieke figuren (Cassandra), bekende schrijvers (Rimbaud) of symbolische incarnaties (Angel). Maar die personages hebben dus geen eigen wil of verbeelding, laat staan een emotioneel leven of ideeën. Zij zijn willekeurige punten die als dansende vlekken tegen elkaar botsen, met elkaar versmelten, weer wegzweven en desintegreren. Tot meerdere eer en glorie van hun schepper, de grote manipulator, Verhelst zelf.
Deze keer heeft Verhelst zijn cluster van associaties in één lettergreep gevat: zwerm. Het menselijke lichaam wordt inderdaad belegerd door een zwerm van virussen. Mensen zijn trouwens ook virussen die niet alleen de aarde maar zelfs elkaar te lijf gaan. Wanneer gaan deze virussen eindelijk verdwijnen in een zwart gat? Om die oeverloze stroom van negatieve associaties enigszins te kanaliseren, zweert Verhelst bij een zelfbedachte getallenfilosofie die hij veel te plomp hanteert. Ook letters, zoals de hoofdletter V, of bepaalde icoontjes krijgen een ereplaats in zijn heidense bijgeloof. Vergeleken met de vaak ook te opzichtige, maar geraffineerde manier waarop Harry Mulisch met de kabbalamystiek goochelt, is Verhelst een simpele boerenjongen die al te fluks de lezer in simpele toevalligheden van cijfers of lettercombinaties wil doen geloven.
Verhelst heeft dus een morbide fantasie en daar is niets mis mee. Richard Wagner schreef ook zijn mooiste, meest intense muziek wanneer Tristan en Isolde elkaar de liefdesdood injagen. Maar Wagner gebruikte daarvoor een meesterlijke, chromatische techniek waarbij de klassieke toonhoogtes een nieuwe dynamiek meekregen. Wat doet Verhelst met zijn taalmuziek? Hij wil, zoals overal rondgebazuind, ook geen klassieke literatuur schrijven die een verhaaltje bij een plaatje brengt. Verhelst wil met zijn teksten buiten de platgetreden literaire paden stappen en zijn woorden vermalen tot pure, tastbare lichamelijkheid.
Hoe origineel is dergelijke choreografische of tactiele literatuur? Filippo Marinetti, de voorman van het Italiaanse futurisme, trachtte een kleine eeuw geleden met zijn avant-gardistische experimenten het keurslijf van de klassieke syntaxis open te breken. Hij wou de mensonvriendelijke schoonheid van de moderne techniek, en ook van de oorlog, bezingen in een hymnische taal die zich losmaakt van de menselijke gebruiker. Hij ging in de jaren twintig van de twintigste eeuw zelfs zo ver dat hij dweepte met een tactiele of aanrakingskunst waarin de 'lezer' geen klassiek boek meer ter hand nam, maar zogenaamde tactiele paneeltjes die de auteur zelf vervaardigde. Wie bijvoorbeeld het paneeltje 'Soedan-Parijs' betastte, aldus Marinetti, 'leest' met de vingertoppen via de textuur van raspend schuurpapier het Afrikaanse Soedan en komt via de maritieme gladheid van zilverpapier bij het sensuele zijde van het mondaine Parijs terecht. Zo ook wil Verhelst een boek maken dat tastbaar de ondergang van onze wereld in een viraal netwerk beschrijft. Of is het de geboorte ervan, want Verhelst telt dus terug tot de oerknal: van pagina 666 tot pagina 1.
Leuk misschien als libretto bij een ballet, op de manier van Le sacré du printemps van Igor Stravinsky. Maar de tekstmuziek die Verhelst hier tracht te ontplooien, verdwijnt in het niets bij Stravinsky's felle ritmes. De zwerm van citaten uit handleidingen, kranten, fictieve en wetenschappelijke boeken, tv-programma's en films, plus het voortdurende gezwijmel dat er iets ergs op komst is, zorgen voor een suggestie van mysterie die nergens hard wordt gemaakt. Zo hebben de personages het keer op keer over ongelofelijke dingen (cursivering van Verhelst) die ze hebben meegemaakt, maar die naamloze dreiging wordt slechts opgevoerd om vervolgens door vraagjes, paradoxen of ironische terzijdes weer te worden ontkracht. Verhelst doet dus veel te veel zijn best om er een zogezegd apocalyptisch visioen van te maken. Wie van op de eerste bladzijde (bladzijde 666) in een voetnoot over het getal 666 als Getal van het Beest (zie Openbaring van Johannes) begint op te geven (en van de barcode van Visa, die ook 666 is), laat al onmiddellijk in zijn kaarten kijken. Ward Ruyslinck wachtte in Het dal van Hinnom , ook een apocalyptische ondergangsfantasie, tenminste tot in de helft van het boek vooraleer hij de code van het beest kraakte. En zo gaat dat bij Verhelst het hele boek door tot en met een vulgariserend lesje over de vier fysische krachten die wetenschappers in een eenheidstheorie proberen te gieten om ten slotte dus te eindigen bij amateuristische bespiegelingen over zwarte gaten. Het is moeilijk om op dat moment als lezer het autodidactische geknutsel van Verhelst nog ernstig te nemen: 'Ik zit in het zwarte gat dat ik zelf heb bedacht! Maar snel maakt verbazing plaats voor opwinding. Iemand die zijn hele leven meer in zijn hoofd dan in zijn lichaam heeft geleefd, laat zich gretig op sleeptouw nemen door kwikzilveren mogelijkheden.' Misschien moet Verhelst inderdaad wat meer buiten komen en wat minder in zijn hoofd leven.
