De gouden baard
Klaas Verplancke
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
De Eenhoorn, 2005 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : VERP |
Marita Vermeulen
il/pr/21 a
Verplancke schrikt er niet voor terug de harmonie abrupt te doorbreken
DIT jaar werd naast Anne Provoost en Gerda Dendooven ook Klaas Verplancke genomineerd voor de Cultuurprijs jeugdliteratuur. Dendooven werd laureaat, maar Verplancke werd door het publiek van radio Klara uitgeroepen tot favoriet. Dat is niet zo verwonderlijk, want deze schrijver en illustrator verenigt veel tegengestelden in zich op een wonderlijk harmonieuze manier. Soms toont hij zich lichtvoetig, luid lachend, met prenten vol humor en dubbele bodems. Soms is hij kwetsbaar, filosofisch en tast hij vol verwondering de binnenkant van het bestaan af. Als virtuoos tekenaar slaagt hij erin om die uitersten te vangen in rijk geschakeerde beelden die een zeer heterogeen publiek bekoren. Zijn nieuwste boeken, Reus en Nopjes , sluiten aan bij de filosofische verhalen Jot (2000) en Wortels (2003). In al deze boeken neemt Verplancke ook de tekst voor zijn rekening. Een speels detail is dat, als je Reus en Nopjes naast elkaar legt, de covers een geheel vormen. Maar ook inhoudelijk schuiven de verhalen in verschillende opzichten in elkaar.
,,Het is wat,
En nog wat meer,
Als je zo groot bent als Reus.
Zijn hoed is het dak.
De wolken zijn de zolder,
In de kelder liggen zijn tenen
En daartussen woont de halve wereld.''
REUS is een lang uitgerekte figuur, tussen zijn hoofd en tenen past de hele wereld. Hij heeft tegelijk iets van de man met de zeis en van een clown. Half glimlach, half tristesse. De aardbol op de eerste plaat heeft iets van een ei, een oervorm. Verplancke is ijzersterk in het gebruik van symbolen die volop ruimte laten voor associatie. Ook in zijn spel met licht en donker herhaalt die eivorm zich, alsof alles wat is en zal zijn in een beschermde omgeving leeft. Het maakt angst overbodig.
Iedereen is welkom in het huis van Reus: ,,Zolang hij, zij, het, die of dat zijn voeten maar veegt. Dat lijkt een redelijke vraag, maar het antwoord is dat veel minder, want iedereen brengt zijn eigen regels en verwachtingen mee. Je hebt er het raden naar waarom plots een woeste wind opsteekt. Is de wind een op zichzelf staande kracht of wordt hij opgewekt door de destructieve uitvindingen van de eigenzinnige gasten van de reus?
De wind ontneemt Reus zijn dak, hij blijft kaal en kwetsbaar achter. De prenten waarop de reus weerloos wordt meegesleept, hebben iets angstaanjagends. Hoe zit het dan met dat grote ei dat aarde heet, als het zonder bescherming achterblijft? God weet wat de gasten verder nog aanrichten. Reus gaat liggen in foetushouding, hij is niet meer dan een afdruk in een desolaat sneeuwlandschap. Deze prent is van een grenzeloze eenzaamheid doordrongen. De bijbehorende tekst heeft iets lichts in zijn aftasten van wat een thuis voor Reus zou kunnen zijn.
De volgende prenten, hoewel sfeervol, doorbreken het woelen en voelen van de reus. Ze brengen de zoektocht terug op mensenmaat, en de maat van de mens is niet bijzonder groot. Verplancke slaagt erin met humor en tragiek de positie van de mens te relativeren: wat een bed is voor de man, is maar een doosje voor Reus, een maaltijd is een kruimel en een vuur niet meer dan een vlammetje. Wat aan het bevattingsvermogen van de mens ontstijgt, wordt in aangrijpende beelden gevat: waar de kromming in het lichaam van de reus eerst kracht en bescherming uitdrukt, duidt ze nu op verval en krachteloosheid.
