Beschikbaarheid en plaats in de bibliotheek
ARhus - De Munt
4 exemplaren
Beschikbaarheid | Uitgave | Volume | Plaats in de bib |
---|---|---|---|
Aanwezig |
Anthos, 2004-2007 |
4 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : GESCHIEDENIS : 903 ALNA |
Aanwezig |
Anthos, 2004-2007 |
3 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : GESCHIEDENIS : 903 ALNA |
Aanwezig |
Anthos, 2004-2007 |
2 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : GESCHIEDENIS : 903 ALNA |
Aanwezig |
Anthos, 2004-2007 |
1 |
VERDIEPING 4 : BLAUWE TOREN : GESCHIEDENIS : 903 ALNA |
Besprekingen
31/12/2005
De in eigen land populaire Noorse auteur Karsten Alnaes (geb. 1938) schreef verschillende historische romans, waarvan de bekendste Sabina is, die ook in het Nederlands werd vertaald (De Geus, 1996). Tussendoor verzamelde hij gegevens voor wat zijn meester- en levenswerk moet worden: een vijfdelige, bijna vierduizend bladzijden tellende geschiedenis van Europa. Intussen zijn de eerste twee delen in het Nederlands verschenen: Ontwaken 1300-1600 en Bezetenheid 1600-1800; binnenkort volgen nog Verovering 1800-1900, Ondergang 1900-1940 en Renaissance 1940-2005.
Alnaes is een geboren verteller. Hij zuigt de lezer in het verleden mee door op weergaloze wijze verhalen te vertellen uit de geschiedenis. Daarin is Alnaes moeilijk te overtreffen: wie dit boek ter hand neemt, is verloren. Zijn stijl is meeslepend en passievol, hij houdt het ritme in zijn verhaal, hij vertelt op het juiste moment een pittige anekdote... Kortom: dit is toegankelijke inlevingsgeschiedschrijving voor een groot publiek. De auteur heeft zijn verhalen uit tweede hand: hij heeft honderden geschiedenisboeken gelezen, maar origineel onderzoek ontbreekt. Alnaes is een meesterlijke compilator. Hij speelt daarbij niet vals: hij verantwoordt zijn bronnen (hoewel voetnoten ontbreken) en geeft meestal aan dat er ook tegenstemmen bestaan ("Diverse historici zijn van mening..."). Alnaes heeft oog voor alle grote velden uit de geschiedenis: politiek, economie, godsdienst, kunst, cultuur..., kiest voor een chronologisch-thematische opbouw en staat in de traditie van de Nouvelle Histoire. Hij is slechts matig geïnteresseerd in het diplomatieke spel van allianties, oorlogen en congressen en in de geschiedenis van koningen, pausen en veldheren; de belevingswereld ("la mentalité") van het gewone volk en de materiële cultuur van mensen van vlees en bloed staan centraal. In het stuk over de Franse Revolutie heeft hij bv. evenveel aandacht voor de soldaten op het slagveld als voor de ideologische strijd tussen royalisten, jacobijnen en girondijnen. Alnaes is in vele opzichten een leerling van de Franse Nouvelle Histoire-historicus Emmanuel Le Roy Ladurie, die ook een uitgesproken narratieve opvatting van geschiedschrijving huldigde. Hij streeft niet naar volledigheid, maar wil op impressionistische wijze de lezer raken en helpen de sprong naar het verleden te maken. Sommige items -- vooral dan de spectaculaire en pikante -- worden ten overvloede uitgewerkt: de pestepidemie, de opkomst van het protestantisme, de ketterij en heksenvervolgingen, de losse seksuele moraal, de aardbeving in Lissabon, het belang van nieuwe technieken in de scheepsbouw, het hofleven in Versailles... Andere gebeurtenissen komen dan weer nauwelijks aan bod: het belang van de steden, de opkomst van de universiteiten, de