Tot zover het portret van de schrijver als autistische would-be übermensch. Verhelst dweept met dood en verval en ziet alles en iedereen met demonisch plezier in elkaar schrompelen tegen de grandioze achtergrond van een finale godendeemstering. Zoals hij gebiologeerd is door de nazi's (hun experimenten met genetica, hun esthetiek van de ondergang, hun gaskamers en foltermethodes), zo gaat hij zich ook voortdurend opgeilen aan explosieve visioenen van erotische tot universele zelfvernietiging. Om maar te zeggen dat de non-verbale totaalkunst van Verhelst iets akeligs irrationeels en sinisters heeft. De kale schedel waar hij op de cover van het boek stilzwijgend mee pronkt - en sommige personages in dit boek met hem - en zijn zwarte ondergangsfilosofie doen warempel denken aan de beulen van Heinrich Himmler, die in het zwart en met een doodskopje op de revers van hun vest hun slachtoffers destijds de duivel aandeden. Het wordt dus hoog tijd dat Verhelst voltijds choreograaf wordt, plastisch kunstenaar of videoartiest. Of soldaat in een doodseskader? Literair gezien heeft hij de grenzen van het schrijvers- metier overschreden en is hij in de afgrond van het zelfbedachte zwarte gat getuimeld. Zijn woorden willen te veel suggereren en zeggen weinig of niets, tenzij dreunende herhalingen van steeds weer hetzelfde. Is deze oeverloze krachtpatserij de zwanenzang van een megalomane schrijver?
Anna Luyten
us/ug/31 a
Het heet 'zwerm'. Het heeft als ondertitel 'geschiedenis van de wereld'. Het werkt als een virus. Als een soort draaikolk naar een diepe kern, zo leest het boek van Peter Verhelst. Het neemt alles in zijn beweging mee. Het leest niet alleen, het doet ook denken. In golven. Inzichten die opeens oplichten, muziek die opeens hoorbaar wordt, beelden die weer voor het netvlies verschijnen... Als een verbale, hedendaagse versie van een schilderij van Hieronymus Bosch, zo leest het. Het is een oord waarin Motorhead, beeldende kunst, Satan, de beelden van het VTM- en VRT-journaal, CNN, de filosoof Jacques Derrida, Ovidius' metamorfosen, genetica, het menselijk genoom, alzheimer, neurologie, Rimbaud, fysica en metafysica, computertechnologie en het persoonlijke geheugen van de lezer elkaar betekenis verlenen.
Het is een bom die een wereld in elkaar laat vallen. Een omgekeerde oerknal.
Het is een boek dat veel verder reikt dan het parochiale universum waarin veel Vlaamse literatuur al jaren verstrikt lijkt te zitten.
Verhelst zette zich voor een bijbelse opdracht: 'Dit boek moest een essay zijn, een manifest, een aanklacht. Het moest pulp bevatten, wetenschap, beeldende kunst, politiek, en dat allemaal samen moest één groot verhaal vormen, dus fictie. We maken ten slotte allemaal deel uit van een groter geheel.'
Uw boek, uw 'geschiedenis van de wereld', telt enkele zwarte bladzijden. Daarin ontwikkelt u de ideologie van het Virus: 'Verandering is de motor van de geschiedenis, het bewijs van kracht. Wezens van snelheid moeten we worden, labiele systemen...', schrijft u.
PETER VERHELST: Het is de enige manier om snel genoeg te kunnen blijven evolueren, waardoor we kunnen overleven als mens. Ik wil in dit boek ingaan tegen het eenduidige, het vastgeroeste, de valse orde. Het hele boek gaat in tegen de regels van de lineariteit. Het doorprikt de illusie van dat ene grote verhaal. Het is mijn manier om af te rekenen met het geloof in die grote verklaarbare dus in de hand te houden wereld. Het gaat ook in tegen de manier waarop alles tegenwoordig gepresenteerd wordt. Ik kijk nog zelden tv, maar als ik tv kijk, ben ik geschandaliseerd. Bekijk gelijk welk televisieprogramma en het blijkt opgebouwd volgens een bepaald soort curve volgens welke de behoefte van de kijker om te begrijpen onmiddellijk of hoogstens tien seconden later bevredigd wordt.
Kijkers worden behandeld als randdebielen. Het verbaast mij dan ook niet dat mensen zich gaan gedragen als randdebielen.
Dit boek biedt geen simpel verhaal, het is eigenlijk een dik en onhandelbaar ding. Maar een schrijver moet dan een boek durven schrijven waarin een lezer soms driehonderd bladzijden moet wachten vooraleer hij het begrijpt. En naarmate hij verder leest, mag die lezer een keten van veranderde inzichten meedragen. Alles moet muteren. Elk inzicht mag aangetast worden door de pagina's die je achter de kiezen hebt. Zoals wanneer je te lang naar de zon gekeken hebt, je nog een kwartier lang die lichtvlekken hebt op alles wat je ziet.
U stelt in uw boek expliciet de vraag naar het verschil tussen fictie en non-fictie, tussen feiten, herinneringen...
