Minjan : mijn orthodox-Joodse ontmoetingen na Mazzel tov
Margot Vanderstraeten
1 exemplaar
Beschikbaarheid | Uitgave | Plaats in de bib |
---|---|---|
Magazijn |
Querido, 2004 |
MAGAZIJN : FICTIE : ENKEL NA MAGAZIJNRESERVATIE : VAND |
Martine Cuyt
ob/kt/09 o
Debuutprijswinnares Margot Vanderstraeten presenteert tweede titel.
Vandaag ligt De Vertraging, de langverwachte roman van debuutprijswinnares Margot Vanderstraeten, in de boekhandel. Het verhaal zoomt in op Walter Cottyn, met de initialen WC, sowieso voorbestemd tot pispaal. En dan is hij ook nog geboren en getogen in een bejaardentehuis.
Is een tweede boek schrijven moeilijker dan een eerste?
Neen. Ik heb het gevoel dat Alle Mensen Bijten de aanzet was. Dat ik nu geleidelijk aan naar hogere versnellingen ga. Ik ben een vat vol verschillende lagen en de ontdekking van die lagen is begonnen. Zeer prettig, overigens. De Vertraging was al half klaar toen de Debuutprijs me te beurt viel. De toon was gezet. Het verhaal zat al op een welbepaalde manier in een welbepaalde vorm, ik moest alleen nog inkleuren. De Debuutprijs is een belangrijke stimulans geweest: De Vertraging moet het vermoede talent niet alleen bevestigen, maar ook overstijgen.
'Kommer en kwel' werd in het verslag van de Debuutprijs gezegd over Alle Mensen Bijten. Je geeft in De Vertraging van hetzelfde laken een pak?
Jazeker en met veel genoegen. Ik vond de stempel 'kommer en kwel' een gratuite opmerking. Is het leven dan zo rozengeur en maneschijn? En al die zelfmoorden? En het feit dat depressie naast obesitas de grootste ziekte van het Westen is? Echte literatuur begint met het vertrouwen in en van het woord. Met het niet misbruiken van termen en begrippen. Met het weten wanneer je welk woord gebruikt en waarom. Te veel mensen misbruiken onze taal en vergeten de ware betekenis van woorden. Als ik kijk naar de e-mails die ik ontvang en naar het aantal zenders dat mij van haar noch pluimen kent en me toch aanspreekt met 'Lieve Margot', dan kan ik niet anders dan denken "Weet u wel wat lief is?"
Hoe kom je in 's hemelsnaam uit bij een bejaardentehuis?
Ik heb een vriend die in een bejaardentehuis geboren is en er ook gewoond heeft. Die vriend is er gelukkig niet blijven plakken, zoals mijn hoofdpersoon, Walter Cottyn. Hij was de aanleiding. Met hem heb ik veel gepraat. Over spuugpotten, ritselende schorten, koude bedden, aambeien, doorligwonden, de aflegkamer. Jammer dat de vondst van de gesponsorde bedden niet eerder werd bedacht. Anders had ik die tragi-commerciële grap er natuurlijk ook nog in verwerkt!
Was je pet van journalist je dienstig?
Als journalist spreek ik veel met mensen en ik heb altijd al de neiging om door te vragen. De journalistiek was me zeer nuttig en niet alleen met betrekking tot het bejaardentehuis, want in De Vertraging is dat eigenlijk het decor. Ook voor het echte verhaal heb ik uit het leven en uit mijn journalistieke ervaring gediept. Neem het beroep van mijn hoofdpersoon: hij is verwerker van overlijdensberichten bij een krant. Een krant die van groot formaat naar klein formaat overschakelt. Meerdere hoofdstukken spelen op een redactie. Ik heb twee keer een verwerker van overlijdensberichten geïnterviewd. En maar vragen naar anekdotes, ergernissen, fouten en verhalen die zij meemaken. Over ex-vrouwen die per se in de overlijdensadvertentie willen staan. De koffiemachine die slechte koffie maakt, maar waaraan toch iedereen aanschuift: dat moeten de redacteuren bij Gazet van Antwerpen toch allemaal herkennen?
Is in de huid van de andere sekse stappen de ultieme test voor een schrijver?
Het was een zeer bewuste keuze. Ik heb daarmee willen aantonen dat ik de potentie van een veelzijdige schrijver in me heb. Ik geloof dat ik met De Vertraging in die opzet geslaagd ben. De ultieme test was het zeker niet: elk boek hoort de ultieme test te zijn. Door De Vertraging heb ik 'de man' wel beter leren kennen. Heel moeilijk is dat trouwens niet, ze zijn toch zo doorzichtig, mijnheer!