paradox van de Bourgondische welvaart, de val van Antwerpen... De Lage Landen worden trouwens in 't algemeen onderbelicht. Alnaes pareert mogelijke kritiek op die partiële werkwijze in zijn inleiding: "Over sommige landen zoals Italië, Spanje en Engeland, wordt meer geschreven dan over andere. De selectie van onderwerpen is arbitrair; veel hangt af van wat de auteur heeft gelezen en waarvoor hij belangstelling heeft." Deze Europese geschiedenis heeft dus geen enkele encyclopedische pretentie. De vraag rijst waarom de Nederlandse uitgever dan als titel De geschiedenis van Europa verkoos boven het minder pretentieuze Een geschiedenis van Europa. Het register vijzelt in ieder geval het encyclopedische karakter van het boek niet op: er werd gekozen voor een personen- en titelregister, maar de volledigheid laat te wensen over (zo ontbreken Karel II van Engeland en Rubens). Jammer is ook dat het boek geen enkele kaart bevat, waardoor sommige passages slechts kunnen worden begrepen met een atlas op de schoot. De fragmentarische aanpak van de auteur leidt soms tot anomalieën. In het eerste boek van de vijfdelige reeks heeft de auteur nog veel interesse voor de banden tussen Europa en de buitenwereld. Zo wordt uitgebreid ingegaan op de invloeden van de Arabische beschaving en op de Europese wereldreizigers. In het tweede deel beperkt hij zich echter tot de grenzen van Europa. Het verhaal van de Republiek der Zeven Provinciën en de Verenigde Oost-Indische Compagnie in Azië komt niet aan bod, evenmin als de Amerikaanse Revolutie. Anderzijds hecht de auteur enorm veel belang aan de persoonlijke geschiedenis en ideeënwereld van grote denkers, geleerden en kunstenaars. Alnaes gaat zeer diep in op de Italiaanse renaissancefiguren, op de humanisten, op de kerkhervormers, op figuren als Montaigne, Rabelais, Rubens, Velazquez, Goya, Descartes, Kant, Mozart... Die aandacht voor het geestesleven kan als pendant worden beschouwd voor de lange stukken over de levensomstandigheden van het gewone volk. Het boek is trouwens versierd met afbeeldingen van de prachtigste en meest exemplarische schilderijen uit de tijd, begeleid van deskundige commentaar en zorgvuldig ingepast in de tekst.
De meer structuralistische en seriële stroming in de Nouvelle Histoire, belichaamd door figuren als Fernand Braudel, Michel Vovelle en Pierre Chaunu, ligt Alnaes duidelijk minder. Het boek bevat geen centrale structuur en geen doelgerichte stelling. Alnaes is niet geïnteresseerd in het blootleggen van historische processen, in het ontwerpen van originele theorieën of in het ontwikkelen van gedurfde visies. De zogenaamd synthetische stukjes op het einde van elk boek, zijn louter samenvattingen. Dat is meteen de grote zwakte van deze publicatie. De auteur vindt dat zijn rol zich beperkt tot het beschrijven van het verleden. Het zoeken naar verklaringsmodellen laat hij volledig aan de lezer over. Het is de lezer die de samenhang tussen de verhalen moet zoeken en die conclusies moet trekken. Dat gebrek aan synthesekracht heeft als gevolg dat je een adembenemende leeservaring hebt, maar achteraf een beetje verweesd achter blijft. Je weet veel meer, je kan prachtige anekdotes verder vertellen, maar een samenhangende structuur of een groot verklaringskader krijg je niet mee. Alnaes bedrijft een soort superieure brokstukkengeschiedschrijving van hoog literair gehalte.