VERHELST: Vorm geven aan de complexiteit in plaats van ze uit de weg te gaan, allerlei soorten verhalen, visies en reflecties laten uitdijen en elkaar laten besmetten om ze uiteindelijk in één vorm te stoppen, dat wilde ik met dit boek. Ik wilde geen tweede Tongkat schrijven. Ik wilde het mythische en sprookjesachtige achter me laten. Ik wilde de werkelijkheid meedogenloos laten binnensijpelen en laten meespelen in mijn schrijven. Een groot deel van wat er in dit boek staat, is pure non-fictie. Ook in de vorm. Het zijn werkelijkheidsflarden die verwerkt zijn. Soms zijn het letterlijke krantencitaten, interviews, wetenschappelijke verslagen, gesprekken... internetverslagen. Google is een goudmijn, een soort god die nieuwe ordes schept.
Het woord 'dingen' staat regelmatig cursief in uw verhaal. Als een bedreiging. Wat zijn 'de dingen'?
VERHELST: 'De dingen' is het geheel waar wij nog geen taal voor hebben. Wat me opvalt, is dat men het altijd heeft over 'het onnoemelijke' als men spreek over terroristische aanslagen. Taal moet opnieuw zin krijgen. De pretentie van dit boek is het op zoek gaan naar een mogelijkheid om die nieuwe soort taal ter beschrijving van die nieuwe wereld waarin we leven en waarin niets nog zeker is, te vinden. Het is een literatuur waarin het geweld zit, maar ook een hoop op een soort nieuwe schoonheid. Dat geweld en die schoonheid zijn onlosmakelijk verbonden.
De laatste vijf jaar hebben we de ene na de andere aanslag en gewelddaad zien gebeuren. We werden gebombardeerd met beelden, angstvisioenen die werkelijkheid werden. Ik wilde een boek schrijven dat gaat over die ene oerpixel die al gedegenereerd lijkt van bij het begin, een boek dat bijna alles van achter naar voren terugspoelt om uiteindelijk terug te keren naar de oerknal.
Bombarderen en laten uiteenspatten, dat doet u ook in de vorm waarin u uw verhaal giet.
VERHELST: Ik heb enorm geworsteld met het idee in welke mate je al dat geweld kon toelaten in een boek. Want dat heeft gevolgen. Als je de werkelijkheid expliciet toelaat in je boek, krijg je een veel heterogener literatuur. Als je letterlijk stukken uit de werkelijkheid in zo'n fictieroman schuift, gaan ze de hele literaire context gewoon besmetten. Het grote voorbeeld in de Vlaamse literatuur is in dat opzicht De Kapellekensbaan van Boon. In die zin is het ook een commentaar op dat boek. Wat mij stoort aan het overgrote deel van de literaire productie is dat ze eigenlijk niets te melden heeft en blijft steken in een karikaturale Vlaamse context. Ik heb nu voor een keer geen incest gebruikt en geen collaboratie.
'Het defect is het begin van alle revolutie', schrijft u in uw boek. Wat bedoelt u daarmee?
VERHELST: Dat is mijn persoonlijke mening. Het hele boek is een pleidooi voor onzuiverheid en verscheidenheid. In die zin is het ook een erg politiek boek. Het is mijn frontale aanval op wat er nu bezig is: in Vlaanderen, in heel Europa. Het is een pleidooi voor continue verandering en besmetting. De politiek wil het omgekeerde: men hoopt op een zuivere maatschappij terwijl men weet dat dat nooit meer kan.
Het is onthutsend om te zien hoe een partij als het Vlaams Belang de programma's van de andere 'normalere' politieke partijen heeft aangetast.
Men droomt dus blijkbaar nog altijd van een wereld die al lang niet meer bestaat, namelijk van een veilige paradijselijke wereld. Terwijl je echt niet veel verstand moet hebben om te weten dat Europa ziek is en dat het onwaarschijnlijke tijden tegemoet gaat. Wij zijn een economisch paradijs, we zullen dus sowieso overspoeld worden door vluchtelingen. Mijn sympathie voor die mensen is groot. Natuurlijk zullen ze allemaal naar hier komen, natuurlijk zullen wij een beroep doen op goedkope arbeidskrachten uit het voormalige Oostblok. Misschien kunnen we beter een ander beeld krijgen van burgerschap. Nu schermen we nog met het grote gelijk van de volgevreten westerling. Politici houden die droom van dat grote gelijk in stand terwijl het vrij evident is dat zulk een onevenwicht niet mag blijven bestaan. Het kan gewoon niet en het is slecht voor de wereld.
De politicus verschijnt als een valse troostbieder. 'Wij lopen geen enkel gevaar', zegt de blitse burgemeester in uw boek. 'Hey jongens en meisjes, alleen kalmte kan ons redden.'
VERHELST: De populaire Pim Fortuyn, dat soort façadepoliticus waarmee we steeds meer te maken krijgen. Mensen willen inderdaad een simpel, geruststellend antwoord krijgen op vragen die ze misschien niet eens gesteld hebben. Maar er bestaan geen simpele antwoorden. Ik neem het de media, het onderwijs en de politieke wereld enorm kwalijk dat ze de hoop op het indammen van die complexiteit met valse beloftes en oneliners oppeppen. Zoiets heeft niets meer met politiek te maken maar met opportunisme. Ze spreken in een valse 'wij'-vorm, terwijl hun doel heel simpel is: ik, macht.