Er komt een einde aan de wrange zoektocht. Klaas Verplancke laat de reus de kracht en oneindigheid van verhalen en literatuur ontdekken. Literatuur biedt een thuis aan iedereen die erin binnengaat.
Hoe, wanneer en langs waar je binnen gaat, staat je vrij. Reus' krachten keren terug, hij plooit zich weer in een beschermende, koesterende houding. Hij heeft een warme, rode gloed gekregen, alsof de verhalen hem vuur geven. Jammer dat de laatste tekstregels zo expliciet zijn, hier had de schrijver gerust mogen vertrouwen op de kracht van zijn beeldtaal.
Net als in Jot en Wortels hanteert Verplancke een warme ambachtelijke stijl, waarin zijn vermogen om uitdrukking te geven aan emotie en vitaliteit volop tot uiting komt. Wie op 1 april naar radio Klara luisterde, weet dat dit verhaal zich goed leent om als hoorspel te worden gebracht. De spelers kunnen zich volop uitleven in een spel van klank en ritme.
NET als in Reus staat in Nopjes de kracht van de verbeelding en van het verhaal centraal. Het verhaal verscheen in een prille vorm in het leesprogramma van de Jeugdboekenweek 2002: ,,Onder dak''.
Verplancke heeft tekst en beeld laten rijpen tot een volwaardig voorleesverhaal en kijkboek. De beginregels zijn intrigerend: ,,Er was eens een plek waar zo weinig gebeurde, dat elk woord er een te veel was. Iets verderop wordt deze uitspraak genuanceerd: ,,Voor wie om zich heen keek, was er veel te zien.
Niks gebeurd en toch veel te zien, dat botst, maar het strookt volkomen met de waarnemig van de mens. Als ons leven zijn voorspelbare gang gaat, vinden we dat er niks gebeurt, elk woord om ons leven te omschrijven lijkt er dan al gauw een te veel. De bijbehorende prent heeft op het eerste gezicht iets statisch. Je ziet in de verte een duister bos, een stukje gras, enkele bergtoppen, water. Alles wat leven geeft, is aanwezig en bij nader toezien is er ook volop leven: een stukje staart, een duikelende watervogel... Stukje bij beetje besef je dat het veeleer zo is dat geen enkel woord volstaat.
En op die open plek, afgezoomd met het mooiste wat de natuur te bieden heeft, bouwt Nopjes haar huis. Ze gebruikt veel bakstenen en dakpannen. Uiteindelijk blijkt ze zo alleen het donker te vangen: ,,Het lijkt alsof de nacht hier woont. De mens associeert huizen met bescherming, maar misschien wakkeren ze ook onze angst aan omdat we afgesloten en vervreemd raken van alles wat mooi en mysterieus is.
De tekst is licht, bij momenten een beetje keuvelend, dat had iets strakker gemogen. Nopjes vraagt de dieren wat ze van haar huis vinden, maar die missen de verte en de schoonheid. Na elke ontmoeting haalt Nopjes een muur weg. Ze haalt het bos en de bergen weer naar binnen.
Heel mooi toont Verplancke dat een mens zich niet moet afsluiten van de natuur, maar er deel van moet uitmaken, zijn plaats erin moet kennen.
Uiteindelijk houdt Nopjes nog een dak en een voordeur over. Haar leunstoel staat er gezellig en uitnodigend bij. Wie langskomt, is welkom. Wie zijn plaats kent, blijkt in staat om voor alles en iedereen plaats te maken. Verplancke toont hoe mens en dier in harmonie zijn. Mens en dier lezen en beleven vanuit de leunstoel samen het verhaal van Reus . Maar Verplancke schrikt er niet voor terug om die harmonie abrupt te doorbreken en je te laten schrikken wanneer Nopjes als een demonisch glimlachende Lizzie Borden met een hakbijl de deur aan spaanders slaat.