Wat is je hoofdpersonage inmiddels voor jou geworden?
Ik voel veel sympathie voor de man én medelijden, heel veel medelijden. Het begint al met op de wereld gezet te worden met de naam Walter Cottyn, in initialen WC, de pispaal bij uitstek. En dan zijn o zo grote - en daardoor aandoenlijke - onhandigheid ten opzichte van het vrouwelijke geslacht. Zijn angst om - zoals de foto op de cover dat prachtig weergeeft - in het leven te springen. Die gehurkte houding, alsof hij altijd een foetus gebleven is, ondanks zijn meer dan veertig jaar. Heel eigenaardig is dat, hoe je al schrijvende met je personage vergroeit. Ik ging soms, op de hoogtepunten van mijn schrijven, met hem slapen. Dan legde ik wel mijn armen om mijn man heen, terwijl mijn hoofd alleen maar aan Walter dacht.
Net als in Alle Mensen Bijten krijgt een moederfiguur vorm?
Ik houd wel van wereldvreemde, ontwrichte types. Ik ben, op een totaal andere manier, ook nogal wereldvreemd. Waarmee ik bedoel dat ik niet echt verankerd ben, ook niet in de familie. Dat heb je met eigenzinnige, zich thuisloos voelende kinderen: die willen heel snel onafhankelijk en zelfstandig zijn.
Dirk Leyman
ob/kt/13 o
Margot Vanderstraetens debuutroman Alle mensen bijten (2002) kreeg, zoals dat heet, een beleefde ontvangst. Geen lof om duimen en vingers bij af te likken, maar wel een aanmoedigingsbrevet, zo eentje dat men ook wel offreert aan een beloftevolle neo-prof die met de hakken over de sloot een semi-klassieker wint. De ene recensent wees op het grote mededogen waarmee Vanderstraeten het zwaar beproefde leven van de dertigjarige minkukel Lydia neerzette. Anderen raakten in bekoring door het serene vertelritme of waren onder de indruk van de taalvaardigheid én maturiteit die deze in de journalistiek gelooide debutante etaleerde. Een paar scherpslijpers zagen het anders. Was Vanderstraeten niet al te gauw in het bad gegooid? Je kon er niet omheen dat ze stilistisch nogal wat steken liet vallen. Curieus was ook dat haast elke criticus zich afvroeg waarom Alle mensen bijten per se weer uit het vaatje van het Vlaamse miserabilisme moest tappen. Zelfs de jury van de debuutprijs hield in haar rapport een slag om de arm en wist amper blijf met de overdosis 'kommer en kwel' in Alle mensen bijten. De mediagenieke schrijfster liet het niet aan haar hart komen. Met lachkuiltjes in de wangen genoot ze van de hernieuwde aandacht die de debuutprijs voor haar boek losmaakte. In een interview met deze krant riposteerde ze dat "literatuur toch geen 'lifestyle' is. (...) Het lijkt wel alsof je het recht niet meer hebt om over ongeluk te spreken." Met hand en tand verzette Vanderstraeten zich tegen de geluksdemagogen, die ons rozenblaadjes aanpraten en onbehagen onder een rimpelcrème of een ersatz-therapie willen wegmasseren. Is literatuur niet een van die laatste vluchtheuvels om de alomtegenwoordige misère van onder het vernis te schrapen? Zijdelings wees Vanderstraeten daarbij op de onbehaaglijke taferelen die zich in talloze Vlaamse bejaardentehuizen afspelen.
Om de zaken scherp te stellen heeft ze in De vertraging meteen haar hoofdfiguur en ik-verteller Walter Cottyn in deze biotoop gesitueerd. Cottyn wordt geboren in een rusthuis en op zijn vijftigste woont hij er nog, omgeven door "het gekreun en gesteun van vervallen mensen". Vanderstraeten is opnieuw niet zuinig met tegenspoed. De zonderlinge, in zijn eigen universum verankerde Cottyn krijgt het hard te verduren. Ter wereld gebracht met "een frons in het voorhoofd" lijkt hij vroeg oud. Op zijn veertiende sterft zijn vader en met zijn belachelijke initialen en zijn ellendig lange armen wordt hij op school al snel de risee van zijn klasgenoten, die er plezier in scheppen om hem onder te pissen. Vooral ene Thibault van Branteghem fungeert als terugkerende kwelduivel. Intussen is hij door zijn bewonderde moeder ("maatje, moetje") en hoofdverpleegster ingeschakeld in de was en plas van het instituut. Aambeien verzorgen behoort er tot de vaste geplogenheden. Een overledene balsemen kan Cottyn als de beste. Als het moet entertaint hij de oudjes, alsof hij "hun verboden huisdier" is.