Beelden van Filip Dewinter, zwelgend van zelfbewondering in het café tussen de gewone mensen. Sprekend over 'wij...', terwijl je zo zijn afkeer ziet voor die gewone mensen. Hij haat ze natuurlijk, maar hij heeft ze nodig. Ik heb vroeger met Filip Dewinter op dezelfde school gezeten in Brugge. Bij de Frères. Hij zat in hetzelfde jaar als ik. Toen had hij het al. Hij liep op de speelplaats te brullen. Je kon er niets zinnigs tegen zeggen. Maar hij liep er rond als een rattenvanger waar allerlei mensen rondzwermden: de dikste van de school, die ene met een spraakgebrek, een soort magneet voor mensen die dachten dat ze onderaan de ladder hingen. Maar hij gaf ze het soort trots van: er zijn er altijd nog een paar die nog lager hangen en daarop valt te stampen. Hij ontwikkelde geen visie, maar wist haarfijn de zwakke plekken te lokaliseren. Fascinerend om te zien, toen al, maar vies.
En het blijft uitdijen naar alle vlakken. Het doet zeer, maar het is wel zeer indrukwekkend om te zien welke mechanismen we ontwikkeld hebben om blind te blijven voor wat er echt aan de hand is. Wij willen blijven geloven in het sprookje van het fort Europa. Zoals we willen blijven geloven in het onaantastbare individu of het kiemvrije lichaam.
U schetst een soort ontmenselijking. Ook de Joods-Palestijnse kwestie krijgt daarin een belangrijke plaats.
VERHELST: Als tiener wilde ik een Jood zijn. Ik liep niet met een PLO-sjaal rond, maar had een keppeltje. Ik heb altijd een ongelooflijke eerbied voor de schoonheid van de Joodse mensen gehad en hun cultuur die zo op het woord en op het denken is gebaseerd. Mijn sympathie voor de Joden was ongelooflijk groot. Maar na tientallen jaren met de Palestijns-Joodse kwestie bezig te zijn, is mijn visie veel complexer geworden. Ik begrijp het trauma van de Joden zeer goed. Een volk dat zo'n uitroeiing en vernedering heeft meegemaakt, kan niet anders dan paranoïde zijn. Ik vraag me alleen af wat voor volk dat dan is, zo'n volk dat zijn beste bondgenoot constant naait. Want dat doen ze, de Verenigde Staten naaien.
Zie wat de Joden nu doen met de Palestijnen. Ze stoppen de Palestijnen in getto's. Ze vernietigen dat volk door hen op een slinkse manier monddood te maken. Het is verbijsterend dat de slachtoffers van toen nu het werk van hun beulen voortzetten en verfijnen.
Die biologische computer in het boek, dat is dus geen fictie, hè. Computers die met elkaar in verbinding kunnen worden gebracht en waarvoor alleen maar menselijke lichamen nodig zijn... Dat is in Israël uitgevonden.
Als een macaber verlengstuk van de genetische experimenten die men meer dan zestig jaar geleden op de Joden uitvoerde. Als ik over zulke dingen lees, wordt het koud in mijn hart. Wat mij verbaast in de Joods-Palestijnse kwestie is dat de Joden een nieuwe versie van zichzelf aan het scheppen zijn, een nieuwe variant op het vernederde volk om te voorkomen dat het hen een tweede keer overkomt. Met dat ene verschil natuurlijk dat zij in tegenstelling tot Hitler geen vooropgezet plan hadden om het Palestijnse volk te vernietigen.
En ook wij zijn niet vrij van schuld. In Israël zie je alleen een uitvergroting van hoe wij met de Arabische wereld omgaan. Alleen is onze houding er een van onverschilligheid en minachting en ondertussen maar hopen dat de stookolie- en de benzineprijzen niet stijgen. We weten dat in de Arabische wereld trots belangrijk is. Toch slagen we erin om schaamteloos dat volk te minachten. De aanval van Bush op Irak is daar zowat het beste voorbeeld van. Het verbaast me niets dat zo'n volk een eigen versie van de atoombom gaat gebruiken, namelijk het terrorisme. Er is nu onherroepelijk een vicieuze cirkel van geweld in gang gekomen.
Op het eind van uw boek verwerkt u in een 'rave party' de beelden van het geweld die we via televisie of persfoto's over ons heen krijgen.
VERHELST: Die vijftien pagina's op het eind, die rave is een soort archief van ons collectief geheugen, een terugkeren in de tijd met alle beelden die wij allemaal kennen. Het Vietnam-meisje, de jongen die voor de tank staat op het Tiananmen-plein, de jongen die een bloem in een geweerkolf stopt, de gijzeling van Russische schoolkinderen. We hebben miljoenen van die waanzinnige beelden in onze kop. Men belooft ons altijd dat we die ene seconde voor onze dood de film van ons leven zullen terugspoelen, die rave van geweldbeelden is de film van voorbijflitsende beelden die de stervende wereld op dat moment te zien krijgt. Om dan uiteindelijk te stollen in een oerbeeld: het beeld van de gaskamer, het meest schandalige beeld van onze beschaving.