Het laatste beeld is er opnieuw een van harmonie in de warmte van een kampvuur, maar in het hoofd van de lezer is twijfel gezaaid, want in de loop van de geschiedenis van de mensheid hebben vele grote en kleine vuren gelaaid en geknetterd. Is een kampvuur wel zo onschuldig, kan het verhaal hier ophouden? Je beseft dat het niet makkelijk is om in een wereld vol onrust en twijfel te beslissen om muren te slopen en iedereen vol vertrouwen binnen te laten.
Er zijn weinig plekken waar niks gebeurt, en het spannendst zijn ongetwijfeld de plekken waar op elk moment van alles kan gebeuren. In uw huis, stad of land misschien, en ongetwijfeld in uw hoofd nadat u Reus en Nopjes hebt gelezen.
KLAAS VERPLANCKE Reus. De Eenhoorn, Wielsbeke, 32 blz., 13,95 eur.
Nopjes. De Eenhoorn, Wielsbeke, 32 blz., 13,95 eur.
DE AUTEUR Klaas Verplancke maakte naam met boeken als Jot , Jannemaan en Wortels . Zijn werk valt de jongste jaren geregeld in de prijzen, ook internationaal. Zo kreeg hij voor Jot en Ozewiezewoze de prestigieuze Bologna Ragazzi Award. Verder sleepte hij onder meer een Boekenpauw, een Vlag en Wimpel en de Grote Prijs van de Illustrale in de wacht. Verplancke wil af van het idee dat illustratoren alleen maar gaatjesvullende tekenaars zijn. Hij maakt ook komaf met het cliché dat illustraties alleen maar geschikt zouden zijn voor kinderen.
31/12/2005
Sinds Jot en Wortels ontwikkelt Klaas Verplancke naast zijn talent als illustrator ook steeds duidelijker zijn schrijverschap. Zijn nieuwste prentenboeken Nopjes en Reus kunnen apart, maar liever nog in dialoog met elkaar gelezen worden. Als je ze naast elkaar op tafel legt, vormen de covers één prent, alsof Nopjes op de rug van Reus zit, en verschillende thema's en elementen vinden in de twee verhalen een echo.
Hoewel de boeken gelijkenissen vertonen, hebben ze duidelijk een eigen stijl. Alleen al de hoofdpersonages zijn compleet verschillend. Nopjes is een klein dametje met omslagdoek dat een huis bouwt op een lege plek. Al op de eerste bladzijde van dit boek toont Verplancke zowel zijn kunnen als schrijver en als illustrator. Weinig illustratoren kunnen een lege plek zo krachtig en veelzeggend neerzetten als Verplancke. Bovendien valt in elk hoekje iets te zien wat later in het verhaal zal terugkomen: bij het herlezen ontdek je steeds meer zulke verborgen knipoogjes. De tekst is even sterk: "Er was eens een plek waar zo weinig gebeurde, dat elk woord er een te veel was."
De volgende paginagrote prent vormt een sterk contrast: je ziet Nopjes in het huis dat ze op de open plek gebouwd heeft: een piepklein vrouwtje in een torenhoge kamer zonder ramen, met bloemetjesbehang. De verstikking die Nopjes al snel zal voelen, wordt duidelijk in de grote zwarte schaduwen bovenaan de bladzijde en in de tekst: "'Er is iets niet,' zei ze. 'Het lijkt alsof de nacht hier woont.'" Daarna ontwikkelt Nopjes zich tot een omgekeerd stapelverhaal, een afbreekverhaal zeg maar: het huis wordt muur per muur weer neergehaald. Eerst wil Nopjes het bos zien, dan de bergen, de vijver en de wei -- telkens staat er een muur in de weg. Liever nog dan geborgenheid wil Nopjes haar kijk op de wereld bewaren. In de absurde logica van dit verhaal is er geen plaats voor ramen, al zie je aan de wat listige uitdrukking op het gezicht van Nopjes dat ze best plezier beleeft aan de destructie van haar huis. De illustraties tonen een klein dametje met scherpe kantjes en een onverwachte kracht. Wanneer Nopjes aan het eind van het boek een gezellige avond met haar dierenvrienden beleeft, wordt ook de deur tot brandhout verkapt. Alleen het dak blijft over, als een zwevend hoedje.