De enige link van Cottyn met de buitenwereld is zijn baan op een krant, waar hij minutieus de 'overlijdensberichten' verzorgt. De suggestie is duidelijk: dood en verval vergezellen hem elk uur van de dag. Toch blijft hij ook daar een wat zielige outsider, een man die godsgruwelijk bang is om het échte leven bij de horens te vatten. Zijn directe overste, de rood gestifte Vivie, brengt hem voortdurend uit zijn evenwicht met haar marsorders. Binnensmonds ergert hij zich aan elke verandering, als de krant van broadsheet naar tabloidformaat overschakelt en zijn kolommen in de soep draaien.
Cottyn is dan ook een vastgeroest gewoontedier. Lijdzaam heeft hij zich in zijn lot geschikt. Het fatum van het moederskind wordt er door Vanderstraeten trouwens behoorlijk dik opgelegd: "U zei dat ik nooit moest trouwen, want dat trouwen nergens goed voor was. U hebt veel besluiten voor me genomen, hè moetje. En nooit heb ik dat erg gevonden, nietwaar?"
Wanneer zijn moeder langzaam begint te dementeren en via de notaris het bericht komt dat hij niet langer in het bejaardentehuis kan blijven wonen, komen er scheuren in zijn dichtgemetselde leven. Tot overmaat van ramp ziet de aan routine verslaafde Cottyn ook zijn vaste trein naar het werk afgeschaft. De nieuwe trein van 12.12 uur is voor hem als het binnentreden van een gevaarlijke maar ook fascinerende wereld. Hij wordt er weer geconfronteerd met Thibault van Branteghem, die nu grote sier maakt als advocaat van malafide zaakjes en zelfs in de trein de praatzieke dandy speelt. Cottyn zint op wraak en hoort dat 'Teeveebee' voor drie weken naar de Malediven gaat. Door een meevaller krijgt hij de gsm van Van Branteghem in handen en neemt hij diens identiteit tijdelijk over. Tot in de details verdiept hij zich nu in de finesses van het advocatenbestaan. Voor de duur van de treinreis zegt Cottyn zijn vormeloze plunje vaarwel en hijst hij zich met een scherpgesneden pak van merinowol en een batterij juridische frasen in de wagon. Het is hem er vooral om te doen om zijn kersverse reisgenote, juffrouw Anja, te behagen. De licentiate communicatiewetenschappen, die noodgedwongen haar boontjes dopt als schoonmaakster in een louche discotheek, doet voor het eerst Cottyns hart op hol slaan. Net op het moment dat zijn moeder sterft, krijgt hij een uitnodiging voor een karaoke-avond met Anja. Wordt hij bij de neus genomen? De naïeve en wereldvreemde Cottyn groeit in zijn kwaadaardige rol van 'Teeveebee', maar gaat in de Carré Blanc zodanig door het lint dat hij op de dag van zijn moeders begrafenis ook zijn eigen doodvonnis (en dat van zeven bejaarden) bezegelt.
Klemmende moederbindingen, verstoten bejaarden, gegoochel met identiteiten, mentale ontsporingen en de vele tronies van de dood: het moet wel een heksentoer zijn om dit pandemonium netjes te doen sporen. Vanderstraeten heeft kosten noch moeite gespaard om ons van haar talent te overtuigen. Er is keihard gezwoegd op een sluitende intrige die een grimmige, ja zelfs sardonische nasmaak achterlaat. Dat het toeval noodgedwongen een paar stevige zetjes meekrijgt, moeten we in deze literaire Meccano-variant voor lief nemen. Door het complexe maakwerk zie je nog veel bouten, vijzen en lassen schemeren. Vooral de omslachtige manier waarop Cottyn in de huid van 'Teeveebee' sluipt is redelijk ongeloofwaardig.
Veel authentieker komt Vanderstraeten uit de hoek wanneer ze de dagelijkse gang van zaken in het rusthuis schetst. Je merkt dat ze zorgvuldige research heeft verricht. Met veel empathie legt ze de vinger op een aantal zere plekken in de bejaardenzorg. Oude mensen op rust mogen bijvoorbeeld al lang niet meer gewoon niksen. Nee, ze dienen zich geduldig naar de terreur van de recreatie te voegen: "In het huis zijn ze ervan overtuigd dat de hoogbejaarde, demente medemens het recht heeft op dat plezier dat hem tot in de jaren zestig ontzegd was gebleven: recreatie. En dus moet en zal er tussen al het slapen door gekleid, geschilderd en gebreid worden." Hilarisch en potsierlijk is de beschrijving van de breimarathon die Cottyns moeder organiseert. In de ratelende monologen van Cottyn smokkelt Vanderstraeten geregeld ontluisterende verhalen binnen, zoals over de weduwe die na de dood van haar man met haar zwarte rouwkousen is vergroeid. Met Vanderstraeten krijgt het sociale geweten in de Vlaamse literatuur opnieuw een stem. Gelukkig weet ze de boodschapperigheid op het nippertje te omzeilen.
