Turtle music
Koen Nys Quintet
Hans Peeters (Auteur), Willem Jan Hogestijn (Auteur), Theo Holleman (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Uniepers, cop. 2004 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : NEDERLAND 944.1 |
31/12/2005
Waarom begon de mens toch aan een moeizaam zwoegend landbouwersbestaan? Waarom lieten we ons oorspronkelijke luilekkerleven als jagers-verzamelaars achter ons? Gemiddeld besteedt een jager-verzamelaar 2 uur en 44 minuten per dag aan voedselvergaring, terwijl zijn kinderen heerlijk spelen. Een boer is minstens vier uur of meer in de weer en de kinderen werken mee.
In De graangodin schetst Louis Beyens de dynamiek van de ontwikkeling van de eerste landbouwdorpen. Het gebeurde allemaal in het Nabije Oosten zo'n 11.500 jaar geleden. De streek leende zich tot meer honkvast gedrag door de overvloedige rijkdom aan dieren en planten. De plaatselijke jagers-verzamelaars werden sedentair. Bij terugval in de natuurlijke bronnen gingen ze over tot exploitatie van wilde granen. Rond 9500 v.C. cultiveerden ze de eerste gedomesticeerde grassen. De Grote Overgang was gemaakt. De mensen zaten op een vaste stek, ze bewerkten akkers, hoedden vee en ze maakten het eerste aardewerk. Kort na de vondsten in het Midden-Oosten werden ook in Europa bewijzen gevonden van boerengemeenschappen. De archeologen noemden hen de mensen van de Lineaire Bandkeramiek, naar de versieringen op hun aardewerk. De nederzettingen waren wat jonger naarmate ze verder naar het Westen gingen. Zo ontstond de gedachte dat de nieuwe bestaanseconomie zich vanuit het Oosten verspreid had als een olievlek. Het proces waarbij jagers-verzamelaars landbouwers werden, werd neolithisering genoemd.
En wat als dat nu eens helemaal fout is, zo vragen de archeologen Hans Peeters en Willem-Jan Hogestijn in De Swifterbantcultuur. Theo Holleman verwoordt hun waarschuwingen met Nederlandse zwier. De overgang van voedselvergaring naar voedselproductie gebeurde volgens hen niet op één plaats, het gebeurde niet op één tijdstip en het verspreidde zich niet vanuit één plaats en tijdstip. Deze idee is een valse constructie, een psychologische illusie. De auteurs tonen ons een prent waarop een serie willekeurige vlekken staan. Met de beste wil van de wereld kan je er geen patroon in ontwaren. Het is analoog aan een reeks gevonden objecten en vindplaatsen uit de prehistorie, zeg maar. Op een andere bladzijde zie je rond dezelfde vlekken de contouren van een ruiter op een gevlekt paard. Nu je die enkele simpele aangebrachte lijnen eenmaal hebt gezien, kan je de aanvankelijk nietszeggende hoop stippen nooit meer zien zoals je ze eerst zag. Het is nooit meer een onsamenhangende troep. De ruiter en paard komen steeds weer te voorschijn. De bril heeft de plaats ingenomen van de werkelijkheid.
De studie van de Swifterbanters moet ons de ogen openen. Het is een groep mensen die van 5400 tot 3400 voor Christus tussen de Schelde en de Elbe leefden. Het waren jagers-verzamelaars, maar ze waren ook uiterst flexibel. Het waren geen sukkelaars die uit hun armzalige jagersleven in de wildernis gered werden door de boeren. Ze zaten niet te wachten op de Bandkeramieken missionarissen. Die traditionele visie van de welgekomen neolithisering wordt niet door harde gegevens onderbouwd. Swifterbanters bleven hun eigen lijn volgen; ze gingen hun eigen gang en werden niet noemenswaardig beïnvloed door de Lineaire Bandkeramiek en haar opvolgers. Domesticatie was een kleine toevoeging aan het reeds brede spectrum van de jagende en vissende Swifterbantmens. Jagers-verzamelaars zijn immers ook managers van de natuurlijke omgeving, net als de boeren. Alleen bekleden ze twee verwijderde punten op eenzelfde schaal. De dichotomie jagers-verzamelaars versus boeren-voedselproducenten is een schijnconstructie die van tafel geveegd zou moeten worden, zo stellen de Nederlandse archeologen. Er is een groot verschil tussen het inschuiven van een vorm van voedselproductie in het bestaande managementsysteem en het doelbewust overnemen ervan. Door elke verandering steeds maar weer te verklaren door beïnvloeding van buitenaf, ontnemen we alle respect voor normale ontwikkelingen in jagers-verzamelaarsgemeenschappen. Het is wel een feit dat voedselproductie de boventoon is gaan voeren in het grootste deel van de wereld, gebonden aan plaatsgebonden leefwijze. Het management van de omgeving door jagers-verzamelaars kreeg langzaam aan een nadrukkelijker karakter. Bekijk het maar als een breed uitgesmeerde trend, maar niet als een onomkoombare evolutie naar een hoger doel.