Het rode dak van Nopjes zie je terug op de cover van Reus, die het echt als een hoed op zijn hoofd draagt. Daar waar de tekst van Nopjes voor een stuk werd bepaald door herhalingen, en vrij concrete verwijzingen, is de taal in Reus een stuk abstracter. Net als Nopjes heeft Reus nood aan vriendschap en gezelschap: "Het is wat, en nog wat meer, als je zo groot bent als Reus." Hij doet hierbij een beetje denken aan Kerel, het lange personage uit Wortels, en de eerste prent, waarop Reus alleen op een aardbol staat, kan zeker gelezen worden als een brug naar Verplanckes vorige boek. Maar de wereld van Reus is wel druk bewoond, en dat zorgt voor allerlei leuke details in de volgende prenten. Zo valt er op een van zijn benen een lokaal sneeuwbuitje, waardoor er een berglandschapje ontstaat op zijn knie.
Ook al bezit Reus de halve wereld, gelukkig wordt hij er niet van: hij voelt de wind en de koude dubbel zo hard. Je kan het verhaal van Reus lezen als het spiegelbeeld van dat van Nopjes: daar waar zij haar huis afbreekt, gaat hij net op zoek naar een plek om te wonen. Overal hoort hij de stem van het Windekind, maar hij krijgt haar nooit te pakken. De eenzaamheid groeit, tot Reus alleen in de sneeuw gaat liggen. Het levert één van de indrukwekkendste beelden uit het boek op. De bomen aan zijn hoofd geven de verkleumde Reus het uitzicht van een lijdende Christusfiguur met doornenkrans, door zijn anderszijn uit de mensenwereld uitgesloten.
Net als voor zijn vorige twee boeken koos Verplancke bij Nopjes en Reus voor een langwerpig formaat en die vorm is ook functioneel: het torenhoge huis van Nopjes had er helemaal anders uitgezien in een vierkant boek, en net als bij Kerel uit Wortels laat het langwerpige formaat van het boek Verplancke toe om Reus des te indrukwekkender te laten verschijnen, of hij nu uitgestrekt in de sneeuw ligt of rechtop staat op een kleine aardbol. Bovendien houdt Verplancke er van om te spelen met perspectieven.
De mensen willen Reus helpen, maar hun middelen schieten tekort: wat voor de mens een paraplu is, is voor Reus slechts een vingerhoed en het eten van de mensen is voor Reus slechts een kruimel. Er is echter één ding waar Reus niet te groot voor is, en dat zijn verhalen. Het is misschien niet toevallig dat zowel Nopjes als Reus eindigt met een scène waarin de verschillende personages samen genieten van een verhaal. Het is ook in de literatuur dat Nopjes en Reus elkaar letterlijk ontmoeten: ze lezen over elkaar in hun boeken. Net als in Wortels vormen de verhalen het uitgelezen middel om de eenzaamheid te overwinnen: "Het is wat, en veel meer dan alles, als je zo groot bent als Reus en als je eindelijk weer thuis bent, want in een boek is er altijd plaats genoeg, zelfs voor een reus." In de bijpassende illustratie is het rode dak van Reus een boek geworden. Daar waar Reus kan thuiskomen in een boek, toont het Windekind dat je in verhalen ook kan reizen, en andere plaatsen en identiteiten kan verkennen. Dat verhalen in Reus de plaats bij uitstek zijn waarin grote en kleine mensen elkaar kunnen ontmoeten, zegt iets over het belang van de jeugdliteratuur, en over het werk van Verplancke zelf. Ook in zijn boeken kunnen grote en kleine mensen elkaar vinden, ook van zijn boeken kunnen kinderen en volwassenen genieten. Dat heeft hij met Reus en Nopjes nog maar eens heel duidelijk bewezen. [Vanessa Joosen]
M.E. Grol-Kroes