Al bij al is het wisselvalligheid troef in De vertraging. Op zijn best is Walter Cottyns monoloog doorleefd, aangrijpend én meeslepend, zeker in de slotsequens waarin hij zijn dode moeder aflegt en intussen hardop mijmert over zijn ingebeelde leven met Anja ("alla, wat is het druk in mijn hoofd, ik ontdek er tekenen des levens waarvan ik voorheen het bestaan niet had vermoed"). Maar vooral in de eerste hoofdstukken zoekt Vanderstraeten nog te krampachtig naar haar vorm. Kabbelende uitweidingen nemen het boek enige wind uit de zeilen. Dan sloffen we lusteloos verder, zoals de oude besjes die uitgeblust door de gangen van het bejaardentehuis schuifelen. Vanderstraeten laat Cottyn soms maar wat tegen zichzelf brabbelen. Zo is er een ronduit tenenkrullende passage waarin de verteller uitlegt hoe hij op de trein "de ervaren krantenlezer" herkent. Veel meer dan een snelcursus origami lees ik er niet in. Een strenge redacteur had hier met zijn fileermes wonderen kunnen verrichten en in één moeite door ook een paar lelijke zinnen kunnen wieden: "En of hij was geen ervaren krantenlezer, of gerechtigheid geschiedde en mijn aanwezigheid veroorzaakte kreukels in zijn imago" of nog: "Mijn lichaam voerde niet dezelfde taken uit als die mijn hoofd doorseinde."
Op zijn best is Walter Cottyns monoloog doorleefd, aangrijpend én meeslepend
Mark Cloostermans
ob/kt/28 o
proza
Walter Cottyn heeft zijn kinderjaren, zijn jeugd, ja zijn hele leven doorgebracht in het bejaardentehuis dat zijn ouders hebben opgericht. Aan de hoeveelheid vocht in een oog kan hij de leeftijd van een bejaarde bepalen. Aambeien heeft hij ,,in trossen [] zien hangen en op ,,honderden purperen aanhangsels heeft hij zalf mogen smeren. Stoma's, incontinentieluiers, doorligwonden, oude lichamen die ,,in foetushouding tegen je aan kruipen, het vastbinden van bejaarden op hun bed - al deze dingen hebben voor hem geen geheimen.
Daarnaast werkt hij op de redactie van een krant, waar hij verantwoordelijk is voor de overlijdensadvertenties. Het minste wat je kunt zeggen, is dat Walter Cottyn met de dood vertrouwd is. Hij is niet tegen het leven opgewassen. Zijn uiterlijk heeft Walter ook al niet mee: O-benen en te lange armen. Een schamel leven, kortom, en nu hij bijna vijftig is, begint het Walter (eindelijk!) de keel uit te hangen.
Het toeval (in de vorm van een trein met vertraging) biedt Walter een kans om te ontsnappen. Hij ontmoet een gewezen klasgenoot, die hem jarenlang heeft gekleineerd en mishandeld, en die geregeld op zijn schoenen piste. Deze Thibault van Branteghem is duidelijk wel geslaagd in het leven en heeft geen vijf minuten nodig om een vrouw te versieren. Walter ontdekt dat Thibault, die hem niet eens heeft herkend, voor enkele weken op reis gaat. Hij besluit zijn plaats in te nemen. Een nieuwe identiteit zal hem eindelijk in staat stellen om contact te maken met de vrouw van zijn dromen.
Wat heeft het bejaardentehuis te maken met Walters poging tot identiteitswissel? Weinig tot niets. Het tehuis ,,verklaart waarom Walter zo wereldvreemd is; dat is het enige verband. Het tehuis is een verhaal op zich: een verhaal van uitzichtloos lijden, van ingeperkte vrijheid, van steeds onmenselijker bejegening. Dat is zeer relevant en origineel.
De vertraging zou een stuk beter zijn, als Vanderstraeten bij dat bejaardentehuis gebleven was, in plaats van af te drijven naar stations, karaokebars en een krantenredactie.