Ook in de structurele opbouw van het boek laat Alnaes zich niet in een carcan duwen. Het eerste boek van de reeks bevat drie grote delen, waarbij het middengedeelte bestaat uit negen boeiende verhalen, die de tijdgeest treffend weergeven: het katharendorp Montaillou en de hitsige dorpspriester Pierre Clergue, de terugkeer van Martin Guerre, de koopman uit Prato, de molenaar uit Montereale... Al die verhalen zijn reeds beschreven door tophistorici en -auteurs als Le Roy Ladurie, Carlo Ginzburg en Iris Origo. Alnaes gebruikt ze als hefboom. Zo vormt het verhaal over de familie Platter een ideale aanloop voor een stukje over de geneeskunde in de Middeleeuwen; het verhaal over koopman Datini van Prato vormt dan weer de ideale context voor een uitweiding over de familieverhoudingen in het laatmiddeleeuwse Italië. Men zou kunnen verwachten dat Alnaes ook in het tweede boek van de reeks deze originele structuur zou vasthouden. Dat gebeurt echter niet. Het tweede boek bevat ook drie delen, maar geen verhalengedeelte in het midden.
Alnaes stelt dat "dit boek niet gaat over Europa als idee, maar over de mensen die in het deel van de wereld leefden dat na verloop van tijd die naam kreeg". Het is inderdaad correct dat Alnaes zich vooral concentreert op het wel en wee van de Europese bevolking, maar (onbewust?) neemt hij toch een ideologisch standpunt over Europa in. Het valt op dat hij steeds op zoek gaat naar de eenheid in de verscheidenheid in het Europese geschiedenisverhaal. In zijn behandeling van technologische innovaties in de scheeps- en landbouw bestrijkt hij heel Europa en springt hij geografisch van de hak op de tak; hij toont aan dat de sociale verschillen tussen adel en niet-adel gelijkaardig waren in Toscane, Sint-Petersburg en Pruisen; de Italiaanse renaissance breidt hij uit tot een Europees fenomeen: "Het waren weliswaar vaak kopieën van de Italiaanse, maar de belangstelling was overal gericht op de mens, het menselijk lichaam, het universum, de wetenschap en op de wereld van de kennis". Zo ontdekken we misschien toch een teleologische dynamiek in Alnaes' verhaal: hij beschrijft de gestage, continue ontwikkeling van Europa naar een steeds grotere eenheid op basis van unieke historische, juridische, politieke, religieuze en culturele kenmerken. [Gunter Bousset]
31/12/2005
De in eigen land populaire Noorse auteur Karsten Alnaes (geb. 1938) schreef verschillende historische romans, waarvan de bekendste Sabina is, die ook in het Nederlands werd vertaald (De Geus, 1996). Tussendoor verzamelde hij gegevens voor wat zijn meester- en levenswerk moet worden: een vijfdelige, bijna vierduizend bladzijden tellende geschiedenis van Europa. Intussen zijn de eerste twee delen in het Nederlands verschenen: Ontwaken 1300-1600 en Bezetenheid 1600-1800; binnenkort volgen nog Verovering 1800-1900, Ondergang 1900-1940 en Renaissance 1940-2005.
Alnaes is een geboren verteller. Hij zuigt de lezer in het verleden mee door op weergaloze wijze verhalen te vertellen uit de geschiedenis. Daarin is Alnaes moeilijk te overtreffen: wie dit boek ter hand neemt, is verloren. Zijn stijl is meeslepend en passievol, hij houdt het ritme in zijn verhaal, hij vertelt op het juiste moment een pittige anekdote... Kortom: dit is toegankelijke inlevingsgeschiedschrijving voor een groot publiek. De auteur heeft zijn verhalen uit tweede hand: hij heeft honderden geschiedenisboeken gelezen, maar origineel onderzoek ontbreekt. Alnaes is een meesterlijke compilator. Hij speelt daarbij niet vals: hij verantwoordt zijn bronnen (hoewel voetnoten ontbreken) en geeft meestal aan dat er ook tegenstemmen bestaan ("Diverse historici