Het boek lijkt te beginnen als een filmscenario. Heel snel volgt het opzet: we zijn allemaal afhankelijk van het scherm, de camera, de vele ogen die ons volgen. Shakespeare schreef nog: de wereld is een schouwtoneel en ieder speelt zijn deel. In 2005 beschrijft Verhelst hoe de mens dagelijks figureert in duizenden films die door allerlei camera's worden opgenomen.
VERHELST: Als je daarover begint na te denken, word je zot. Zodra wij op straat komen, spelen we dagelijks in tientallen films mee. Onze ervaringen worden zelfs gemaakt door film en televisiebeelden. Mensen beginnen zich te gedragen als in een film of zoals ze andere mensen hebben zien doen op televisie. Ik zie het om me heen gebeuren.
Ook het intieme beleven van verdriet is weg. De heersende wet is de wet van de kudde, schrijft u in uw boek. Na terroristische aanslagen of rampen of de dood van populaire iconen, ziet men het openbare verdriet steeds opnieuw opduiken.
VERHELST: Die gemeenschappelijke rouw zie je overal, alsof het particuliere van het verdriet weg is, alsof er nood is aan massale uitbarstingen. Overal zijn er die samenscholingen van mensen die gezamenlijk euforisch willen worden of samen diep verdriet willen voelen. Het fascineert me mateloos. Ik vraag me af of het een gewild soort exorcisme is, zoals bij de Witte Mars, een behoefte om samen te zijn en om op een waardige manier uiting te geven aan de verbijstering over 'hoe zoiets kan gebeuren'. Het is alsof die massale rouw en uitdrijving van het kwade, de eucharistie vervangt.
Het is natuurlijk mooi dat men op die manier gezamenlijk oerangsten overwint. Het massaal neerleggen van bloemen op de plaatsen van onheil is misschien wel een hedendaagse versie van een oeroud ritueel: men komt naar voren, knielt en offert iets.
Maar dat massale verdriet heeft ook iets dubbelzinnigs. Ik heb ontzag voor de menselijke behoefte aan een houvast, hoe mensen elkaar op zulke momenten spontaan vastpakken. Maar anderzijds vind ik niets meer belachelijk dan het gezamenlijk onder het cameraoog tranen plengen voor mensen als André Hazes, koning Boudewijn, Pim Fortuyn. Ik vraag me af hoe zo'n extatisch verdriet mogelijk is voor iemand die men helemaal niet persoonlijk kent. Mensen smeden blijkbaar gretig een diepe persoonlijke band met iemand die ze alleen maar kennen van z'n kop op televisie. Voor zo iemand kunnen ze blijkbaar een diep verdriet voelen, dieper dan voor wie uit hun omgeving ook.
U bezingt niet alleen de constante verandering, maar ook de absolute concentratie: intimiteit, het opgaan in een ander mens of in kennis, een extase. Is dat de redding uit de oppervlakkigheid?
VERHELST: Ik kan helemaal opgewonden raken van mensen die geconcentreerd bezig zijn. Ik kon vroeger uren kijken naar mijn zoon die op de grond met een autootje lag te spelen. Ik werd daar zot van. Of op de trein ademloos toekijken naar een vrouw die tuurt naar een hoofdhaar dat aan het splitsen is. Dansers hebben dat ook, compleet opgaan in iets anders. Mensen die zich verliezen, dat is het mooiste wat er is. Ik wil daar ooit een heel boek over schrijven.
En ondanks het feit dat het gevaar sluipt in microbiologische, neurologische, genetische kennis en explosieve mogelijkheden met het mensenras, ligt de broosheid van al uw personages in hun ouderwetse voortplanting.
VERHELST: Het oude mensbeeld zal pas helemaal verdwijnen als de menselijke voortplanting verandert. Men zegt altijd dat we broze wezens zijn doordat de dood bestaat. Ik denk dat we broos zijn omdat we kinderen krijgen. Ik kan leven met het idee van mijn dood. Ik zou niet kunnen leven met de dood van mijn kinderen. Op die nanoseconde dat zijn kind geboren wordt, verandert er iets wezenlijks in iedere mens. Dan krijgt hij levenslang, dan ontstaat de weke plek.
In een verhaal in het tijdschrift 'Granta' beschreef Richard Powers onlangs de noodzaak aan romans en fictie die dichter aanleunen bij alles wat we dankzij de wetenschap over de mens en het milieu weten. Vormt de enorme toename van de wetenschappelijke kennis over de mens een uitdaging om het 'klassieke' personage in de literatuur een andere betekenis te geven?
VERHELST: Richard Powers, zo'n schrijver. Ik ben zo jaloers op hem. Het zingen van de tijd , een geniale roman. Ik ga akkoord met hem.
Ik wil personages creëren die niet meer kunnen terugvallen op een aantal zekerheden. In het boek wordt gezocht naar de ontbrekende letter van de formule. Mensen worden aangetast door dingen en veranderen. Het fascineert me dat de wetenschap het darwinisme nog altijd niet heeft verworpen. Dit boek is een pleidooi voor een virologie. De enige manier om te overleven is een wijdverbreide mutatie en dat leidt automatisch tot de ethische reflex: 'maar dan zal het recht van de sterkste overheersen!'.
Vandaar ook de oproep tot het opnieuw uitvinden van een ethiek, in een ijldroom van een van uw personages. Daarbij haalt u het pleidooi aan van de Franse filosoof Derrida voor een komende gerechtigheid.