Je merkt dat de schrijfster oprecht geïnteresseerd is in dit lijden. Het inspireert haar ook tot de mooiste zinnen uit het boek. Over de gelijkenis tussen baby's en bejaarden schrijft ze: ,,Als het op herhaling aankomt, verschillen roze en grijze mensen niet veel van elkaar. Een minpuntje is dat Vanderstraeten zich beperkt tot het beschrijven van ellende, het opsommen van mistoestanden. Het ontbreekt aan evocatie, aan sfeer. Als Jeroen Brouwers in Geheime kamers enkele scènes in een psychiatrische instelling situeert, voel je de grandeur van de menselijke miserie. Dat niveau bereikt Vanderstraeten niet, maar wie zal het haar aanrekenen dat ze niet zo goed schrijft als Jeroen Brouwers?
De scènes op de krant kunnen bijna integraal geschrapt worden. Behalve wat dramatische ironie, helemaal aan het einde van de roman, leveren ze niets op. De identiteitsplot gaat zijn eigen gang, maar mist urgentie en spanning. Je weet gewoon dat Walters ontspanningspoging gedoemd is te mislukken. De schrijfster hangt als een boze godin boven haar hoofdpersoon, en gunt hem geen schijn van kans. Dat leidt tot ongeloofwaardigheid. Walter is een eendimensionale loser. De nieuwe cheffin van het bejaardentehuis is een kreng. Thibault van Branteghem is een rotzak. De vrouw van Walters dromen is een dom wicht. Het gemiddelde personage in een soap heeft meer diepgang. De vertraging is bijzonder kunstmatig in elkaar geschroefd. Alinea's, overgangen en plotlijnen: alles knarst in de scharnieren.
Dat is niet het enige mankement dat Vanderstraetens nieuwe roman gemeen heeft met haar vorige. Toen Alle mensen bijten de Debuutprijs won, klaagde de jury over de ongelijke kwaliteit van de debuten: ,,Jonge schrijvers van wie het talent zonder meer opviel, produceerden soms stuntelige of duistere zinnen die niet aan de aandacht van een redacteur hadden mogen ontsnappen.
Ook De vertraging is gedrukt zonder dat iemand de tekst kritisch heeft nagelezen. Wat is, bijvoorbeeld, de relevantie van Walters klachten over de miserabele staat van de vloerbedekking in zijn kantoor? ,,Het heeft wel jaren geduurd voor ik zonder kippenvel over het geschonden grondoppervlak kon lopen. ,,Grondoppervlak, mag dat niet gewoon ,,vloer zijn?
Is het echt relevant dat Walter ook nog een gemankeerd musicus is? ,,Meestal haalde ze haar slag heeft behoefte aan ,,thuis. ,,Dat verdraag ik nog moeizamer dan - is dat wel Nederlands? En wellicht valt er een mooie alinea te schrijven over de kunst van het krantenlezen en -vouwen, maar wat Vanderstraeten hierover schrijft, is onbegrijpelijk. ,,Voor rechtshandigen ligt de rechterhand nu onder de krant, voor linkshandigen geldt het omgekeerde Ja, dát zal wel. ,,en de vingers glijden, in één vloeiende beweging De vingers bewegen en/of glijden vloeiend. En het beekje vloeit glijdend, zeker? ,,naar de rechterbuitenkant van de krant, ter hoogte van de middenvouw. Nu alleen nog overlangs plooien en je hebt een leuk hoedje.
En dan die onomatopeeën. Priiiik (een naald), rrroef (een brand), rikketikketik (breinaalden), krrriiiissp (een krant), boem, krak (bejaarde valt uit bed en breekt botten). Tuut-tuut, zei de trein in het klein stationnetje.
De vertraging beweegt zich voort op een treinspoor waarvan de rails krom staan. Het seinhuis is onbemand en niemand doet enige moeite om het ongeluk te voorkomen.
DE AUTEUR Margot Vanderstraeten (1967) is freelance journalist. Ze won de Debuutprijs 2003 met de roman Alle mensen bijten .
Thomas Lowette
ob/kt/21 o
Vrijgezel Walter Cottyn, opgegroeid in het rusthuis van zijn ouders waar hij nog steeds inwoont, is als redacteur verantwoordelijk voor de overlijdensberichten in de krant. Op een dag heeft zijn trein vertraging en ontmoet hij zowel een vervelende klasgenoot van weleer als een beeld van een meisje. ,,Fysieke aftakeling, de doden afleggen met de hand, euthanasie, het is een taboe dat ik wilde doorbreken. Want aan de manier waarop een samenleving omgaat met bejaarden, stervenden en doden, meet je het peil van een beschaving. En zijn wij wel zo goed bezig? Rusthuizen zijn reservaten. Toch? Niemand komt er ooit, tenzij voor z'n eigen zieke moeder of vader, die daarheen weggevoerd zijn.''