zijn van mening..."). Alnaes heeft oog voor alle grote velden uit de geschiedenis: politiek, economie, godsdienst, kunst, cultuur..., kiest voor een chronologisch-thematische opbouw en staat in de traditie van de Nouvelle Histoire. Hij is slechts matig geïnteresseerd in het diplomatieke spel van allianties, oorlogen en congressen en in de geschiedenis van koningen, pausen en veldheren; de belevingswereld ("la mentalité") van het gewone volk en de materiële cultuur van mensen van vlees en bloed staan centraal. In het stuk over de Franse Revolutie heeft hij bv. evenveel aandacht voor de soldaten op het slagveld als voor de ideologische strijd tussen royalisten, jacobijnen en girondijnen. Alnaes is in vele opzichten een leerling van de Franse Nouvelle Histoire-historicus Emmanuel Le Roy Ladurie, die ook een uitgesproken narratieve opvatting van geschiedschrijving huldigde. Hij streeft niet naar volledigheid, maar wil op impressionistische wijze de lezer raken en helpen de sprong naar het verleden te maken. Sommige items -- vooral dan de spectaculaire en pikante -- worden ten overvloede uitgewerkt: de pestepidemie, de opkomst van het protestantisme, de ketterij en heksenvervolgingen, de losse seksuele moraal, de aardbeving in Lissabon, het belang van nieuwe technieken in de scheepsbouw, het hofleven in Versailles... Andere gebeurtenissen komen dan weer nauwelijks aan bod: het belang van de steden, de opkomst van de universiteiten, de paradox van de Bourgondische welvaart, de val van Antwerpen... De Lage Landen worden trouwens in 't algemeen onderbelicht. Alnaes pareert mogelijke kritiek op die partiële werkwijze in zijn inleiding: "Over sommige landen zoals Italië, Spanje en Engeland, wordt meer geschreven dan over andere. De selectie van onderwerpen is arbitrair; veel hangt af van wat de auteur heeft gelezen en waarvoor hij belangstelling heeft." Deze Europese geschiedenis heeft dus geen enkele encyclopedische pretentie. De vraag rijst waarom de Nederlandse uitgever dan als titel De geschiedenis van Europa verkoos boven het minder pretentieuze Een geschiedenis van Europa. Het register vijzelt in ieder geval het encyclopedische karakter van het boek niet op: er werd gekozen voor een personen- en titelregister, maar de volledigheid laat te wensen over (zo ontbreken Karel II van Engeland en Rubens). Jammer is ook dat het boek geen enkele kaart bevat, waardoor sommige passages slechts kunnen worden begrepen met een atlas op de schoot. De fragmentarische aanpak van de auteur leidt soms tot anomalieën. In het eerste boek van de vijfdelige reeks heeft de auteur nog veel interesse voor de banden tussen Europa en de buitenwereld. Zo wordt uitgebreid ingegaan op de invloeden van de Arabische beschaving en op de Europese wereldreizigers. In het tweede deel beperkt hij zich echter tot de grenzen van Europa. Het verhaal van de Republiek der Zeven Provinciën en de Verenigde Oost-Indische Compagnie in Azië komt niet aan bod, evenmin als de Amerikaanse Revolutie. Anderzijds hecht de auteur enorm veel belang aan de persoonlijke geschiedenis en ideeënwereld van grote denkers, geleerden en kunstenaars. Alnaes gaat zeer diep in op de Italiaanse renaissancefiguren, op de humanisten, op de kerkhervormers, op figuren als Montaigne, Rabelais, Rubens, Velazquez, Goya, Descartes, Kant, Mozart... Die aandacht voor het geestesleven kan als pendant worden beschouwd voor de lange stukken over de levensomstandigheden van het gewone volk. Het boek is trouwens versierd met afbeeldingen van de prachtigste en meest exemplarische schilderijen uit de tijd, begeleid van deskundige commentaar en zorgvuldig ingepast in de tekst.