VERHELST: Ik heb letterlijk uit dat prachtige interview van Lieven De Cauter met Derrida geciteerd. Het is de droom op een soort redding, een messianisme en een geloof zonder religie. Het is een pleidooi voor, en het klinkt zo melig maar dat kan me geen barst schelen, een soort solidariteit tussen een heterogene groep van mensen.
Mensen van allerlei religies en opvattingen die in het verzet tegen 'het recht van de sterkste', twee oeroude principes in acht nemen. Ten eerste 'Gij zult niet doden' en ten tweede 'doe nooit bij een ander wat ge niet wilt dat bij u gedaan wordt'. In alle conflicten die ons teisteren, zien we een tekort aan dat soort solidariteit. Met gemak schuiven we die twee simpele, fundamentele ethische principes opzij om het recht van de sterkste te laten gelden. In dat opzicht is de ethiek van Bush gelijk aan die van Bin Laden. En het geloof in het recht van de sterkste trekt zich op alle gebieden door: in de politiek, in de democratie, in het onderzoek... We zijn zelfs superlijven aan het ontwikkelen, mensenlijven met een onmenselijke kracht. Terwijl het goede leven misschien zo simpel is.
31/12/2005
Peter Verhelst, bouwer van een weerbarstig en afwijkend oeuvre, heeft goed begrepen dat de realiteit de fictie altijd overstijgt. In zijn jongste roman Zwerm graaft hij in die hallucinante werkelijkheid en googlet zich een verbluffende, apocalyptische en verontrustende literaire variant bij elkaar. Na zijn even succesvolle als indrukwekkende roman Tongkat heeft 'de profeet van Nazareth' zijn ambities duidelijk nog aangescherpt.
Met Zwerm lanceert Verhelst een nieuw soort fictie, dat zijn realistische visioenen perfect vormgeeft. Het boek wil een roekeloos gemonteerde film van de perfide wereld zijn en slaagt daar nog in ook. De mythes en sprookjes worden deze keer vervangen door en bedolven onder een splinterbom van fragmenten uit de moderne wereldgeschiedenis. Vergeleken met de in het gezicht ontploffende realiteit van Zwerm, is de van bloed doordrenkte maatschappij uit Tongkat een vaag, abstract en tijdloos niemandsland. De ondertitel, 'Geschiedenis van de wereld', is in al zijn pretentie dan ook absoluut toepasselijk. Verhelst heeft zijn afkeer voor engagement in Zwerm met glans overwonnen. Als eerste in ons taalgebied waagt hij zich aan een groot en gedurfd eigentijds portret van een samenleving op een scharniermoment.
Aan een samenvatting valt niet te beginnen, daarvoor knipt en plakt Verhelst een te labyrintisch web van verhaallijnen en personages. De scherven zijn zodanig gemonteerd dat je meegesleept en gedesoriënteerd raakt. Dingen -- een woord dat consequent cursief de bladspiegel infecteert -- worden duidelijk. Maar nooit echt. Nooit helemaal. Verhelst heeft zich dan ook vormelijk opnieuw uitgevonden. In 1995 zei hij het al: "Alles moet kunnen, de genres zijn ontploft." Tussen "Een stem zegt: 'Stilte op de set! Camera! Actie!'" en "Een stem zegt: 'Cut!'" lezen we een caleidoscopisch scenario, dat bestaat uit filmische sequensen, shots, scènes. De korte, krachtige prozafragmenten vormen de pixels van een allesomvattend beeld dat nooit helder en ruisloos wordt. Het actiethrilleraspect -- want dát is het boek ook -- draait rond de voortvluchtige Angel, achternagezeten door politie, geheime dienst en andere onduidelijke organisaties. Is hij het resultaat van een Mengele-achtig joods (!) wetenschappelijk experiment? En wie is zijn beschermeling Abel? Samen zoeken ze Abels ontvoerde vriendin Pearl, die als pianiste de geheimzinnige Meneer H in trance weet te brengen. De tentakels van Meneer H (of is het J?) reiken tot in Israël, waar gewerkt wordt aan een revolutionair experiment. En wie is Rimbaud precies? Hij lijkt wel de beeldenvangende variant van De kleurenvanger, "door glasvezelkabels verbonden met een parallel heelal". Is hij de regisseur van deze realityshow?
Een parallel universum krijg je in ieder geval geserveerd als je Zwerm openslaat. De beeldenstroom ontspruit deze keer maar voor een klein deel uit de verbeelding van Verhelst, en is hoofdzakelijk geënt op de werkelijkheid zelf, ontwricht als die is. Het besef vooral dat vele van de waanzinnige gebeurtenissen ook echt, literatuurloos hebben plaatsgevonden of nog steeds plaatsvinden, maakt de lezing van de roman dubbel confronterend en ontredderend. Zo staat Mister V voor Mordechai Vanunu, de man die 12 jaar eenzame opsluiting kreeg omdat hij het bestaan van de Israëlische atoombom wereldkundig had gemaakt. Adembenemend hoe Verhelst die gevangenschap van binnenuit weet te beschrijven. Even indrukwekkend voegt hij er een ooggetuigenverslag van een Vietnamveteraan tussen en verbeeldt hij de waanzin van de bekende Palestijnse zelfmoordterroriste Wafa Idriss. Ook 9/11, dokter Mengele, het naakte meisje van de tot icoon verworden Vietnamfoto, Kim Phuc (fietskoerierster Kimpoek in de roman), dr. Baruch Goldstein, de fanatieke joodse kolonist die in Hebron bijna dertig onschuldige slachtoffers maakte (hier wetenschapper) en talloze anderen vormen de overtuigende figuranten van dit extreme boek.