De toon van De vertraging was gezet, het verhaal was al vertrokken, toen Margot Vanderstraeten naar aanleiding van de Boekenbeurs van vorig jaar de Debuutprijs 2003 in ontvangst mocht nemen.
,,Daar ben ik blij om. Want willens nillens hou je wellicht rekening met zo'n prijs als je een nieuw boek zou moeten beginnen. Zeker als je kijkt naar de vorige winnaars - David Van Reybrouck, Bart Koubaa, Peter Holvoet-Hansen - kom ik nog snel met een opvolger. Maar ik ben dan ook een harde werker.'' Zeg je zonder zweem van zelfspot.
,,Ik romantiseer het hele boekenvak geenszins. Schrijven is niet: wachten op inspiratie. Schrijven is: discipline, werken. Als je zoals ik proza wilt schrijven, moet je gewoon achter je bureau gaan zitten, en de volgende dag opnieuw, en schrijven, schrappen en opnieuw schrijven. Vandaag is mijn dag niet, bestaat niet. Het moèt gewoon mijn dag zijn.''
En op een dag ligt daar dan 'De vertraging', aanmerkelijk coherenter dan 'Alle mensen bijten'. Maar schrappen is niet je forte, wel?
,,Als journalist schrap ik meer, dat klopt. De lezer mag niet struikelen. Maar hier mag dat best, omdat het personage vn Walter Cottyn zo complex is. Bijzinnen zijn een manier om zijn gedachtesprongen te illustreren. Maar dit was rustiger om te schrijven, omdat ik minder de behoefte voelde om in ieder hoofdstuk naar een pointe toe te werken.'' Waarom wilde je per se in een mannelijke ik kruipen?
,,Dat heb ik zeer bewust gedaan. Omdat ik wilde laten zien dat ik meer kan dan een eerste boek. Ik wil ernstiger genomen worden dan weer maar eens een boek van een vrouw over vrouwen voor vrouwen. Het heeft me bovendien geen moeite gekost om me in te leven. Mannen zijn doorzichtiger dan vrouwen, in elk geval. Maar zoiets groeit, een boek groeit. Eerst is er dat jongetje dat opgroeit in een rusthuis, dan komen Fien en Plien, dan rijdt de trein met vertraging, omdat er iets overrompelends moest gebeuren. Weet je, ik ben geen schrijver met een vooropgezet plan.''
Walter is, net als Lydia in 'Alle mensen bijten', een kind van een opmerkelijke moeder en een afwezige vader. Enige fascinatie voor verknipte gezinsrelaties?
,,Zoek je naar autobiografische elementen? Ja, natuurlijk, ik schrijf vanuit m'n eigen achtergrond, taal, geschiedenis. Ik heb me bijvoorbeeld altijd een buitenstaander gevoeld. Niet per se ongelukkig. Maar er was slechtséé n moment dat ik mij goed voelde en dat was als ik ging lezen. Vandaar ongetwijfeld dat taal mijn vorm van expressie is, zonder dat ik aan therapeutisch schrijven doe. Als er al iets therapeutisch aan is, dan wel dat ik een kick krijg van schrijven. En mocht ik dat niet hebben, zou ik wellicht even manisch-depressief worden als mijn hoofdpersonage.''
Je taalgevoel heeft ook een technische kant. Vorig jaar was je beste Vlaming in het 'Groot Dictee der Nederlandse Taal', met 18 fouten.
,,Ik hecht héél veel belang aan taal en respect voor taal. Daar is het namelijk erg mee gesteld in Vlaanderen. Ik zou niet liever willen dan het boegbeeld zijn van het nieuwe respect voor de taal. Je kan zó ontzettend veel met taal en er gebeurt zo weinig.'' Het mangelt voornamelijk aan creatief taalgebruik, want er wordt meer papier bedrukt dan ooit in de geschiedenis. Waar haal jij, met alle respect, de pretentie vandaan dat jou zo'n eigen stapeltje papier toekomt?
,,Een groot ego. Je moet absoluut een groot ego hebben. Denken dat je iets te zeggen hebt. Het moet wel. Want die vraag stel ik mezelf ook wel eens. En ik heb ook absoluut de wil om iets te veranderen. Je wordt gelauwerd omdat je maar 18 fouten maakt. Maar er is niet alleen spelling. De taal wordt constant verkracht. Al die fouten tegen uitspraak, grammatica, gallicismen, noem maar op. Terwijl je de taal in allerlei creatieve standjes kan plooien en er eindeloos veel creatieve dingen mee kan doen.''
