Joris Kabeltje
Mies Bouhuys
Mies Bouhuys (Auteur), Fiep Westendorp (Illustrator)
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Querido, 2005 |
MAGAZIJN : SCHOOLCOLLECTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : BOUH |
31/12/2005
Mies Bouhuys debuteerde met poëzie voor volwassenen, ze schreef musicals en toneelstukken maar werd vooral bekend met haar verhalen en versjes voor kinderen, waarvan die over het poezenpaar Pim en Pom het populairst zijn. Ze werden geschreven tussen 1958 en 1967 en in 1969 gebundeld in de 'Pim en Pomnibus', die intussen al meermaals herdrukt is. Deze nieuwe bundeling bevat verhalen, versjes en tekeningen die nog niet eerder in boekvorm verschenen. Het ritme van het openingsgedichtje sleept je meteen mee: "Kijk dit zijn de poezen: / dit zijn Pim en Pom. / Pim is grijs met streepjes / en een beetje dom. / Pom is wijs en deftig / en als roet zo zwart. / Pom loopt als een heertje, / Pim loopt altijd hard." In deze eerste strofe leer je de twee poezen kennen als twee individuen: de krolse, wiebelige Pim en de meer bedaarde, deftige Pom. In de tweede strofe beklemtoont de dichter dat Pim en Pom als echte vriendjes alles samen doen. De spelletjes die ze spelen en de kleine avonturen die ze beleven en waarin ze niet zo veel verschillen van kinderen, staan centraal in de verhalen. Net als kleuters zijn ze naïef, speels en egocentrisch. Ze winden zich op als twee onderwaterpoezen (hun spiegelbeelden) hen voortdurend nabootsen. Ze klimmen op het standbeeld van een generaal te paard om te ontdekken dat hij precies naar hun huis wijst. Ze spelen vadertje en moedertje en praten daarbij net als kinderen in de verleden tijd: "Zullen we moedertje spelen? Ik was de moeder en jij was de vader."
Hoezeer ze ook op mensenkinderen lijken, ze zijn veel liever kat dan mens (een gegeven dat ook bij Annie M.G. Schmidt voorkomt). Zo zegt Pom over Pim "maar soms, heel soms, is hij / als een mens zo dom."
Drie verhalen zijn geschreven in toneelvorm, met dialogen en regieaanwijzingen. Daarin tellen ze hun vriendjes, zijn ze bang voor hun eigen grote schaduwen en spelen ze in de sneeuw. Leuk zijn ook 'Een verhaal om van te smullen' en 'De zwarte neezegger' die elk een verhaal in het verhaal bevatten. Dit laatste verhaal bevat ook wat spanning, een spanning die nog sterker is in 'Pim wordt gestolen'. Naast die spanning zal ook de humor de kinderen aanspreken. Natuurlijk halen de twee poezen geregeld kattenkwaad uit, maar typisch voor Mies Bouhuys is dat ze dat nooit met opzet doen. Zo knakken ze een zonnebloem omdat ze de zon in huis willen halen zodat het vrouwtje weer vrolijk zou worden. Mies Bouhuys' taal is trefzeker en af en toe speels: "dan zullen we het deze keer maar door de poten zien."
De versjes bevatten de vanzelfsprekende ritmische, rijmende vorm die ook Schmidt meesterlijk beheerste. Vaak lijken de rijmen de loop van het vers te sturen: "Pim slaapt. Maar niet lekker... / Angstig opgerold, / met een rug vol trillers / en zijn staart gebold, / trekkebekt en kreunt hij. / Pom, die wakker is, / denkt: Pim droomt, maar vast niet / over vlees of vis."
De populariteit van Pim en Pom is beslist ook mee te danken aan de illustraties van Fiep Westendorp (ook de 'huisillustratrice' van Schmidt). Het is telkens verrassend hoe ze gevoelens weet uit te drukken in de houdingen van de twee poezen: zoals zij ze tekent zijn ze een en al nieuwsgierigheid, enthousiasme of 'poezen in staking'. Net als Jip en Janneke lijken Pim en Pom niet ouder te worden. [Jan Van Coillie]
Hannie Humme
Pim en Pom zijn twee poezen die wonen bij hun vrouwtje. Pom is zo zwart als roet en Pim is grijs gestreept. Ze doen alles samen: spelen, eten, slapen, op daken en beelden klimmen, verhalen vertellen, in het water kijken en zich nat laten sneeuwen. Pim en Pom hebben veel menselijke trekjes en zijn net twee dik bevriende jonge kinderen. En dat is nu juist zo leuk aan de verhaaltjes, gedichtjes en dialogen: kinderen zullen zichzelf en elkaar in de zogenaamde gesprekken, spelletjes en verhalen herkennen. De grens tussen spel en werkelijkheid wordt door de beide poezen verkend net zoals jonge kinderen dat doen. Het taalgebruik is humoristisch en beeldend. De twee poezen (of de schrijfster!) kunnen goed observeren. De afwisseling tussen korte verhalen, gedichten en dialogen met steeds de beide poezen in de hoofdrol is verrassend en toont de veelzijdigheid van de auteur. De tekeningen in zwart-wit met blauw, geel en rood als steunkleur zijn vrolijk en laten twee poezen zien die lol hebben in hun poezenleven. Voor liefhebbers van Jip en Janneke, Otje en Floddertje zijn de tekeningen wederom een genot. Vanaf ca. 4 jaar.
Lieve Raymaekers
ua/an/22 j
Pim en Pom zijn twee poezen met een zeer uitgesproken karakter. Pom is een zwarte, deftige, wijze brombeer. Pim daarentegen is een gestreepte, opgewekte, beetje dommige durfal. Samen vormen ze een stel onafscheidelijke vrienden dat de wereld onderzoekt. Soms leidt dat tot grappige verhalen, zoals wanneer ze in het water met hun spiegelbeelden geconfronteerd worden, of wanneer ze ontdekken dat hun dagelijkse uitkijkplekje een ruiterbeeld is. Deze verhalen en versjes zijn geschreven tussen 1958 en 1962, en dat is merkbaar. Ze zijn goed geschreven -daar niet van- maar wat braafjes, wat stijfjes, kortom wat oubollig. De illustraties van Fiep Westendorp en het gebruik van één à drie steunkleuren per bladzijde maken van het geheel een mooie, maar wat ouderwetse uitgave.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.