De meer structuralistische en seriële stroming in de Nouvelle Histoire, belichaamd door figuren als Fernand Braudel, Michel Vovelle en Pierre Chaunu, ligt Alnaes duidelijk minder. Het boek bevat geen centrale structuur en geen doelgerichte stelling. Alnaes is niet geïnteresseerd in het blootleggen van historische processen, in het ontwerpen van originele theorieën of in het ontwikkelen van gedurfde visies. De zogenaamd synthetische stukjes op het einde van elk boek, zijn louter samenvattingen. Dat is meteen de grote zwakte van deze publicatie. De auteur vindt dat zijn rol zich beperkt tot het beschrijven van het verleden. Het zoeken naar verklaringsmodellen laat hij volledig aan de lezer over. Het is de lezer die de samenhang tussen de verhalen moet zoeken en die conclusies moet trekken. Dat gebrek aan synthesekracht heeft als gevolg dat je een adembenemende leeservaring hebt, maar achteraf een beetje verweesd achter blijft. Je weet veel meer, je kan prachtige anekdotes verder vertellen, maar een samenhangende structuur of een groot verklaringskader krijg je niet mee. Alnaes bedrijft een soort superieure brokstukkengeschiedschrijving van hoog literair gehalte.
Ook in de structurele opbouw van het boek laat Alnaes zich niet in een carcan duwen. Het eerste boek van de reeks bevat drie grote delen, waarbij het middengedeelte bestaat uit negen boeiende verhalen, die de tijdgeest treffend weergeven: het katharendorp Montaillou en de hitsige dorpspriester Pierre Clergue, de terugkeer van Martin Guerre, de koopman uit Prato, de molenaar uit Montereale... Al die verhalen zijn reeds beschreven door tophistorici en -auteurs als Le Roy Ladurie, Carlo Ginzburg en Iris Origo. Alnaes gebruikt ze als hefboom. Zo vormt het verhaal over de familie Platter een ideale aanloop voor een stukje over de geneeskunde in de Middeleeuwen; het verhaal over koopman Datini van Prato vormt dan weer de ideale context voor een uitweiding over de familieverhoudingen in het laatmiddeleeuwse Italië. Men zou kunnen verwachten dat Alnaes ook in het tweede boek van de reeks deze originele structuur zou vasthouden. Dat gebeurt echter niet. Het tweede boek bevat ook drie delen, maar geen verhalengedeelte in het midden.
Alnaes stelt dat "dit boek niet gaat over Europa als idee, maar over de mensen die in het deel van de wereld leefden dat na verloop van tijd die naam kreeg". Het is inderdaad correct dat Alnaes zich vooral concentreert op het wel en wee van de Europese bevolking, maar (onbewust?) neemt hij toch een ideologisch standpunt over Europa in. Het valt op dat hij steeds op zoek gaat naar de eenheid in de verscheidenheid in het Europese geschiedenisverhaal. In zijn behandeling van technologische innovaties in de scheeps- en landbouw bestrijkt hij heel Europa en springt hij geografisch van de hak op de tak; hij toont aan dat de sociale verschillen tussen adel en niet-adel gelijkaardig waren in Toscane, Sint-Petersburg en Pruisen; de Italiaanse renaissance breidt hij uit tot een Europees fenomeen: "Het waren weliswaar vaak kopieën van de Italiaanse, maar de belangstelling was overal gericht op de mens, het menselijk lichaam, het universum, de wetenschap en op de wereld van de kennis". Zo ontdekken we misschien toch een teleologische dynamiek in Alnaes' verhaal: hij beschrijft de gestage, continue ontwikkeling van Europa naar een steeds grotere eenheid op basis van unieke historische, juridische, politieke, religieuze en culturele kenmerken. [Gunter Bousset]
31/12/2008
In de negentiende eeuw was Europa een mengelmoes van culturen, religies en volkeren op verschillende plaatsen. In de twintigste eeuw zijn we die rijkdom verloren. Het principe van 'één volk, één staat' vond ingang en de kracht van het kosmopolitisme ging verloren. Ik vraag me af of de eenentwintigste eeuw er niet opnieuw één van multiculturaliteit moet worden, en van staten die rijk zijn door meervoudigheid", vertelde premier Verhofstadt onlangs in een interview aan 'Le Monde', waarin hij probeerde het imago van België opnieuw op te krikken. De stelling dat de Europese 20e eeuw in wezen erg gewelddadig en etnisch homogeniserend was, vindt ook steeds meer ingang bij historici (zie bv. Tony Judt in zijn recente meesterwerk Na de oorlog, Contact, 2006). Toen de Noorse auteur Karsten Alnaes (geb. 1938) in 2003 het eerste deel van zijn magistrale, bijna 4000 bladzijden tellende Europese geschiedenis publiceerde (zie De Leeswolf 2005, p. 606), maakte hij een onderscheid tussen de periode 1900-1940, die hij de titel 'Ondergang' wilde meegeven, en de periode 1940-2005, die hij als 'Renaissance' typeerde. Dat moesten toen nog twee verschillende boekdelen worden. Uiteindelijk besloot hij de hele 20e eeuw te vatten in één boekdeel met als ondertitel 'Onbehagen'. Mijmerend wandelend over de Berlijnse straat Unter den Linden overschouwt Alnaes in de inleiding de Europese 20e eeuw. Berlijn staat symbool voor de bewogen periode en verenigt alle krachten in zich: "De stad beseft dat Europa de wereld nooit meer zal domineren. Eeuwenlang plaatste Europa zijn stempel op alle delen van onze aardbol. Nu zijn de rollen anders verdeeld."