Taal is duidelijk jouw stokpaardje.
,,Het is zelfs zo dat in de relatie met mijn vriend ik één minnaar heb met wie ik vaak vreemd ga. En dat is: de taal. Als ik goed aan het schrijven ben, ( verzucht: ) daar kan zelfs het mooiste intieme moment niet aan tippen. Gelukkig schrijf ik niet altijd ( lachje ).''
Herken je het neurotische van je hoofdpersonages, Lydia en Walter, als je in de spiegel kijkt?
,,Nee. Ik ben vrij normaal, als je dat bedoelt. Denk ik toch. Maar ik vind het echt wel fantastisch om me in te leven in iedereen met een rare afwijking. Ik ben eigenlijk een vrij stil iemand. Ik kijk graag toe, altijd gedaan. De buitenstaander, hé. Mijn ogen, mijn oren, mijn neus, mijn... observatiezintuigen zijn zo scherp ingesteld dat ik vaak erg goed aanvoel hoe iemand in mekaar zit.'' Walter gaat vrij letterlijk in de schoenen van iemand anders staan. Zou jij ook zo ver kunnen, willen, durven gaan?
,,O nee, ik wil nooit iemand anders zijn.''
Info: www.margotvanderstraeten.com
Frank Hellemans
ob/kt/27 o
Margot Vanderstraeten houdt ook van macabere, zeg maar sarcastische pointes.
Alle mensen bijten heette haar bekroonde debuut uit 2002 en De Martelaere zou haar zeker niet tegenspreken. In deze eersteling schreef Vanderstraeten op een beheerste toon over de laconieke manier waarop haar vrouwelijke hoofdpersonage door een kille wereld werd misbruikt. Maar eigenaardig genoeg wist de protagonist deze negatieve energie om te zetten in een luchtige overlevingsstrategie die troost zocht in alledaagse gebaren van een heel eigen schoonheid.
De vertraging, haar tweede roman, volgt het leven van een volslagen loser. De zesenveertigjarige Walter Cottyn of W.C. werd in een bejaardentehuis geboren en was er al die jaren het hulpje van zijn mama, die als directrice de plak zwaaide over de senioren. Nu zijn mama dementeert, wil hij eindelijk zijn vleugels uitslaan. Zijn bijverdienste als freelance-redacteur van overlijdensadvertenties in een krant stuwt hem immers ook niet direct op in de vaart der volkeren. Als zijn trein op een dag vertraging heeft, ziet de ouwelijke controlefreak zijn kans schoon. Het toeval - lees: Vanderstraetens enscenering - speelt hem een gsm toe, die behoort aan een zogenaamde winner. Cottyn kruipt in de huid van de succesvolle advocaat en papt aan met een al even glamoureuze schoonheid. Hoeft het gezegd dat alles met een sisser afloopt?
Vanderstraeten tovert ook in deze roman weer knappe taferelen uit haar hoed, die met het nodige vitriool de menselijke komedie in haar hemd zetten. Vooral de passages in het bejaardentehuis beklijven. Zo is er een litanie van alle mogelijke ouderdomskwalen (van aambeien tot doorligwondes) en hun remedies (van recycleerbare pampers tot beige stoma's) die nu al klassiek mag heten: 'Beige is geen kleur maar een geur.' En zo zijn er nog oneliners die het waard zijn om te onthouden. Maar ergens voel je dat Vanderstraeten zich te veel geweld heeft aangedaan om meer te willen serveren dan impressionistische flarden vol bijtend zuur. In plaats van zich uit te leven in haar zuinige, zwarte humor trekt ze krampachtig een verhaal op, waarin haar hoofdpersonage uit het bejaardentehuis wordt gejaagd. Had ze hem daar maar laten blijven. Dan had Vanderstraeten een Camera obscura van het bejaardenleven kunnen schetsen zonder voorgaande.
Nu volgt de lezer de helft van het verhaal een verdwaald hoofdpersonage op zoek naar een andere identiteit én een schrijfster op zoek naar inspiratie. Daardoor verwatert de roman zienderogen tot een zielloze karikatuur. Kortom, Vanderstraeten heeft blijkbaar te weinig vertrouwen in haar eigen 'koude' kunst en begint daarom rondjes te lopen om alles meer allure te doen krijgen. Het voorbeeld van De Martelaere, die zonder meer haar eigen ding doet, ook al is dat op het eerste gezicht zeer bevreemdend, kan haar misschien stimuleren om in een volgend boek opnieuw helemaal zichzelf te zijn.
