Eurocentrisch denken voorbij : interculturele perspectieven in geschiedenisonderwijs
Maarten Couttenier
Maarten Couttenier (Auteur)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Acco, 2005 |
MAGAZIJN : NON-FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : 954 COUT |
31/12/2006
Enkele jaren geleden werd gepleit voor een meer omvattende geschiedschrijving van het Belgische koloniale project. Dit boek, een handelsversie van de doctoraatsverhandeling van Maarten Couttenier, mag als het voorlopige hoogtepunt van die hernieuwde historische interesse beschouwd worden. Couttenier beschrijft weliswaar maar één bepaald, en vroeg, aspect van het koloniale project, maar hij doet dat voorbeeldig, zowel in het historische detail als in de reconstructie van de context waarin de Belgische antropologie en het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren ontstaan.
Vergeleken met andere landen kende de Belgische antropologie een late start: de Société d'Anthropologie de Bruxelles werd in 1882 opgericht. Ze bedreef de toen al verouderende fysieke antropologie, die via schedel- en gezichtsmetingen menselijke types en rassen wilde onderscheiden. De interesse ging eerst uit naar de eigen bevolking, nl. de verschillen tussen het Vlaamse en Waalse ras, en de gedegeneerde aspecten van misdadigers, misvormden en vrouwen. Deze belangstelling was ideologisch gemotiveerd: het burgelijke, mannelijke zelf werd bevestigd door de beschrijving van de onderontwikkelde Andere. Deze vorm van identiteitsbevestiging vindt men steeds terug in de verdere ontwikkeling van de antropologie, en de tentoonstelling(en), op wereldexpo's en in musea, van de 'primitieve' Andere.
Onder impuls van buitenlandse wetenschappelijke evoluties en de interesse van de kolonialen zelf kwam er geleidelijk aan meer aandacht voor etnografie, wat vooral neerkwam op het verzamelen van objecten in Congo, via kolonialen, tussenhandelaars of zelf ingerichte expedities. Die inzameling, die een massale, waanzinnige vorm aannam, vond op heel ongelijke en onbevredigende wijze plaats, bv. in het noteren van de geografische herkomst en het sociale gebruik van de voorwerpen. De evolutie in de antropologische theorievorming had er een grote invloed op. De fysieke antropologie en de evolutionistische visie bv. achtten voorwerpen maar nuttig als bijkomstige bewijzen van de a-prioristische theoretische stellingen. Het diffusionistische paradigma, dat na 1910 opgang maakte in België, wilde eerst uitgaan van een uitvoerige beschrijving van de etnografische voorwerpen, al was er hier ook wel sprake van onbewezen vooropstellingen. Couttenier analyseert haarfijn hoe deze verschillende antropologische theorieën met elkaar concurreerden, en allemaal op een fiasco uitdraaiden.
De theorieën speelden ook hun rol in het etnografische museum van Tervuren, waarvan een eerste gebouw, het Koloniënpaleis, in 1897 werd opgericht naar aanleiding van de Wereldtentoonstelling in Brussel. In 1908 volgde het nieuwe, huidige gebouw. Couttenier onderzoekt de 'etnografische magie' van de opeenvolgende tentoonstellingen, hoe de visie van de museumdirecteuren de etnografische objecten selecteert en in een bepaald verhaal onderbrengt dat niet met de werkelijkheid overeenkomt. De oververtegenwoordiging van wapens bv. in de collectie en de glazen vitrines verraadt het stereotiepe beeld van Congolezen als 'gewelddadige barbaren'. Veel van die wapens betroffen regalia die niet in de praktijk gebruikt werden, maar door de gebrekkige etnografische kennis niet als zodanig herkend werden.
Om dit obscure begin van de Belgische antropologie te bestuderen heeft Couttenier een ontzaglijk aantal vergeten bronnen aangeboord, die ons voorgesteld worden in een massief nawerk. Hij injecteert zijn geschiedschrijving met de kritische vragen van de postkoloniale theorie en de museale etnografie. Hij analyseert diepgaand etnografische expedities, tentoonstellingen, publicaties en questionnaires. De opstelling in het museum van Tervuren verschilde tot voor enkele jaren niet erg van die uit het eerste kwarteeuw van haar bestaan, en dankzij Coutteniers studie kunnen we nu beter begrijpen hoe die tot stand is gekomen. [Chris Bulcaen]
Redactie Vlabin-VBC
Deze handelsversie van de doctoraatsverhandeling van historicus Maarten Couttenier behandelt het ontstaan van de Belgische antropologie: hoe die evolueert van de omstreden fysieke antropologie naar het evolutionisme en diffusionisme, hoe er een etnografische verzameling tot stand komt via expedities en koloniale ambtenaren, en hoe het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren wordt opgericht om die verzameling te bestuderen en tentoon te stellen. Couttenier gaat zowel in op het historische detail als op de sociopolitieke en wetenschappelijke context van die ontwikkelingen. Aan de hand van de postkoloniale theorie en de museale etnografie analyseert hij kritisch etnografische expedities, tentoonstellingen, publicaties en questionnaires. De tekst wordt begeleid door relevante foto's. In een massief nawerk wordt een ontzaglijke hoeveelheid bronnen, waarvan vele vergeten, ontsloten. Dit wetenschappelijk verantwoorde, maar toegankelijke boek mag als het voorlopige hoogtepunt worden beschouwd van de hernieuwde historische interesse voor het koloniale verleden van België.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.