Herlezing, interviews met de auteur en een goede zoekrobot leggen trouwens nog meer onvermoede verbanden en betekenissen bloot. Maar het begrijpen doen we toch nooit, lijkt de schrijver ons te willen inpeperen. Net zoals we het overzicht op de realiteit kwijt zijn. We zien enkel nog details. Het internet, de beeld-, data- en informatiecultuur en de hele communicatietechnologie zijn de nieuwe goden. De dreiging en paranoia die daar een gevolg van zijn, weet Verhelst bijzonder goed te vangen: "In een andere kamer zit Rimbaud, door glasvezelkabels verbonden met een parallel heelal. Hij is een schotelantenne van vlees die geluidsflarden en beeldstukjes ontvangt. Onder zijn vingers vormen die signalen patronen die niemand eerder heeft opgevangen. Maar is er een wel een patroon, of drukt dat woord alleen maar onze wil uit, onze behoefte aan een geheel? Er is geen geheel. Er zijn alleen druppels, en elke druppel bevat een gigantische hoeveelheid informatie die veranderlijk is van vorm. Er zijn zoveel druppels, er is een hele oceaan. Oude zwartwitfoto's bv. waaruit Rimbaud een gelaatsuitdrukking rooft, opnamen door camera's in een parkeergarage of in ondergrondse metronetwerken, camera's in geldautomaten, een videodagboek over een reis aan India dat op het Web werd gegooid, de gekraakte privé-collectie van een Russische pederast, de verborgen camera in een darkroom in Berlijn... Zoveel druppels. Zoveel gezichten die een onderdeel worden van een nieuw gezicht, soms niet meer dan enkele pixels groot. Zo veel lichaamshoudingen die uit een foto worden geknipt en de aanzet vormen tot een nieuwe beweging, een choreografie die tergend traag lijkt maar in werkelijkheid zo snel is, zo overvol details zit, dat het oog niet in staat is de onderdelen ervan te herkennen."
Jaren geleden schreef Verhelst in 'Yang' al: "Het symbolische (eenheidszoekende) van de structuur krijgt zijn component in het diabolische (versplinterde werkelijkheid)." In Zwerm zijn structuur en inhoud meticuleus op elkaar afgestemd. De eerste honderd bladzijden bieden nauwelijks houvast door het versplinterende bombardement dat je via snel op elkaar volgende scènes overvalt. Het boek begint niet voor niks op pagina 666, het diabolische getal -- het teken van het beest. Deze fascinaties laten Verhelst ook in Zwerm niet helemaal los. De aftelling kan beginnen en de roman stevent op zijn nulpunt af. Het zwarte gat dat opnieuw het beginpunt lijkt te zijn. Wisselende lettertypes, zwarte pagina's, illustraties, codetaal en doorhalingen vergroten het vervreemdingseffect waarvan de inhoud de motor is.
De in vele opzichten extreme roman geeft de sinds 9/11 en 7/7 door angst en paranoia besmette samenleving een nieuwe bij de keel grijpende taal. Die is soms akelig hard en realistisch is, dan weer poëtisch en misschien af en toe (bewust) net iets te megalomaan en bombastisch. Maar ach, ambitie mag je niet laten beteugelen door zeurende criticasters.
Terrorisme en contraterrorisme vormen in dit epische project trouwens herkenbare en tastbare brandhaarden. "Soms stapt iemand een koffiehuis binnen, trekt zijn hemd open en vraagt: 'Weet iemand wat dit is?' Een gordel vol explosieven. Tussen de vraag en ontploffing zitten 3 seconden." Tegenover het ongrijpbare virus van het terrorisme plaatst Verhelst begrippen uit de biomedische wetenschap, de genetica, de kwantummechanica, de snarentheorie en andere uit het menselijk brein ontsproten spitsvondigheden. Termen als apoptose en auto-immuniteit krijgen metafysische ladingen.
Terroristen zijn in Zwerm evengoed antilichamen als idealisten. De nieuwe wereld heet bij Verhelst Virutopia en hij houdt een pleidooi voor de virale mens -- De Homo Invictus Viralis (HIV) -- want alleen door nieuwe elementen toe te laten -- rasonzuiverheid, besmetting -- kan hij evolueren en overleven. Sciencefictionachtige en filosofische mumbo jumbo, dat wel. Maar Verhelsts ernst en consistentie maken het ideeënspel minder lachwekkend dan je zou verwachten.
Het boek leest niet alleen vormelijk als een scenario van een groteske realiteit, maar is bovendien ook doordrongen van ex- en impliciete verwijzingen naar talrijke films. Naast letterlijke referenties aan '2001: A space odyssey' en 'Apocalypse now', voel, hoor en zie je de echo's van films als 'Enemy of the state' en 'Fight club'.
Gedurfd en scherp ook hoe Verhelst de jodenvervolging en de absolute gruwel van de Endlösung vergelijkt met de huidige Israëlische politiek. Dat de schrijver daarvoor de uitspraken van Mordechai Vanunu (ofte Mister V) gewoon van het Net heeft te plukken, is misschien wel het meest verontrustende: "Ons volk veranderde van slachtoffer in beul. Straks bouwt het nog zijn eigen getto's en zijn eigen gaskamers. Logica en absurde humor zijn altijd wezenskenmerken van ons volk geweest."