Alnaes past het procedé uit de drie voorgaande boekdelen ook in dit vierde en laatste boekdeel toe. Hij is de meester van de organische geschiedschrijving. Het levensverhaal van kunstenaars (bv. Picasso en Apollinaire) en filosofen (bv. Wittgenstein en Heidegger) staat symbool voor een bepaalde periode of evolutie en legt de diepere lagen van het geschiedenisverhaal bloot. Kleine, individuele verhalen symboliseren zo het grote, structurele verhaal. Sommige landen krijgen veel aandacht (Duitsland, Rusland), andere (België, Nederland) blijven onderbelicht. Van exhaustieve geschiedschrijving is dus zeker geen sprake, Alnaes pikt op wat hem interesseert en wat hij betekenisvol acht. Structureel zit het boek onevenwichtig in elkaar. De eerste 763 bladzijden behandelen de periode 1900-1940. De naoorlogse periode wordt kort in een synthetisch nawoord van veertig bladzijden behandeld, wat doet vermoeden dat de auteur de adem niet meer vond om ook die periode op impressionistisch-integrale wijze te behandelen. In het nawoord schaart hij zich op weinig originele wijze achter de Duitse filosoof Jürgen Habermas en de Franse professor Antoine Compagnon, die stellen dat er geen Europese identiteit bestaat. Zij houden een pleidooi voor een intercultureel Europa zonder nationalisme. De gemeenschappelijke Europese cultuur moet worden gegrondvest op het minimum minimorum van de gemeenschappelijke mensenrechten, terwijl godsdienst, traditie en cultuur in de Europese landen en regio's verschillend mogen en zelfs moeten blijven. [Gunter Bousset]
P. Brugmans-Peters
Dit boek beschrijft de late Middeleeuwen en het begin van de Nieuwe Tijd vanuit de optiek van personen uit de adel, de geestelijkheid en gewone mensen in Europa. De lezer wordt meegenomen op reizen tot in de streken aan de uiterste grenzen van ons werelddeel. Ruime aandacht is er voor rampen, (godsdienst)oorlogen, crises die de geschiedenis bepaalden en de bevolking van hoog tot laag troffen. Het boek verhaalt hoe handel en scheepvaart welvaart en rijkdom brachten, mede dankzij de koloniën. Kunst en wetenschap ontwikkelden zich en bleken blijvend van invloed. Dit boek leest als een historische roman, boeiend is het hoofdstuk met fragmenten uit spannende levensverhalen van gewone mensen die leefden tijdens de overgang van Middeleeuwen naar de Nieuwe Tijd. Geïllustreerd met kleurafbeeldingen van grote meesterwerken, op halve of hele paginagrootte. Het boek is voor een breed publiek toegankelijk. Het is het eerste deel van een aangekondigde serie van vijf. Met bronnenoverzicht en personenregister.
Suggesties
Krijg een e-mail wanneer dit item beschikbaar is
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.