31/12/2004
Een opmerkelijke voorkaft, een intrigerende synopsis op de achterflap, een goeie titel, een aanstekelijk eerste hoofdstuk... en dan zakt het verhaal in elkaar en blijft er vooral ontgoocheling over wat er niet gekomen is.
Margot Vanderstraeten wil in De vertraging het verhaal vertellen van een man die een onopgemerkt leven leidt en plots beslist zich een andere identiteit aan te meten om zo alsnog méér uit zijn leven te halen. Het zou het verhaal moeten zijn van een radicale omkering, van iemand die pas op middelbare leeftijd tot het besef komt in welk keurslijf hij geleefd heeft en die daar alsnog afstand van tracht te doen. De synopsis van het boek suggereert bovendien een surrealistisch tintje. De man in kwestie, Walter Cottyn, besluit volgens dat resumé immers niet zozeer zíjn leven te veranderen, maar wel om tijdelijk de identiteit van iemand anders over te nemen. Dat overkomt hem als het ware: de man die tegenover hem in de trein zit blijkt een tirannieke oude klasgenoot te zijn; wanneer hij zijn gsm vergeet, merkt Cottyn dat hij diens mobiele telefoon opneemt en voorwendt die ander te zijn. In het boek blijkt echter dat het slechts gaat om een stilistische vondst. Want hoewel Cottyn zichzelf een fictief leven toedicht, neemt hij het leven van zijn oude klasgenoot helemaal niet over. Zo ook gebruikt hij wel diens gsm, maar koopt hij er een andere kaart voor, zodat het nummer wijzigt. Het ontneemt het verhaal een extra dimensie en ook een stuk van zijn geloofwaardigheid.
Maar het ergste is wel dat de roman vaak gewoonweg saai is. Het verhaal van de enige zoon die zijn vader op jonge leeftijd verloor, een haast symbiotische relatie met zijn moeder aangaat en de nefaste gevolgen daarvan, is elders al beter en aangrijpender vertelt. Waar de kracht van het eerste hoofdstuk gedeeltelijk voortkomt uit de grote mate van suggestiviteit en uit het feit dat veel van de inhoud slechts op het einde van het boek zijn betekenis krijgt, wordt in de volgende hoofdstukken alles al te nadrukkelijk uitgelegd en toegelicht -- de lezer wordt wel erg aan het handje gehouden. Een voorbeeld hiervan: als Vanderstraeten Cottyn laat vertellen dat hij door zijn initialen al van bij zijn naamgeving "gedoemd was om als pispaal door het leven te gaan" voegt ze er voor alle duidelijkheid aan toe "Walter Cottyn, wc". Spijtig is dat. Want Vanderstraeten geeft bij momenten duidelijk blijk van literair vakmanschap. [Johan Van der Auweraert]
Drs. J. Hetebrij
Walter Cottijn is een wereldvreemde man van middelbare leeftijd die samen met zijn moeder in het bejaardentehuis woont waarvan zijn ouders in een ver verleden de eigenaars waren. Hij leeft volgens dezelfde regelmaat als de bejaarden en het oude, zieke lichaam kent geen enkel geheim voor Walter. Hij reist iedere dag per trein naar zijn werk, maar op een dag heeft deze vertraging en ziet hij zich gedwongen een andere trein te nemen. Door deze kleine verandering komt zijn kalme leven echter helemaal op de kop te staan. Nadat hij een oude vijand heeft herkend, besluit hij de identiteit van deze Van Branteghem een tijdje over te nemen en doet wanhopige pogingen om in de smaak te vallen bij de mooie Anja. Tweede roman van Vlaamse schrijfster (1967) die voor haar eerste de Debuutprijs van Vlaanderen kreeg. Tragikomische vertelling met dezelfde thematiek als haar debuut: eenzaamheid, isolement, ongelukkige jeugd. De naargeestige sfeer van het bejaardentehuis is bijzonder goed getroffen en de details over het verzorgen van oude mensen zijn gruwelijk schokkend. Normale druk.
Laat hieronder weten op welk e-mailadres je een bericht wil krijgen als dit item beschikbaar is. Dit is geen reservering. Je krijgt geen voorrang om dit item te lenen.
Je gaat akkoord dat we je een mail sturen om je aanvraag te bevestigen en je te verwittigen wanneer jouw artikel binnen is. Deze mails zijn eenmalig. Je kan je toestemming op elk moment intrekken via de link in de bevestigingsmail.