Het vrouwtje Nopjes bouwt een huis met wel honderd miljoen duizend stenen op een plek waar je zelfs met z'n tweeën niet alles tegelijk kunt zien. Als de vrienden Mees, Beer, Eend en Koe een voor een langskomen, beseft ze dat ze achtereenvolgens het uitzicht op het bos, de berg, de vijver en de wei mist. Dus breekt ze eerst één muur, dan de tweede, derde en vierde muur af, tot ze alleen nog een dak boven haar hoofd heeft. Dan komen haar vrienden wel logeren! De tekst wordt steeds bijna woordelijk herhaald. Ietwat surrealistische, paginagrote tekeningen in gemengde techniek op linnen (inkt, krijt, verf). Het perspectief van de platen is vaak bijzonder: veelal veel muur of grond met aan de uiteinden de figuur van Nopjes en een van de andere personages: dit geeft een wat desolaat gevoel. Op de tekstpagina's staan soms kleinere zwart/grijze potloodtekeningen. Op de kaft een tekening van Nopjes, bouwend aan een schoorsteen tegen een gele achtergrond. Een fantasievol, poëtisch prentenboek met relatief veel tekst in tekstblokken en in een cursief gedrukte letter. Vanaf ca. 5 jaar.
Diane Thoné
ua/an/22 j
Het begint als een sprookje: “er was eens … een plek waar zo weinig gebeurde, dat elk woord er één teveel was.” En toch, “voor wie om zich heen keek was er veel te zien.” En ja hoor, als je de prent goed bekijkt, dan valt er overal leven te bespeuren, ook al lijkt hij op het eerste gezicht strak en statisch. Op die open plek bouwt Nopjes haar huis. Ze gebruikt bakstenen en pannen, en ze heeft een deur. Maar als alles klaar is, is het vanbinnen erg donker. Het klopt niet, vindt ze. “Het lijkt alsof de nacht hier woont.” Het huis biedt wel bescherming, maar tegelijkertijd sluit het haar af van het licht, van contact met de anderen. Daarom zet ze de deur open. Aan de dieren die voorbijkomen, vraagt ze wat ze van haar huis vinden. Die missen resp. het licht, de berg, de vijver, de wei … Telkens haalt ze een muur weg, totdat ze enkel nog de deur en het dak overhoudt. En toch blijft ze alleen. “Maar in m’n eentje is er niks aan, dacht ze.” Dan wordt er op de deur geklopt, en alle dieren komen logeren. ’s Avonds wordt het een beetje koud. Verplancke doorbreekt hier de vriendelijke illustraties door Nopjes op een vrij agressieve manier de deur te laten versplinteren met een bijl. Het verhaal eindigt toch weer heel harmonieus, want samen slapen ze in bij de warmte van het kampvuur, dat gevoed wordt met de spaanders van de deur. Het is een heel filosofisch verhaal, dat zich door de herhaling al tot vrij jonge kinderen richt. Verplancke toont, meer nog dan hij het zegt, dat mens en natuur in harmonie naast en met elkaar kunnen leven: je moet je niet afsluiten, je moet er deel van uitmaken, alles en iedereen heeft een plaats. De rust wordt abrupt afgebroken als Nopjes de deur aan spaanders slaat. Kan je je in een wereld vol onrust zomaar openstellen voor anderen, je muren afbreken en iedereen binnenlaten? Klaas Verplancke tekende zowel voor de tekst als voor de illustraties, wat er eens te meer voor zorgt dat tekst en beeld hand in hand gaan en elkaar aanvullen. De techniek van de herhaling zorgt ervoor dat ook vrij jonge kinderen het verhaal kunnen volgen. De tekst is bovendien licht en vlindert een beetje, zodat het verhaal zeker niet zwaar overkomt. Zoals we dat van Klaas Verplancke gewend zijn, zijn de illustraties ronduit prachtig. Er ging ook heel veel aandacht naar de vormgeving, wat dit boek nog aangenamer maakt.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.