Wat ik in dit korte bestek heb aangeraakt, is slechts het topje van de ijsberg. Zwerm vormt de versplinterde literaire film van een schrikbarende werkelijkheid: de suïcidale neigingen van het vooruitgangsideaal van wetenschap en techniek, idealen die tot dictaturen leiden, terrorisme en revolutie, orde en chaos die elkaar in stand houden en zoveel meer... Een ambitieuze en vernieuwende roman, die als een precisiebombardement in je gezicht knalt. Herkenbaarheid en desoriëntatie zijn je deel als je het vuistdikke boek dichtslaat. Peter Verhelst is herboren en heeft met deze heuse krachttoer absoluut bewezen geen karikatuur van zichzelf te zijn geworden. [Jan Bettens]
J.F. Vogelaar
De ondertitel, ‘Een geschiedenis van de wereld’, duidt op niet geringe pretenties. Het opzichtige geschetter kan niet verhullen dat het dikke boek weinig meer is dan een ongesorteerde opeenhoping van (postmodernistische) spreuken en clichés. Een manifest over de nieuwe mens, in het midden van de roman, staat bol van sf-kreten als ‘virutopia’, ‘grenzeloze verveelvoudiging’ en ‘het antilichaam’. Terrorisme, het Midden-Oosten, geheime diensten, seriemoorden, ‘de leider’en een conspiratief Centrum, veel geweld, oorlog, drugs, technologie enz.: alle mogelijke ‘moderne’ logo’s worden in ademloos tempo door elkaar gehusseld, in een stroboscopische aaneenschakeling van losse zinnen, verbandloze scènes, spreuken, en ‘verhalen’ uit de geschiedenis van de mensheid. En geschiedenis is gereduceerd tot herkenningstekens, of het nu om het nationaalsocialisme, Vietnam, Palestina of de Bijbelse geschiedenis gaat. Een opgeblazen boek met uitsluitend special effects is een zwaktebod om op te bieden tegen de dagelijkse stroom van de zogeheten beeldcultuur. Normale druk.
Luc De Decker
te/ep/22 s
Nog voor we Zwerm , de vreemd vormgegeven roman van de Vlaming Peter Verhelst, in de handen kregen, weerklonken her en der al kreten van bewondering. Zoveel applaus - en dan nog zo vroeg - kan slechts op twee zaken wijzen: ofwel is het boek echt subliem, ofwel bevat het zoveel excellente ingrediënten, dat niemand het nog waagt om de zwakheden te belichten. Wat blijkt? Het markante boek zal met zijn hippe aura van intelligent leesvoer en maatschappijkritiek menige boekenkast sieren, maar zal lang niet door iedereen uitgelezen worden.
Blijkbaar staat het boek in het teken van alles moet anders . Op de cover prijkt geen titel, noch auteursnaam. Het boek begint op bladzijde 666 (het getal van de duivel), vervolgens wordt afgeteld tot 0 en dan volgt er nog een epiloog tot -6. Het lettertype wijzigt. Sporadisch wordt een blad gevuld met één letter, één woord of een herhaling van hetzelfde woord. Gelukkig is het niet allemaal loos vormspel. De aftelling volgt het kernidee: de huidige, bange, egoïstische, oppervlakkige mens moet opnieuw naar een nulpunt. Hij gaat ten onder, maar dan wel in een Big Bang, die het begin moet vormen van een nieuwe mens. Uit de chaos moet een nieuwe ethiek geboren worden.
De grilligheid in de structuur en het brokkelige karakter van een plot die de lezer slechts met veel moeite kan bijeenscharrelen, schragen dat andere leidmotief van Verhelst: hij wil de simpele lineariteit doen uiteenspatten. Die eenvoud is immers vals. We leven in een almaar complexere en verontrustender wereld, terwijl populistische politici ons opnieuw willen verleiden met eenvoudige oplossingen. Dat voert naar een schijnwereld, die in het boek nog extra in de verf gezet wordt door de alomtegenwoordige camera's. Die camera's boezemen tegelijkertijd aantrekkingskracht en angst in. Ze wijzen ook naar de televisie, halen de werkelijkheid binnen. Die werkelijkheid komt vooral neer op een kroniek van geweld - van de nazi-beulen tot het Israëlisch-Palestijns conflict, van de Vietnam-oorlog tot de oorlog in Irak, van asielzoekster Samira Adamu tot de vermoorde politicus Pim Fortuyn. De ondertitel, Geschiedenis van de wereld , zet een extra volgspot op al die verwijzingen naar de barre realiteit in deze versplinterende romanwereld.
Toegegeven, een complexe wereld kan niet in een rechttoe-rechtaanroman. Dat argument is echter een cliché, dat vooral misbruikt wordt door schrijvers die zich te ver hebben laten meeslepen door hun experimenteerdrift. En zelfs die experimenten vallen in dit boek door de mand, omdat ze grotendeels dé absolute basis voor een experiment ontberen: originaliteit en relevantie. Dat alles zal niet verhinderen dat Zwerm de komende maanden zowat alle prestigieuze literaire prijzen zal wegkapen. Ach ja...
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.