Ook de veronderstelde samenhang tussen akkerbouw en veeteelt, een plaatsgebonden bestaan en de aanmaak van aardewerk is fout. Voedelproductie, honkvastheid en aardewerk konden overal, bij welke groep mensen en waar ook tot ontwikkeling komen, aldus Peeters en Hogestijn. Het is onmogelijk en het heeft geen zin om in startmomenten te praten. De ontwikkelingen hoeven ook niet in onderlinge samenhang te gebeuren. Ver voor het gepostuleerde Neolithicum in het Midden-Oosten kwam het management van granen op gang. In het noorden van Israël werd reeds 21.000 jaar v.C. wilde emmertarwe en gerst gemalen op een steen. Het gebeurde ook in een veel wijdere kring dan enkel in het Midden-Oosten. Jagers verzamelaars uit het prehistorische Amerika brachten geneeskrachtige planten naar hun directe omgeving. In Korea verbouwden mensen rond 13.000 v.C. rijst en 6.000 jaar later verbouwden ze gierst en hielden ze varkentjes. De zgn. samenhang tussen het ontstaan van landbouw en veeteelt en de productie van aardewerk is ook al geen absoluut gegeven. Reeds 25.000 v.C. werd een oven gevonden voor gebakken kleifiguurtjes in Dolni Vestonice in Tsjechië. En er zijn Japanse potten en pannen van 11.000 v.C. en Egyptisch aardewerk van 9.000 v.C.
Volgens de drie Nederlandse auteurs kreeg het denken over het prehistorisch verleden een zwaar ideologisch geladen perspectief met het geloof in de menselijke vooruitgang doorheen de evolutie. Akkerbouw en veeteelt werden onontkoombare stappen in progressie naar de beschaving. Maar dat is een waardering vanuit een ideologische gezichtshoek. Het Neolithicum werd niet alleen na het Paleolithicum gezet, maar ook ertegenover. Zo ontstond een dichotomie met een statische gegevenheid: je was ofwel zwervende jager-verzamelaar ofwel honkvaste boer. Dit weerspiegelt geen historische werkelijkheid. We zien ook nu nog vaak mengvormen van deze culturen. Het is niet altijd of jager of boer. Waar de natuurbronnen rijkelijk genoeg zijn, is er geen economische noodzaak om mobiel te zijn voor jagers-verzamelaars. Ze kunnen plaatsgebonden leven voor een poos en dan weer mobiel worden. Verder kunnen culturen die met elkaar in contact komen ook naast mekaar hun eigenheid bewaren en zelfs enigszins symbiotisch met mekaar leven.
Heel wat torenhoge menswetenschappelijke theoretische constructies zijn opgetrokken op uiterst wankele bases, stellen de auteurs. Het is er in de archeologie bij de beschrijving van de omschakeling van voedselvergaring naar voedselproductie niet altijd objectief aan toe gegaan. Dat komt doordat de archeologie de belangrijkste pijler van wetenschappelijke arbeid ontbeert: de hypothesen kunnen niet meer worden getoetst. Haar object van onderzoek blinkt uit door afwezigheid. Het Paleolithicum en Mesolithicum en Neoliticum zijn achteraf bedachte lijntjes op warrige plaatjes vol stippen. In werkelijkheid is de samenhang moeilijk te ontwaren.
Heerlijk, zo'n twee totaal andere benaderingen van de werkelijkheid. Beyens' boek De Graangodin is bijzonder genietbaar. Mijmerend op de Groenlandse toendra besluit hij met een indringende bezinning over de domesticatie van onze menselijke geest. Beyens krijgt zijn prehistorische kick bij het aanschouwen van de weidse wildernis. Ergens diep in zijn ziel betreurt hij de overstap naar het boerenbestaan. In zijn overzicht van archeologische vindplaatsen, geeft hij ons meteen zicht op welke al dan niet schaarse gegevens mensen zoals Jean Auel zich hebben moeten beroepen bij het schrijven van hun prehistorische romans. Pas toch maar op, zo waarschuwt het trio Peeters, Hogestijn en Holleman. Archeologische gegevens en de theoretische constructies daarrond zijn geen harde gegevens. Dat betekent nog niet dat we deze achteraf bedachte samenhang gebaseerd op geschoold giswerk helemaal overboord moeten gooien. Het kan zijn dat het dicht langs de werkelijkheid scheert. Zolang we de betrekkelijkheid van onze theoretische constructie maar niet uit het oog verliezen. [Hilde Vervaecke]
Prof.dr. E.A. Hemelrijk
Dit rijkelijk geïllustreerde boek (kleur en zwart-wit) heeft als onderwerp de prehistorische Swifterbandcultuur (5000-3400 v. Chr.) in het gebied tussen de Schelde en de Elbe en geeft tevens een nieuwe visie op (en een alternatief voor) het probleem van de zogenaamde 'Neolithische revolutie' of 'Neolithisering', de overgang van een cultuur van jagers en verzamelaars naar een gesedentariseerd leven als boeren en veehouders. De onderzoekers, beiden archeologen, hebben de hulp ingeroepen van de wetenschapsjournalist Holleman om deze moeilijke materie op een heldere en prettig leesbare manier uit de doeken te doen. Dat laatste is zeker gelukt; desondanks blijft dit een boek voor de echte liefhebber. Een minpunt is dat de bijschriften bij de plaatjes erg weinig concrete informatie bevatten.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.